Meteorologische encyclopedie - hoofdstuk M
 
 
Maan:
De Maan is ongeveer een kwart zo groot als de planeet waarom hij draait, de Aarde. Omdat dat nogal groot is voor een maan, vinden sommige astronomen dat we de Maan als dubbelplaneet moeten beschouwen. Het oppervlak van de Maan is bezaaid met kraters. Sommige zijn zo groot
dat ze vanaf de Aarde met het blote oog kunnen worden gezien. Met een verrekijker zijn er al heel wat meer details op het maanschijf te zien,
en als we een telescoop gaan gebruiken, raak je niet snel uitgekeken. Helaas kunnen we vanaf de Aarde maar één zijde van de Maan zien.
De andere zijde staat steeds van ons afgekeerd. Dit komt door dat de Maan in ongeveer 27 dagen rond de Aarde draait, maar ook in ongeveer
27 dagen rond zijn as. Hierdoor keert de Maan altijd de zelfde zijde naar de Aarde. De achterkant van de Maan had men nog nooit gezien,
totdat de Russische ruimtesonde Loena 3 hem in 1959 voor het eerst fotografeerde.
 
Met het blote oog zijn duidelijk donkere en lichte gebieden op de Maan waar te nemen.
De donkere gebieden bestaan uit gestolde lava, dat vroeger uit het binnenste van de
Maan naar boven kwam zetten. Vroeger dacht men dat deze donkere gebieden zeeën waren. Daarom hebben de donkere gebieden nu nog namen als Zee der Stilte en Oceaan der Stormen. Overigens bleken er aan de achterkant van de Maan veel minder zeeën te zijn. Men denkt dat de maankorst daar dikker is, zodat de lava daar vroeger niet zo gemakkelijk naar boven kon komen. 
 
Zoals eerder vermeld, kunnen we slechts één zijde van de Maan zien. Dat zou 50% zijn. Maar omdat de baan van de Maan niet cirkelvormig is, en de Maan sneller draait naarmate hij dichter bij de Aarde staat, lijkt de Maan een beetje te schommelen, waardoor we net over de maanrand kunnen kijken, en zo 57% van zijn oppervlak vanaf de Aarde kunnen zien. Dit effect heet 'libratie'. 
 
Vanaf de Aarde gezien, vertoont de Maan 'schijngestalten' of 'fasen'. Dit houd in dat we soms de Maan niet kunnen zien (Nieuwe Maan), soms maar een helft kunnen zien (eerste of laatste kwartier) en dat soms de Maan helemaal verlicht is (Volle Maan). 
 
Dit wordt veroorzaakt door het feit, dat de Maan zelf geen licht geeft, maar het licht van
de Zon weerkaatst. Als de Maan nu in zijn baan tussen de Aarde en de Zon instaat, is de naar ons toegekeerde zijde van de Maan, onzichtbaar, terwijl de voor ons niet zichtbare zijde verlicht is. Staat de Maan nu 'achter' de Aarde, dan is het volle maan. Aan het begin van de maancyclus is het altijd nieuwe maan. Hierna groeit de Maan, via een sikkel naar Volle Maan (de wassende maan). Na volle maan 'krimpt' de Maan weer tot een sikkel,
om vervolgens weer te verdwijnen( afnemende maan). 
 
 
De Maan is het enige hemellichaam waarop mensen hebben gestaan. Op 21 juli 1969, landden Neil Armstrong en Buzz Aldrin als eerste mensen
op de Maan. Deze gebeurtenis werd door miljoenen mensen overal ter wereld live op televisie bekeken. Bekend zijn de woorden van Neil,
toen hij de eerste stap op de Maan zette: "Het is een kleine stap voor een mens, een enorme sprong voor de mensheid." 
 
Maanden: 
Maand was vroeger de benaming voor de omlooptijd van de maan. We kennen de astronomische maanden met verschillende definities afhankelijk van de omlooptijd van de maan om de aarde. Daarnaast wordt de burgerlijke maand onderscheiden met een geheel aantal dagen.
In de meteorologie wordt maandelijks de balans opgemaakt van het weer. De klimatologische maandoverzichten zijn op de website te vinden
op Klimaat gegevens.  
 
Maansverduistering op 3 maart 2007
 
Maansverduistering: 
Een maansverduistering doet zich voor wanneer de zon, de aarde en de maan op één lijn staan (met de aarde in het midden). Normaal weerkaatst de maan het licht van de zon naar de aarde, maar tijdens een maansverduistering staat de aarde in de weg en ontvangt de maan geen zonlicht: de maan bevindt zich
in de schaduw van de aarde. Het zonlicht dat door de aardatmosfeer dringt is rood, wat een rode gloed op de verduisterde maan kan veroorzaken. 
 
Een 'penumbrale' maansverduistering doet zich voor wanneer de maan door
de bijschaduw van de aarde trekt (het met grijs aangegeven deel van de aardeschaduw) en niet door de kernschaduw. In dat geval is de volle maan
wat minder helder. Een totale maansverduistering doet zich voor wanneer de maan wel door de kernschaduw (umbra) van de aarde trekt; als slechts een gedeelte van de maan door de umbra gaat, is er sprake van een gedeeltelijke maansverduistering. 
 
Maansverduisteringen doen zich alleen voor tijdens volle maan, wanneer de maan tegenover de zon staat. Er doet zich echter niet tijdens elke volle maan een verduistering voor, omdat de baan van de maan ongeveer 5,1° helt ten opzichte van de ecliptica (het vlak waarin de aarde rond de zon draait). Hierdoor kan een maansverduistering alleen optreden als de maan zich in een "knoop" bevindt, één van de twee punten waar het baanvlak de ecliptica snijdt. Meestal gaat de baan onder of boven langs de schaduwkegel van de aarde. 
 
In tegenstelling tot zonsverduisteringen, die in een klein gebied van de aarde
te zien zijn, zijn maansverduisteringen waarneembaar vanaf elke plek
waarvan men de maan kan waarnemen. Dit is op aarde, bij volle maan,
dus vrijwel overal waar het nacht is. De verduistering vindt immers plaats op
de maan zelf, die geen direct zonlicht ontvangt.
 
Tijdens een maansverduistering op aarde doet zich op de maan een zonsverduistering voor: de aarde staat voor de zon. De Oude Grieken concludeerden dat de aarde een bol was omdat tijdens maansverduisteringen de rand van de schaduw altijd rond was. 
 
Maart: 
Volgens de Oudromeinse kalender was maart de eerste maand van het jaar. De Romeinen spraken van Martius naar Mars, hun God van oorlog
maar ook van vruchtbaarheid en wasdom. In de volksmond wordt maart thor- of dondermaand genoemd naar de Germaanse God van donder
en oorlog, Thor of Donar. Tegenwoordig is maart de lentemaand, zeker nu door de opwarming het voorjaar in de natuur eerder begint. 
 
Maartse buien: 
Karakteristiek in het voorjaar is een weertype met buien afgewisseld door flinke zonnige perioden. In deze maand worden dat ook wel "Maartse buien" genoemd. Onze zuiderburen hebben het over voorjaarsbuien, terwijl Duitse en Engelse weerkundingen spreken over "Aprilwetter" en "April showers". Meestal is het dan guur met relatief lage temperaturen en een vlagerige wind.  
 
De koude uit de poolstreken afkomstige lucht wordt aan de achterkant van depressies naar het gebied van de Noordzee gevoerd. In het vroege voorjaar is de zee en de lucht vlak boven het
water warmer dan de poollucht op grote hoogte in de atmosfeer. Warme lucht is lichter dan koude, zodat het warme luchtlaagje vanaf de zee zal stijgen wat tot de vorming van talrijke wolken leidt. Dat proces is enigszins vergelijkbaar met opstijgende luchtbelletjes in een pan kokend water. In de atmosfeer kunnen de stapelvormige wolken tot enorme afzonderlijke buiencomplexen uitgroeien. 
 
Is het koud genoeg is kunnen de buien ook (natte) sneeuw opleveren met kans op plotselinge gladheid en vooral in de kuststreken soms nog een sneeuwtapijt achterlaten. In het binnenland sterft de buienactiviteit 's avonds snel uit omdat het daar dan sterk afkoelt.
 
Maartse buien foto: Kees Floor
 
Overdag, wanneer het land door de zon sterk wordt opgewarmd, bereidt de buienactiviteit zich landinwaarts uit en kunnen er ook daar fikse buien vallen. Toch leveren de "Maartse buien" in het algemeen maar weinig neerslag op, omdat ze snel passeren en maar kort duren. Tussen de buien
door klaart het flink op en heeft de lucht een diep blauwe kleur. Dat komt omdat de poollucht weinig verontreiniging bevat en relatief droog is.
Het zonlicht wordt dan minder verstrooid waardoor de stapelwolken tegen een mooie blauwe hemel afsteken 
 
Macroklimaat: 
Klimaat dat zich uitstrekt over een groot gebied. 
 
Maestro: 
Deze wind geeft een noordwestenwind in de buurt van de Adriatische Zee, wanneer boven de Balkan een lagedrukgebied ligt. Deze wind is een
frisse wind met rustig weer en lichte bewolking. 
 
Magnetische declinatie: 
De magnetische declinatie is de hoek tussen het geografisch noorden en het magnetisch noorden. Ze wordt uitgedrukt in booggraden en is positief wanneer het magnetisch noorden zich ten oosten van het geografisch noorden bevindt. De declinatie varieert in tijd en ruimte. In België wordt ze voortdurend door het KMI in de “Magnetische Observatoria” te Dourbes en Manhay alsook in het station van het Zwin gemeten. Het kennen van
de magnetische declinatie laat toe de aanduidingen op het kompas (gericht naar het magnetisch noorden) te corrigeren zodat de richting van het geografisch noorden aangegeven wordt. Het archeomagnetisme maakt het mogelijk de waarde van de declinatie in het verleden terug te vinden
door vroeger geregistreerde artefacten te onderzoeken. 
 
Magnetosfeer: 
Bovenste laag van de atmosfeer die zeer geleidelijk overgaat in de interplanetaire ruimte. De chemische samenstelling van de magnetosfeer is uitzonderlijk omdat het aandeel van waterstof 75% is, en de overige ruimte vrijwel geheel door helium wordt ingenomen. 
 
Main hours: (hoofduren)  
Meteorologische waarnemingen worden overal op de wereld op hetzelfde tijdstip en op dezelfde manier verricht. De tijd wordt overal aangegeven
in uren GMT. De main hours zijn 0000, 0600, 1200 en 1800 GMT. De waarnemingen die op de main hours worden verricht, hebben het grootste verspreidingsgebied. 
 
Mamma:
Bijkomende vorm van de wolkengeslachten cirrus, cirrocumulus, altocumulus, altostratus, stratocumulus en cumulonimbus. De mammas zijn
buidel- of uiervormige valstrepen aan de onderkant van een wolk, soms te zien bij zware neerslag. De wolk krijgt daardoor een zwaar beladen
en wel zeer dreigend uiterlijk.
 
Mammatus:
Aan de onderzijde van een buienwolk is soms een bijzondere vorm te zien die mammatus genoemd wordt. Het zijn als het ware vrouwenborstachtige uitstulpingen die ontstaan door dalende en stijgende turbulente bewegingen. Meestal zijn ze beter te zien aan de achterzijde
van de buienwolk.
 
Marin:
Een sterke zuidoostenwind in de Golf van Lion. Deze wind is na de Mistral de belangrijkste wind in de regio. Het is een warme vochtige wind,
die bewolkt weer geeft. Vaak gaat deze samen met regen en hoort bij depressies in Zuid Frankrijk of Noord Spanje.
 
Marinda:
Een lokale zeewind die vanaf de Middellandse Zee aan de kusten van Catalonië waait, in het noordoosten van Spanje.
 
Maritime lucht:
luchtsoort die zich boven een groot zeeoppervlak heeft gevormd. Maritieme lucht heeft als eigenschap, dat ze veel meer vocht bevat dan continentale lucht van dezelfde geografische breedte.
 
Maritieme meteorologie:
De maritiem meteoroloog is gespecialiseerd in het maken van verwachtingen voor de scheepvaart. De berichten voor de scheepvaart worden
24 uur per dag bewaakt in samenwerking met Rijkswaterstaat. Naast verwachtingen en waarschuwingen, houdt de maritiem meteoroloog ook de waterstand en de golfhoogtes langs de kust en het IJsselmeer in de gaten. Het bekendst zijn de wind- en stormwaarschuwingen die de maritieme meteorologen in De Bilt uitgeven. Het KNMI begon in 1864 met stormwaarschuwingen en was een van de eerste instituten in de wereld met een officiële stormwaarschuwingsdienst. Wanneer windkracht 6 of meer wordt verwacht wordt een windwaarschuwing gegeven.
 
Mastjaar:
Een mastjaar is een jaar waarin bomen veel vruchten leveren. Het woord is echter een beetje in de vergetelheid geraakt. Het komt uit vroeger
tijden toen varkens in de herfst het bos in werden gestuurd om zich tegoed te doen aan eikels, beukenootjes en andere boomvruchten. Waren die vruchten in overvloed aanwezig dan werden de varkens goed (vet) gemest. "Mast" is een oud woord voor mest in de betekenins van vetmesten.
 
Matige koelte:
Benaming op zee van de windkracht 4 op de schaal van Beaufort.
 
Matige vorst:
Vorst betekent in de meteorologie dat de temperatuur op waanemingshoogte van anderhalve meter boven de grond onder het vriespunt komt. Wanneer de temperatuur lager is dan -5,0 graden en ligt tussen -5,1 en -10,0 graden is dat matige vorst.
 
Matige wind:
Windkracht 3 of 4 op de schaal van Beaufort met een 10 minuut gemiddelde windsnelheid van 12- 19 km/uur (3,4- 5,4 meter per seconde)
voor windkracht 3 en 20 -28 km/uur (5,5- 7,9 meter per seconde) voor windkracht 4. In een matige wind, windkracht 3 waait stof of en bij windkracht 4 raakt bijvoorbeeld ook je haar in de war. Bij windkracht 3 bewegen bladeren en twijgen, bij windkracht 4 bewegen kleine takken. Spinnen, luizen en sprinkhanen verplaatsen zich niet bij windkracht 3, terwijl windkracht 4 ideaal is voor trekvogels. Kevers blijven dan aan de
grond en muggen steken niet meer. Op zee veroorzaakt een matige wind kleine golven, bij windkracht 4 met brekende toppen en witte schuimkopjes. Een matige wind van windkracht 3 of meer wordt in De Bilt jaarlijks gemiddeld (1971-2000) gedurende 44,79% van het totale
aantal uren gemeten, in Den Helder is dat 77,61%.
 
Mauritius-orkaan:
Tropische cycloon in de Indische Oceaan in de buurt van de eilanden Madagascar en Mauritius. Deze wervelstormen komen vooral voor in de maanden januari t/m maart.
 
Maximale mengverhouding:
De mengverhouding die bij een bepaalde temperatuur maximaal mogelijk is.
 
Maximale vochtigheid:
Hoeveelheid waterdamp die de lucht maximaal kan bevatten bij een bepaalde temperatuur. Hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de maximale vochtigheid.
 
Maximumtemperatuur:
Op meteorologische stations wordt de temperatuur van de lucht volgens internationale afspraak gemeten in graden Celsius op een hoogte van anderhalve meter boven een open grasvlakte. De maximumtemperatuur is de hoogst gemeten temperatuur over een bepaalde periode. Voor klimatologische overzichten wordt de maximumtemperatuur bepaald over het tijdvak 0- 0 uur UT, voor de actuele weerrapporten over de
periode 6- 18 uur UT of 7- 19 MET. De maximumtemperatur wordt in ons land in de regel 2 tot 3 uur na de hoogste stand van de zon bereikt.
Thermometer die gebruikt wordt voor het meten van de hoogste temperatuur gedurende een bepaalde periode. De professionele versies werken
op hetzelfde principe als dat van een koortsthermometer waarbij in de buis een vernauwing is aangebracht die, wanneer de temperatuur terug zakt, de kwikkolom doet onderbreken. Een ander, courant in de winkel verkrijgbaar type is een combinatie van een minimum- en maximumthermometer, de zgn. thermometer van Six.
 
Mediocris:
In vertikale richting middelmatig ontwikkelde Cumulus bewolking.
 
Mediterraan klimaat:
In de landen rond de Middellandse Zee zijn de zomers warm en droog en de winters zacht maar met veel neerslag. Het mediterrane klimaat komt echter niet alleen in Zuid-Europa voor maar bijvoorbeeld ook in delen van Californië, Midden-Chili, de punt van Zuid-Afrika en West- en Zuid-Australië.
 
Meerdaagse weersverwachting:
De meerdaagse van het KNMI bestaat uit een verwachting in tekst en een tabel met de verwachte waarden van de maximum- en minimum-temperatuur, de procentuele kans op zon, de verwachte windrichting- en kracht en de verwachte hoeveelheid neerslag en de procentuele kans
op neerslag tot vijf dagen vooruit. Daarbij worden ook de marges van de verschillende uitkomsten vermeld. De gegevens zijn gebaseerd op de berekeningen van het Europees Weercentrum ECMWF in Reading en het inzicht van de meteorologen in De Bilt. De meerdaagse van het KNMI
biedt bovendien een trendverwachting voor 6 tot 9 dagen vooruit.
 
Meetboei: 
Op zo’n 3000 plekken op zee wordt tegenwoordig automatisch de temperatuur en het zoutgehalte van het water gemeten. De Argo floats, zoals deze meetboeien wereldwijd worden genoemd, verzamelen gegevens tot een diepte van 2 kilometer in zee, de bovenste laag water dus. 
 
Die informatie is vooral van belang voor het maken van berekeningen en voorspellingen van de zeespiegelstijging. De opwarming van het zeewater onder invloed van het broeikaseffect, die leidt tot uitzetting van het water, is een van de belangrijkste oorzaken van de stijgende zeespiegel.
Verder worden de metingen op zee gebruikt bij het maken van maand- en seizoensverwachtingen.
De gegevens hebben inmiddels al veel kennis opgeleverd over het ontstaan en de ontwikkeling van tropische stormen, zoals de hurricanes in het Caribisch gebied. De plannen om een waarneemnetwerk
van 3000 Argo floats op zee te realiseren zijn in 1998 gelanceerd. Zo’n dertig landen uit de wereld en Europese Unie zijn nauw betrokken bij de opzet en het in stand houden van het netwerk. Het KNMI is vertegenwoordigd met elf Nederlandse Argo floats.  
 
De leeftijd van een Argo float is ongeveer vier jaar. Om het netwerk in stand te houden moeten er dus steeds weer nieuwe bijkomen. Er wordt gewerkt aan plannen om het netwerk op peil te houden zodat
ook volgende generaties ervan kunnen profiteren. 
 
Meetboei  Bron: BSH
 
Dankzij de gegevens, die de eerstkomende jaren kunnen worden verzameld, krijgt de meteorologische wereld de beschikking over een
klimatologisch archief dat gebruikt kan worden voor onderzoek en nieuwe inzichten kan opleveren over de verandering van het klimaat. Ook voor
de visserij en bij het opsporen van olievlekken op zee komt de informatie goed van pas. Men kan er uit afleiden in welke richting en met welke snelheid het water in de oceaan stroomt en hoe dat de temperatuur van het water beïnvloedt. Ook kunnen kaarten worden gemaakt van de verschillen in zoutgehalte van het water. Het meetnet van Argo floats levert aanzienlijk meer en ook betrouwbaardere gegevens op dan voorheen met weerschepen mogelijk was. Bovendien is de informatie direct voor iedereen wereldwijd beschikbaar via internet. Het aantal weerschepen is de laatste jaren aanzienlijk minder geworden. Naast Argo floats leveren ook satellieten tegenwoordig gedetailleerde gegevens op van het weer op zee.
Lees meer over boeien
 
Cabauw meetmast  Bron: KNMI
 
Meetmast: 
In Cabauw, vlak bij Lopik, staat een meetmast van het KNMI met een hoogte van
213 meter. De mast wordt gebruikt voor meteorologische metingen in de onderste paar honderd meter van de atmosfeer, de zogenoemde grenslaag. Juist in die onderste meters spelen zich processen af, die van groot belang zijn voor het weer
aan het aardoppervlak en het klimaat. De meetmast Cabauw, die in 1972 in gebruik
is genomen, was één van de eerste weerstations waarvan de gegevens automatisch
in De Bilt worden ingezameld. Op verschillende hoogtes van de mast staan instrumenten voor metingen van temperatuur, wind, vochtigheid en straling. Op elke niveau zijn drie uithouders aangebracht waarop de metertjes staan. Zo worden voor elke windrichting betrouwbare metingen verkregen. 
Lees meer over de meetmast
 
Mei: 
Mei is genoemd naar Maja, de godin van wat bloeit en groeit in het voorjaar en van
de vruchtbaarheid van de vrouw.  De maand wordt daarom ook wel bloei-, bloemen- of Vrouwenmaand genoemd. . 
 
Mei is de afsluitende maand van de meteorologische lente en de zonnigste van het jaar. Zeker overdag is het vaak warm , maar 's nachts is vorst aan de grond nog goed mogelijk. De IJsheiligen van 11 tot en met 14 mei zijn er berucht om en worden door de vorstschade aan bloeiende gewassen gevreesd door de land- en tuinbouw
 
Meltemi: (Etesische wind) 
Deze wind ontstaat in de zomer boven de Egeïsche Zee. Het is een harde wind die over de Griekse eilandenwaait. Vaak wordt windkracht 7 of 8 gehaald. In Turkije staat deze wind bekend als Meltemi en in Griekenland als Etesische wind. Boven de Egeïsche Zee heeft de wind zomers een noordelijke windcomponent. Dit wordt veroorzaakt door drie verschillende gebeurtenissen: 
 
1: De invloed van een diep lagedrukgebied boven Noord India dat de moesson veroorzaakt in Azië. Een uitloper strekt zich uit tot Italië,
    doordat boven de Sahara een atmosferische depressie ontwikkelt. 
2: Versterking van het Azorenhogedrukgebied dat haar invloed ver oostelijk uitgebreid. Dit gebeurt vooral in de zomer. 
3: Versterking van het windveld in de Egeïsche Zee door de warmte van Turkije. Hier ontstaat een klein thermisch lagedrukgebied.
    Deze laatste is vooral belangrijk voor het ontstaan van de wind. 
 
Deze wind zorgt voor droog en een goed weertype. De grootste hitte wordt hierdoor getemperd. De wind waait van mei tot september en gaat 's nachts liggen. Vooral langs de kust waar de aflandige wind uit de heuvels en bergen van Griekenland de zee bereikt kan turbulentie ontstaan. 
 
Menglaag:
Luchtlaag waarvan de lucht door turbulentie of convectie dooreen gemengd en homogeen wordt.
 
Mengverhouding:
Het aantal grammen waterdamp per kg droge lucht.
 
Mercalli schaal van:
Deze schaal is door de Italiaan Mercalli in 1902 bedacht. Men beschikte toen nog niet over de gevoelige apparatuur van tegenwoordig.
De intensiteit geeft aan in welke mate een aardbeving is gevoeld, welke uitwerking deze aardbeving heeft gehad op mensen, dieren, voorwerpen
en gebouwen. Bij de zwaardere bevingen wordt ook gekeken naar verschijnselen zoals een golvend landschap. Aan de hand van de waargenomen verschijnselen kan grofweg de omgeving van epicentrum bepaald worden. De schaal van Mercalli wordt aangegeven in Romeinse cijfers en loopt
van I (niet gevoeld), tot XII (buitengewoon catastrofaal). In Nederland liggen de maximaal te verwachten intensiteiten rond de VII-VIII (bijv. Roermond beving).
 
Meridiaan: (lengtecirkel)
Denkbeeldige halve cirkel lopend van noordpool naar zuidpool, om plaatsbepaling op aarde mogelijk te maken. Er zijn 360 meridianen.
Volgens afspraak heeft men de meridiaan over Greenwich vastgesteld als nulmeridiaan. Vandaar uit zijn er 180 halve cirkels ten oosten van
deze lijn getrokken (maximaal 180° oosterlengte, OL) en 180 halve cirkels ten westen van deze lijn (maximaal 180° westerlengte, WL).
De 180° WL en 180° OL vallen samen. Samen met de parallellen vormen deze lengtecirkels het graadnet, zodat elke plaats op de wereld
een uniek snijpunt van een meridiaan en een parallel heeft.
 
Meridionale circulatie:
Eén van de drie hoofdcirculatietypen uit de circulatieclassificatie. De gemiddelde stroming loopt ongeveer evenwijdig aan de meridianen.
Een vrijwel stationair (blokkerend) hogedrukgebied ligt tussen 50 en 70° NB, terwijl zich op lagere breedte soms ook een vrijwel stationair lagedrukgebied bevindt. Voorbeelden van meridionale circulaties zijn de noordcirculatie, de noordoostcirculatie, de oostcirculatie,
de zuidoostcirculatie en de zuidcirculatie.
 
Meridionalis:
Latijnse naam voor de zuidelijke windrichting.
 
Mesopauze:
De bovenste begrenzing van de mesosfeer op een hoogte van ca. 85 km. Daar worden de laagste temperaturen van de atmosfeer gemeten die kunnen dalen tot 80 á100°C beneden het vriespunt. Boven de mesopauze begint de thermosfeer.
 
Mesoscale Convective Complex (MCC):
Een mesoscale convective complex is de naam voor een groot gebied met onweer, dat het vaakst in de loop van de nacht ontstaat. Droge lucht
zal sneller afkoelen dan vochtige lucht. In de loop van de avond en de nacht kunnen daardoor op het grensvlak tussen droge en vochtige lucht
forse temperatuurverschillen ontstaan. Wanneer er een stroming os vanuit de vochtige luchtmassa in de richting van de droge lucht, zal de
vochtige lucht gedwongen worden te stijgen. Wanneer die vochtige lucht ook nog een goed warm is, kan een groot gebied met onweer ontstaan.
Dit gebeurt vaak in de Verenigde Staten, waar MCC's grote regenbrengers zijn in de agrarissche gebieden, maar soms ook in Europa. Een MCC
kan zo groot worden als de hele Benelux.
 
Mesosfeer:
Luchtlaag van de atmosfeer die zich boven de stratopauze uitstrekt (tussen 40 en 80 km hoogte). Aan de stratopauze bedraagt de temperatuur
nog gemiddeld zo'n 30 á 50°C; naarmate men hoger gaat daalt deze temperatuur tot aan de mesopauze.
 
METAR: (Meteorological Aërodrome Report)
Routinematige waarneming op een luchthaven, bestemd voor internationaal gebruik. Deze wordt ieder half uur verricht en bestaat uit een zgn.
self evident code. Dat betekent, dat de code met een minimum aan toelichting kan worden gelezen. De METAR wordt eventueel voorzien van
een landingsverwachting (TREND). 
 
Meteoor:
Brokstuk of stofdeeltje uit de wereldruimte dat de aardbaan kruist. Bij binnendringen wordt dit door de wrijvingswarmte verhit, zodat een
opgloeiend spoor is te zien ("vallende ster"). De meeste meteoren verbranden geheel in de dampkring Van grotere exemplaren kan een restant
op aarde neerkomen. Dat restant noemen we dan een meteoriet.
 
Meteograaf:
Toestel dat de combinatie is van een thermo-, hygro- en barograaf en zodoende de temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en luchtdruk continu registreert.  
 
Meteorologie:
Meteorologie is de wetenschap die de fysische en chemische eigenschappen van de atmosfeer bestudeert. Het woord, geïntroduceerd door Aristoteles, de grondlegger van de meteorologie en schrijver van de meteorologica, is afgeleid van het Griekse meteooros (hoog in de lucht) en
logos (woord of rede). Het onderzoeksterrein bestrijkt de factoren die het weer bepalen, zoals temperatuur, luchtdruk, vochtigheid, neerslag,
wind en zon. In de meteorologie worden regels en wetmatigheden onderzocht van weersverschijnselen om het weer te kunnen verklaren.
 
Meteorologische boei:
In zee drijvend vat, waaraan een aantal meteorologische waarnemingsinstrumenten is bevestigd. Door middel van een zender wordt de meteorologische informatie automatisch aan een landstation doorgeseind. De boeien drijven los. Zodra ze te dicht een kust naderen, worden ze opgevist en eventueel elders weer uitgezet.
 
Meteorologische calamiteit:
Het optreden van fenomenen als storm, mist en ijzel. Vanwege het levensgevaar voor de bevolking en de vele vragen vanuit de media, wordt er in voorkomende gevallen een enorme druk op de dienstdoende meteorologen gelegd. Zo plannen bijv. de brandweerkorpsen hun personele inzet op
het verwachte verloop van een zware storm. Zij willen daarom veel informatie. En tijdens mist- en ijzel situaties willen de wegbeheerders meer informatie. Deze werkzaamheden horen thuis bij de normale werkzaamheden van de operationele meteorologie.
 
Meteorologische code:
Voor de uitwisseling van meteorologische gegevens, zoals waarnemingen aan het aardoppervlak, worden internationaal, regionaal of nationaal vastgestelde codes en codevormen gebruikt. Elk codebericht bestaat in de regel uit één of meer groepen van vijf cijfers, veelal voorafgegaan door een codewoord (codenaam). Voor elk codebericht geldt een codevorm waarin de volgorde van de te rapporteren gegevens is vastgelegd.
Sommige codeberichten of onderdelen daarvan worden over de hele wereld verspreid, andere slechts regionaal of nationaal.
 
Meteorologische herfst:
Periode van 1 september tot 1 december. Voor meteorologische doeleinden loopt de meteorologische herfst niet synchroon met de herfst
volgens de kalender. Dit geldt ook voor de andere seizoenen.
 
Meteorologische lente:
De meteorologische lente op het noordelijk halfrond van 1 maart tot en met 31 mei. Op het zuidelijk halfrond begint de meteorologische lente volgens de klimatologische indeling op 1 september en eindigt op 30 november.
 
Meteorologische winter:
De meteorologische winter is die van de maanden december, januari en februari op het noordelijk halfrond en juni, juli en augustus op het zuidelijk halfrond. Als men het heeft over de gemiddelde wintertemperatuur, dan is die berekend aan de hand van deze periode
 
Meteorologische zomer:
Om praktische redenen begint de meteorologische zomer eerder, op 1 juni op het noordelijk halfrond en op 1 december op het zuidelijk halfrond. Deze duurt dan tot 1 september respectievelijk 1 maart.
 
Meteoroloog:
De meteoroloog of weerkunde houdt zich bezig met meteorologie om uit het scala aan waaremingen en gegevens weersverwachtingen en waarschuwingen te maken. Lees meer over opleiding tot meteoroloog
 
 
Meteosat-satelliet: 
De Meteosat is een Europese satelliet van de satellietorganisatie Eumetsat in Darmstadt. De meeste Europese landen, ook Nederland, zijn vertegenwoordigd in
de Eumetsat dat in 1986 werd opgericht. 
 
De Meteosat is een geostationaire satelliet op 35.800 km hoogte en op een vast
punt boven de aarde. Inmiddels zijn er verschillende Meteosat-satellieten in omloop
en de nieuwste is de Meteosat Second Generation (MSG). De Meteosat MSG levert veel gedetailleerder informatie dan zijn voorgangers.
De satelliet maakt ieder kwartier een opname van de hele aardbol met een relatief hoog oplossend vermogen (3 bij 3 vierkante kilometer) in liefst twaalf golflengte gebieden. In één golflengte gebied wordt zelfs een opname gemaakt met een oplossend vermogen van 1 bij 1 kilometer. 
Lees meer over weersatellieten
 
Meteo-tsunami: 
Een tsunami is een vloedgolf uit zee die door een aardbeving in de aardkorst onder de oceaan wordt opgewekt. Tsunami’s kunnen ook veroorzaakt worden door aardverschuivingen onder de zeebodem, enorme vulkaanuitbarstingen en inslagen van meteorieten. Ook het weer kan aanleiding geven tot een zeer bescheiden tsunami.  
 
Meteo-tsunami’s, zoals ze worden aangeduid, hangen samen met plotselinge variaties in de luchtdruk. De luchtdruk kan plotseling veranderen wanneer zware buien overtrekken. Om een meteo-tsunami te veroorzaken moeten de luchtdrukvariaties zich voordoen boven relatief ondiep water en recht op een haven of baai aankoersen. Bovendien moeten er toevallige resonantie effecten optreden die elkaar versterken waardoor de golven kunnen groeien.  
 
In ons land worden dergelijke meteo-tsunami's seiches genoemd. Seiches zijn niet zeldzaam: in de Rotterdamse haven komen seiches van meer dan 25 cm hoogte gemiddeld zo’n acht keer per jaar voor, vooral tussen augustus en maart. 
Lees meer over de tsunamie
 
Haven van Ciutadella (Menorca) na de rissaga   van 15 juni 2006
 
Methaan: 
Methaan is na kooldioxide het belangrijkste gas dat bijdraagt aan de versterking van het broeikaseffect door de mens. Uit onderzoek van oude ijskernen blijkt dat methaan al sinds jaar en dag in de atmosfeer voorkomt. Variaties in de hoeveelheid in het verleden hangen sterk samenhangen met veranderingen in temperatuur en kooldioxide (CO2). De ijstijden kenden de kleinste hoeveelheden methaan, terwijl deze in warme periodes (interglacialen) weer toenamen. Sinds de achttiende eeuw is de hoeveelheid methaan in de atmosfeer scherp toegenomen (met ongeveer 150%).
In de huidige atmosfeer is meer dan de helft van het methaan het gevolg van menselijk handelen. De belangrijkste nieuwe bronnen zijn de productie en het gebruik fossiele brandstoffen (kolen, olie, gas), rijstbouw, veeteelt en afvalverwerking. Ook bij bosbranden en uit bevroren toendra's (smeltende permafrost in Siberie en Canada) komt methaan vrij.
 
Microbarometer: 
Een microbarometer is een zeer gevoelige -vandaar micro- en hoog frequente variant van de barometer. De microbarometers, die de luchtdruk
zeer nauwkeurig meten, worden geplaatst in arrays, een serie van instrumenten, zodat de richting waarvandaan het infrageluid komt bepaald
kan worden. 
 
Microklimaat: 
Het klimaat in een zeer beperkt gebied, zoals een tuin of een stad. Bij het bodemoppervlak oefenen vegetatie, grondsoort en reliëf grote invloed
uit op de warmte en vochtuitwisseling tussen bodem en atmosfeer. De invloed is het sterkst in de onderste paar honderd meter boven de bodem,
de grenslaag. Het klimaat in deze zone wordt microklimaat genoemd. In de binnenstand houden steen en beton de warmte van de zon overdag
lang vast, zodat het in stedelijke gebieden 's nachts vaak warmer blijft dan daar buiten. 
 
Middelbare bewolking:
Het weer speelt zich af in de onderste 10 kilometer van de atmosfeer, de troposfeer. Wolken halverwege die laag, tussen 2 en 6 kilometer,
worden middelbare wolken genoemd. In de meteorologie worden drie soorten onderscheiden: altocumulus (grote schaapjeswolk), altostratus
(zon of maan blijven zichtbaar als of ze door matglas schijnen) en nimbostratus (een donker grijze regenlucht).
Lees meer over wolken
 
Middellange-termijnverwachting:
Weersverwachting geldig voor een periode van 2 tot 5 dagen vooruit. Bij verwachtingen voor deze termijn maakt de meteoroloog veelvuldig
gebruik van moderne meteorologische modellen, zoals het ECMWF-model. Hoe langer de termijn, des te groter daarnaast de rol van de statistiek wordt. Verder is de informatie van weersatellieten en weerkaarten van belang, maar vooral voor het ijken en interpreteren van de modeluitvoer.
De inbreng van de meteoroloog in de middellange-termijnverwachting is veel kleiner dan bij de korte-termijnverwachting.
 
Midden Europese Tijd MET:
De Midden Europese Tijd (MET) is de tijd die hoort bij de meridiaan van 15 graden Oosterlengte. Dit is de Universal Time + 1 uur. De normale tijd (wintertijd) in Nederland behoort hier toe.
 
Midden Europese Zomer Tijd MEZT:
De Midden Europese Zomer Tijd (MEZT) is de tijd die hoort bij de meridiaan
van 15 graden Oosterlengte. Dit is de Universal Time + 2 uur. De zomertijd in Nederland behoort hier toe.
 
Middernachtzon: Ten noorden van de Noordpoolcirkel en ten zuiden van de Zuidpoolcirkel, op 66,5 graden noorder- en zuiderbreedte, gaat de zon hartje zomer niet onder.
 
Een deel van Scandinavië beleeft daardoor de Middernachtzon. Door de
schuine stand van de as waar de aarde om draait komt de zon op het Noordelijk Halfrond in de zomer hoger boven de horizon dan in de winter en schijnt de zon in de zomer langer dan in andere jaargetijden.
 
In Noord-Europa is het daardoor 's zomers langer licht dan in Zuid-Europa,
een effect dat ook in ons eigen land merkbaar is. Op de Waddeneilanden kan
de zon nu ongeveer een half uur langer schijnen dan in het zuiden van
Limburg. waardoor een deel van Scandinavië de Middernachtzon beleeft. 
 
Middernacht zon Verloop van 18,00 tot 06,00 
 
Milieusatelliet Envisat:
In 2002 is de Europese milieusatelliet Envisat van ruimtevaartorganisatie ESA gelanceerd. Het is de grootste Europese satelliet die draait op
800 kilometer hoogte in een baan over de Noord- en Zuidpool. De Envisat heeft tien instrumenten aan boord, waaronder Sciamachy, waarmee
de luchtkwaliteit wordt gemeten. De satelliet laat zien waar bepaalde broeikasgassen zitten en biedt mogelijkheden om de naleving van het
Kyoto-protocol te controleren. Kyoto verplicht landen de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Daarnaast kan de Envisat olievlekken opsporen, de vegetatie in kaart brengen, bosbranden volgen en ook vulkaanuitbarstingen, aardbevingen en ijsbedekking waarnemen. Voor
onderzoek van de ozonlaag is de satelliet uitgerust met het Sciamachy-instrument. Sciamachy wordt in 2004 aangevuld met het Ozone
Monitoring Instrument (OMI), een samenwerkingsproject tussen Finland en Nederland. OMI krijgt een plek op een Amerikaanse satelliet.
 
Milieu:
De uitwendige omstandigheden die invloed hebben op leefomstandigheden, hjet welzijn van planten, dieren en mensen, van water, bodem of
het leefklimaat. De aantasting van het mileu staat in het middelpunt van de belangstelling van de klimaatonderzoekers vanwege de veranderingen
van het klimaat die daardoor veroorzaakt worden.
 
Millibar:
Oud eenheid van de luchtdruk, de kracht waarmee de lucht op het aardoppervlak drukt, (1 millibar = 100 Newton per vierkante meter).
Het Internationale Systeem van Eenheden (SI) schrijft tegenwoordig de Pascal voor als de eenheid van druk. De luchtdruk is normaal op zeeniveau ruim 100.000 Pascal. Hecto betekent honderd, zodat 100.000 Pascal gelijk is aan 1000 hectopascal (hPa). De hectoPascal (hPa) is precies gelijk
aan de millbar: 1000 millibar is dus hetzelfde is als 1000 hPa.
 
De Pascal is genoemd naar de Franse geleerde laise Pascal (1632-1662), die vooral bekend werd om zijn natuurkundige wetten voor vloeistoffen
en gassen. De luchtdruk is normaal op zeeniveau ruim 100.000 Pascal. Hecto betekent honderd, zodat 100.000 Pascal gelijk is aan 1000 hectoPascal (hPa).
 
De millibar is precies gelijk aan de hectopascal: 1000 millibar is dus hetzelfde is als 1000 hectoPascal. Voor zover al gebruik werd gemaakt van
de millibar verandert er dus niets aan de getallen, maar alleen aan de naam van de eenheid waarin de druk wordt aangegeven. De millimeter kan worden omgerekend naar hectopascal door die getallen met 1,33 te vermenigvuldigen. Voor centimeters is de omrekeningsfactor dus 13,3.
 
Minimum thermometer:
Thermometer die gebruikt wordt voor het meten van de laagste temperatuur.
 
Minimumtemperatuur:
Op meteorologische stations wordt de temperatuur van de lucht volgens internationale afspraak gemeten in graden Celsius op een hoogte van anderhalve meter boven een open grasvlakte. De minimumtemperatuur is de laagst gemeten temperatuur over een bepaalde periode.
Voor klimatologische overzichten wordt de maximumtemperatuur bepaald over het tijdvak 0- 0 uur UT, voor de actuele weerrapporten
over de periode 18- 6 uur UT of 19 -7 uur MET.
 
Minvano:
Een lokale wind, die voorkomt in Brazilië. Het is een zwakke siroccoachtige wind vanaf de ampero naar de zuidelijke kusten van het land. 
 
 
Mist: 
Mist kan zich vormen door afkoeling van zeer vochtige lucht (tot onder het dauwpunt) of door menging van koude met warme vochtige lucht. De vorming van mist hangt af van
veel factoren, zoals begroeiing, reliëf en de nabijheid van open water.Mist kan ontstaan
door afkoeling rond zonsondergang of vaak pas tegen zonsopkomst en vormt zich het
eerst boven een weiland waarschijnlijk in de buurt van een sloot waar de lucht vochtig is.
De eerste mist zien we dus meestal langs de weg en mistbanken die de weg opdrijven
lossen daar in eerste instantie op door luchtbeweging en warmte van het verkeer. De mistvrije "tunnel" kan op sommige weggedeelten een tijdje standhouden, maar op andere plaatsen hangen de mistbanken meteen over de weg.  
In de meteorologie wordt mist als volgt onderverdeeld:
 
Zeer dichte mist - zicht minder dan 50 meter 
Dichte mist - zicht minder dan 200 meter 
Mist - zicht minder dan 1000 meter 
Nevel - zicht meer dan 1000 meter  
 
Mistaanslag: 
Afzetsel van niet onderkoelde mistdruppels (of wolkendruppels) op voorwerpen waarvan de oppervlaktetemperatuur hoger is dan 0°C. 
 
Mistbanken: 
Mistgebieden met geringe ertikale en horizontale afmetingen, meestal met zeer dichte mist  
 
Mistboog: 
Een mistboog ontstaat net als een regenboog als waterdruppels door de zon worden beschenen. Bij mist zijn de druppeltjes echter heel klein. Het uiterlijk van een regenboog verandert naarmate de waterdruppels kleiner worden. Een mistboog is meestal maar flets doordat de kleuren elkaar grotendeels overlappen. Hierdoor is de boog witachtig met hoogstens alleen aan de rand wat verkleuring.  
 
De afmeting van een mistboog ook kleiner dan die van een regenboog en de overtallige bogen staan op een grotere afstand van de boog. Behalve in mist is de mistboog ook te zien in wolkenbanken, maar dan heeft hij een verbrokkeld uiterlijk zodat hij lastiger is te herkennen. In mist blijft de vorm van de boog daarentegen meestal wel goed herkenbaar. Een complete mistboog is zelden te zien, hoewel je hem door middel van een felle lamp zichtbaar kunt maken in dichte mist  
 
Mistboog in Egypte, gefotografeerd op 29 maart 2006(foto: Roy Keeris) 
 
Mistdag: 
Een mistdag is een dag waarop voorwerpen op 2 meter hoogte en 1 km afstand niet meer te herkennen zijn als gevolg van in de lucht zwevende waterdruppeltjes of ijskristallen 
 
Mistral: 
Is de naam van een koude noordelijke valwind in de Rhone-vallei in Frankrijk. Hij strekt zich verder uit over de Middellandse Zee, ten zuiden van de Rhone-delta, tot aan Corsica. De richting van de mistral is steeds uit de noordelijke sector. De gemiddelde snelheid ervan aan het aardoppervlak gemeten bedraagt zo'n 50 km/h. Naar de monding toe van de Rhone loopt die snelheid op tot zelfs 80 á100 km/h, te wijten aan de versmalling
van de Rhone-vallei. Op lage hoogte is hij heviger bij helder dan bij betrokken weer. De mistral vertoont een uitgesproken dagelijkse schommeling; het maximum komt voor tussen 13 en 17 uur. De belangrijkste eigenschappen van de mistral zijn: zijn frequentie, zijn kracht en de koude droogte.
Zijn duur is variabel, maar meestal duurt hij enkele dagen. 
 
Mistral Bru: 
Lokale wind in Frankrijk. Het is in tegenstelling tot de echte mistral een zeewind vanaf de Middellandse Zee. Deze zeewind brengt nogal eens wat regen mee in de buurt van Marseille. 
 
Mistral general: 
Lokale wind uit noord tot noordwest in het Zuid-Franse Rhóne-dal. Deze mistral is vooral in de zomer actief en ontstaat ten gevolge van een isobarische situatie. Bij voldoende gradiënt tussen een lagedrukgebied boven de Golf van Genua en een uitloper van het Azoren-hoog boven
Midden-Frankrijk komt deze koude valwind op gang. 
 
Mistral locale: 
Koude valwind uit noord tot noordwest in het Zuid-Franse Rhóne-dal. Deze mistral manifesteert zich vooral in het winter-halfjaar. Boven het dan relatief warme water van de Middellandse Zee ontstaat een lagedrukgebied en boven het koude Centraal Massief een hogedrukgebied. Er komt
een stroming op gang van het hoge- naar het lagedrukgebied, vanaf Het Centraal Massief naar de Middellandse Zee dus, door het Rhóne-dal. 
 
Modderstromen:
Modderstromen, ook wel bekend als flash floods, ontstaan als de bodem verzadigd raakt door bijvoorbeeld overvloedige regen of smeltwater
en gaat vloeien. Een modderstroom kan zich met snelheden van tientallen kilometers per uur verplaatsen en een ramp veroorzaken. 
 
Moesson: 
De benaming moesson werd oorspronkelijk gebruikt om winden bij de Arabische Zee aan te duiden die gedurende zes maanden waaien uit noordoostelijke richting en uit zuidwestelijke richting gedurende de overige zes maanden. De voornaamste oorzaak van het ontstaan van die
winden is het seizoensgewijze verschil tussen de temperatuur van de zee en het vasteland. In beginsel komen deze winden overeen met land-
en zeebries, maar hun periode strekt zich hier over een heel jaar uit in plaats van een dag. Ook zijn hier uitgestrekte gebieden bij betrokken in
plaats van een smalle strook. De gebieden die voor moessoncirculaties in aanmerking komen zijn de gebieden aan de keerkringen. Tijdens het zomerseizoen ontstaat boven Centraal-Azië een uitgestrekt laag waarbij in zulke mate lucht wordt aangezogen dat de invloed tot op de westelijke Stille Oceaan en over gans de Indische Oceaan waarneembaar is. 
 
Dit is de zomermoesson of zuidwestmoesson die warme en vochtige lucht over het zuidelijk gedeelte van het vasteland aanvoert, wat op hoger gelegen gebieden overvloedige neerslag met zich meebrengt. Gedurende het winterseizoen strekt zich boven Centraal-Azië een uitgebreid en krachtige anticyloon uit waarbij koude en droge luchtmassa's zich naar de evenaar verplaatsen waar deze een snelle transformatie ondergaan
en in de passaatwinden van het noordelijk halfrond overgaan. Dit is de winter- of noordoostmoesson.  
 
Moessonklimaat:
Klimaat dat wordt bepaald door het overheersen van maritieme luchtsoorten in de zomer en continentale luchtsoorten in de winter. Het is te
vinden in overwegend tropische gebieden die aan grote wateroppervlakken grenzen. In de zomer wordt het land sterk verhit; daar ontwikkelt
zich dan een thermisch lagedrukgebied. Boven zee ontstaat daarentegen juist een thermisch hogedrukgebied. In de vrij continue stroming van
het hogedrukgebied naar het lagedrukgebied, in dit geval dus van zee naar land, wordt zeer vochtige lucht aangevoerd. Dit seizoen kenmerkt
zich door de zware regenval en wordt dan ook wel de natte moesson genoemd. In de winter is de situatie omgekeerd, dat is de droge moesson. 
Lees meer over het moesonklimaat
 
Molenwindschaal volgens Noppen: 
De molenwindschaal is in de achttiende eeuw ontworpen door. Noppen introduceerde een 17-delige windschaal, waarbij molenwind 13 - 14 overeenkomt met 8 op de Schaal van Beaufort. Noppen hield met zijn schaal rekening met de zeilvoering op het gevlucht (de wieken). Boven molenwind 14 was er geen zeil en kon alleen nog verder gemalen worden als het stormbord en eventueel ook nog de windborden verwijderd
werden. Later kwamen ook hiervan afgeleide schalen in gebruik en gebruikte bijvoorbeeld waarnemer in 1809 een gecombineerde 9-delige schaal
waarin het effect van de wind op zeilschepen en op molens was meegenomen 
Lees meer over de molenwindschaal
 
Montagnère: 
Een lokale wind in Frankrijk. Het is een typische landwind aan de kusten van de óte dAzur, in de Basse-Provence. Deze wind is de tegenhanger
van de seguin. 
 
Mooi-weerdagen: 
Dit zijn dagen met een gemiddelde temperatuur ruim boven normaal (het decadegemiddelde), hooguit 0,2 mm neerslag en een zonneschijnduur
van minstens 50%. Deze dagen worden ook wel ADS dagen genoemd. ADS is een afkoring van: Above Normal, Dry en Sunny. 
 
Mooiweer wolk: 
Cumulus umilis, een wolkensoort die meestal optreed bij standvastig, mooi weer.  
 
Morgenrood: 
De fraaie kleuren bij zonsopkomst en -ondergang hangen samen met de lange weg die het stralen van de lage zon door de atmosfeer aflegt.
Het zonlicht wordt tijdens deze lange route verstrooid en gebroken door stofdeeltjes of waterdamp. Daardoor wordt het van nature witte zonlicht ontleed in verschillende kleuren. Het rode licht wordt het minst verstrooid en blijft vaak zichtbaar. 's Ochtends zweeft er meestal nog niet zoveel
stof in de lucht. Is de lucht dan rood dan wijst dat in de regel op waterdamp en een hoge luchtvochtigheid. Vandaar de oude weerspreuk "Morgenrood, water in de sloot".
 
Morget:
Een lokale wind in Zwitserland. Het is een landwind aan de noordwestelijke kusten van het Meer van Genève. Soms is de wind zelfs tot aan de
kusten van de Franse aute-Savoie aan de overkant van het meer te voelen.
 
Morning Glory:
De Morning Glory (ochtendglorie) is het best te vergelijken met de Nederlandse rolwolk, maar dan wel ėėn zonder de bijbehorende bui. Hij komt vooral voor boven de Golf van Carpentaria, in het noorden van Australië voor. De Golf bevindt zich tussen het Kaap York Schiereiland en
Arnhemland, de landtong waarop de stad Darwin ligt. De Morning Glory wordt beschouwd als een van de meest exotische meteorologische fenomenen die er op aarde zijn. De variant die vanuit het noordoosten over de Golf van Carpentaria richting de Australische kust komt rollen,
maakt zijn spectaculaire opwachting op het strand vaak rond zonsopkomst en heeft daar zijn naam aan te danken. 
 
Morning Glory of rolwolk
 
Morning Glory of the Gulf of Carpentaria
 
Roll Cloud over Waikerie
 
De Morning Glory’s komen vooral in het Australische voorjaar voor, van september tot halverwege november. Daarbij treedt er gemiddeld
gesproken een per 2 dagen op. Er zit dus een zekere regelmaat in. Ze hebben meestal een breedte van 1 a 2 kilometer (meer dan een rol waar je gemakkelijk onderdoor kijkt is het dus niet), liggen met hun basis tussen 100 en 300 meter hoogte en groeien over het algemeen niet verder uit
dan tot ongeveer 1 kilometer hoogte. Neerslag wordt er vrijwel nooit onder waargenomen. En wat verder opvalt, is de enorme lengte die de wolk kan hebben, van soms wel rond 1000 kilometer. Het kan dan ook makkelijk gebeuren dat de Glory, op het moment dat hij op je af komt rollen,
zich langs de gehele horizon uitstrekt. En dat maakt de passage van de wolk aan de verder voor een groot deel blauwe hemel ook zo spectaculair.
 
Meestal verplaatsen de Morning Glory’s zich met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur. Maar er zijn gevallen bekend van wolken die
een snelheid van rond 60 kilometer per uur haalden. Aan de grond gaat de passage van de wolk met een korte, felle toename van de wind gepaard. Die windstoten bereiken meestal een snelheid van 55 tot 60 kilometer per uur. Tegelijkertijd stijgt de barometer korte tijd met enkele hPa’s, om vervolgens weer te dalen.
 
Motregen:
Heeft druppeltjes met een doorsnede van 0,1 tot 0,5 mm. Zie onder regen.
 
Motsneeuw:
Bestaat uit zeer kleine ijsdeeltjes, een soort korreltjes met een doorsnede van 1 mm. 
 

      Bron: Wikipedia-nl Wikipedia-en Wikipedia-fr  
 
    Categorieën: Meteorologische Encyclopedie  I  Meteorologie  I  Weer A tot Z
 
 
Web Design