|
Hoofdstuk 5 -
Storingen in koude
lucht |
|
Volgens de klassieke theorie van
luchtsoorten en fronten ontwikkelen
oceaanstoringen zich aan het grensvlak van
twee verschillende luchtsoorten. Aan de
zuidkant zit warme, vochtige, subtropische
lucht en aan de noordzijde bevindt zich
drogere, van noordelijke breedten
afkomstige, koude, zogeheten polaire lucht.
Dit grensvlak ligt in ideale omstandigheden
als een soort ring rond de polen en wordt
het polaire front genoemd.
De hierop betrekking hebbende polairefronttheorie werd ontwikkeld in de
periode kort na de Eerste Wereldoorlog aan
de universiteit van Bergen
in Noorwegen. De
groep die toen en in de jaren twintig van de
vorige eeuw aan deze theorievorming werkte,
staat bekend als de Noorse School.
De wetenschappers van de Noorse School
werkten met modelvoorstellingen van
depressies, warmtefronten, koufronten,
occlusies en golfvormige storingen. Deze
zogeheten conceptuele modellen kwamen reeds
aan bod in hoofdstuk 2
en worden
in de
meteorologie en daarbuiten vandaag de
dag nog steeds gebruikt. |
|
Activiteit in polaire lucht |
|
Pas veel later bleek dat niet alleen aan het
polaire front storingen tot ontwikkeling
komen; ook in de koude lucht aan de
noordzijde, op enige
afstand van het polaire front, doen zich
actieve storingen voor. De scheepvaart in
het betrokken gebied werd ermee
geconfronteerd en vaak
erdoor verrast. Met
de komst van weersatellieten konden
aanwezigheid, vorm, ontwikkeling en
frequentie van optreden van dergelijke
storingen gedetailleerder in kaart worden
gebracht. Om deze en andere verschijnselen
in de atmosfeer, zoals de storingen in warme
lucht uit het vorige hoofdstuk, onder te
brengen in een algemenere theorie over
weersystemen, moest het aantal conceptuele
modellen waarmee de weerdiensten werken,
worden uitgebreid.
De uitbreiding omvat
onder andere storingen in koude lucht, zoals
doorontwikkelde stapelwolken
(enhanced
cumulus
EC), komma's (comma), depressievorming in
koude lucht (cold air development, CAD),
'instant occlusies' en 'polar lows'.
We
laten hier enkele voorbeelden zien
van
dergelijke weersystemen, maar bespreken
eerst hoe de koude lucht er op
satellietbeelden uit
ziet als er geen
storingen aanwezig zijn.. |
|
Foto-1 |
|
|
|
Foto-2 |
|
1. Satellietbeeld van 4 februari 2001. Koude
lucht stroomt via Scandinavië uit over de
Noorse Zee tussen IJsland en Noorwegen.
Boven zee is
het aanvankelijk onbewolkt,
maar op enige afstand uit de kust ontstaan
zogeheten wolkenstraten of koordwolken (zie
hoofdstuk 6).
Het patroon met wolkenstraten
gaat meer naar het westen, meer
stroomafwaarts dus, over in een celvormig
wolkenpatroon (zie hoofdstuk 7).
Voor de
kust ten zuiden van Noorwegen bevindt zich
een depressie-in-koude-lucht. Voor de figuur
zijn, net al bij figuur 2 en 3, gegevens
` gebruikt van opeenvolgende overkomsten van de NOAA 16 satelliet. Tussen opeenvolgende
banen zit een tijdverschil van ruim 100
minuten;
daardoor sluiten de
bewolkingspatronen niet altijd naadloos aan
en kan de belichting enigszins afwijken.
Beeldbewerking: Institut für Meteorologie, Freie Universität, Berlijn, Duitsland. |
|
2. Satellietbeeld van 21 november 2003. De
bewolkingsband die van linksonder naar
midden-rechts op het beeld te zien is, hangt
samen met een
koufront. Ten noordwesten van
het front bevindt zich koude lucht; daarin
heeft zich een komma gevormd, die op dit
moment ten noorden van
Ierland ligt.
Ten noorden van Schotland steken
doorontwikkelde stapelwolken helder af tegen
de donkere tint van het zeeoppervlak.
Satelliet: NOAA 16.
Beeldbewerking: Institut für Meteorologie, Freie Universität, Berlijn, Duitsland. |
|
Storingsvrije koude lucht |
|
Wanneer koude lucht vanaf het land
uitstroomt over relatief warm zeewater,
ontstaat er gewoonlijk een karakteristieke
opeenvolging van bewolkingspatronen. Vlak
langs de kust is er eerst een strook boven
zee, waarin het onbewolkt is. Als de lucht
enige tijd boven het oceaanwater heeft
vertoefd, vormen zich wolkenstraten of
koordwolken die min of meer evenwijdig aan
de luchtstroming georiënteerd zijn.
Dergelijke wolkenstraten zijn onder andere
te zien op het satellietbeeld (beeld 1) voor
de Noorse kust en boven het Skagerrak en de
Noordzee; ze worden uitvoeriger besproken in
hoofdstuk 6. |
|
Heeft de aanwarming van onderen af wat
langer geduurd, dan volgt een gebied met
open cellen.
Zo'n patroon met open cellen is
op hetzelfde satellietbeeld duidelijk
zichtbaar aan weerszijden van de later in
dit hoofdstuk te bespreken storing voor de
kust van Zuid-Noorwegen.
Het bewolkingspatroon in de lucht die nog
weer langer onderweg is, bestaat uit
gesloten cellen; deze zijn op de figuur
bijvoorbeeld aanwezig boven het zeegebied
ten noordoosten van IJsland. In alle
gevallen is de verticale ontwikkeling van de
bewolking beperkt. |
|
Dat komt doordat de
onderste laag van de dampkring boven zee, de
zogeheten maritieme grenslaag, aan de
bovenzijde vaak
wordt afgedekt door een
inversie,
die het doorstijgen van de wolkentoppen naar
grotere hoogte belemmert.
De kans dat er een
buienwolk voorkomt, is bij open cellen
groter dan bij gesloten cellen of bij
wolkenstraten. Van buienclusters is meestal
echter geen sprake, laat staan van
storingen.
In hoofdstuk 7 komen celvormige
bewolkingspatronen uitvoeriger aan de orde. |
|
3. Satellietbeeld van
13 januari 2004. Iets onder het midden van
het
beeld loopt min of meer horizontaal de
bewolkingsband van een
koufront (A) dat de
scheidingslijn vormt tussen warmere lucht
aan
de zuidzijde en koude lucht in het
noorden. In de warme lucht zijn
onder andere
de contouren van Spanje en Noordwest-Afrika
goed
te onderscheiden. In de koude lucht
zijn diverse storingen aanwezig;
we benoemen ze van rechts af. |
|
B: Boven het Kattegat en
Zuid-Zweden ligt een instant occlusie |
C: Meer naar het westen bevinden zich eerst voor de westkust van
Schotland een depressie-in-koude-lucht |
D: Verder weg boven de oceaan een komma. |
F: Geheel links zijn zowel de open cellen van een celvormig
bewolkingspatroon te zien als doorontwikkelde stapelwolken (E).
Bij G bevindt zich eveneens een komma. |
Satelliet: NOAA 16. Beeldbewerking: Institut für
Meteorologie,
Freie Universität, Berlijn, Duitsland. |
|
|
|
Foto-3 |
|
|
Doorontwikkelde stapelwolken |
|
De situatie verandert als er zich in de
hogere luchtlagen koude plekken in de
atmosfeer bevinden en bovendien het
stromingspatroon
stijgbewegingen in de atmosfeer stimuleert.
Dat is bijvoorbeeld het geval vlak voor een
hoogtetrog; een hoogtetrog is een uitloper
van een lagedrukgebied op de weerkaart van
ruim vijf kilometer hoogte. De stapelwolken
en de buien die
zich
in dat gebied bevinden,
kunnen zich veel beter ontwikkelen dan buien
buiten de invloedssfeer van de hoogtetrog.
Zo treedt er in een zone met lichte buien
plotseling verhevigde buiigheid op
relatief kleine schaal; daarbij zijn
onweer, hagel en in de winter tevens zware
sneeuwbuien mogelijk. Tussen de buien door
zijn er soms felle opklaringen; dan ziet het
weer er in de zon
en uit de wind zelfs
vriendelijk uit. Als de buienwolken
samenklonteren is er vrijwel geen plaats
meer
voor de zon en blijft het geheel bewolkt. De
doorontwikkelde stapelwolken zijn op
kunstmatig ingekleurde satellietbeelden als
beeld 1, 2, 3, 6 en 7 door hun grotere dikte
en koudere wolkentoppen gemakkelijk terug te
vinden als witte vlekken. De wolkentoppen
buiten de clusters met doorontwikkelde
stapelwolken zijn minder nadrukkelijk
aanwezig door een gelere tint, die minder
contrasteert met de donkerder tinten van het
zeeoppervlak. Op 'gewone' zichtbaarlichtbeelden, zoals beeld 4, is het
onderscheid minder duidelijk. |
|
Komma's |
|
Bij voldoende dynamiek in de atmosfeer en
een hoge onstabiliteit kunnen de
doorontwikkelde stapelwolken uitgroeien tot
een georganiseerd systeem: een kommavormige
buiengebied of
kortweg komma. Komma's
bestaan uit samengeklonterde buien, soms ook
uit buienlijnen,
en bevinden zich net als de doorontwikkelde
stapelwolken dicht bij een hoogtetrog.
Vooral in het winterhalfjaar zijn ze op
satellietbeelden van de oceaan relatief vaak
te zien. De omvang van komma's varieert
sterk en loopt uiteen van honderd tot
vijfhonderd kilometer.
Een schoolvoorbeeld
van een komma geeft beeld 2. De komma
bevindt zich ten noordwesten van Schotland.
Sommige komma's leiden een eigen,
zelfstandig leven; andere ontwikkelen zich
tot volwaardige
depressie of vormen in
wisselwerking met het polaire front een
instant occlusie. |
|
|
Foto-4 |
|
|
|
Foto-5 |
|
|
4. Enhanced Cumulus in polaire lucht boven
de Britse Eiland onderging op 28 januari
2003 vlak voor Nederland werd bereikt een
actieve
ontwikkeling. De buienlijn waarin de onweersbuien waren georganiseerd, kon
worden gevolgd op de radar. Aan het getoonde
radarbeeld zijn
bliksemwaarnemingen toegevoegd. |
5. Satellietbeeld met polar low boven de
Duitse Bocht en doorontwikkelde stapelwolken
boven de Noordzee. Nachtbeeld met afwijkende
inkleuring.
Datum: 29 januari 2004. Satelliet: NOAA. Beeldbewerking DLR
Institut für Physik der
Atmosphäre,
Oberpfaffenhofen, Duitsland. |
|
Depressievorming in koude lucht |
|
In sommige gevallen kunnen komma's in koude,
polaire lucht een verdere ontwikkeling
doormaken (cold air development, CAD) en
doorgroeien tot een depressie-in-koude-lucht
(zie beeld 3). Uiteraard moet aan de
voorwaarden voor kommavorming zijn voldaan;
zij leiden tot de karakteristieke
vorm van de bewolking van de kop (het
noordelijk deel) van de storing. Daarnaast
spelen windsnelheidsverschillen op ruim vijf
kilometer hoogte een belangrijke rol. De
ontwikkeling van de 'staart' van de
bewolking die met de depressie in de koude
lucht samenhangt, vindt namelijk
plaats aan
de linker voorzijde van het gebied met de
hoogste windsnelheden. Een CAD-depressie
brengt gewoonlijk zowel gelijkmatige als
buiige regen; de buien kunnen vergezeld gaan
van
hagel en onweer. De hevigste buien, vaak
georganiseerd al 'buienlijnen', zitten in de
staart. |
|
Instant occlusie |
|
Als de komma zich op niet te grote afstand
van het polaire front bevindt, treedt een
wisselwerking op tussen de beide
weersystemen. De komma veroorzaakt eerst
golfvorming in het front en
smelt vervolgens
met de golf samen tot een zogeheten instant
occlusie of pseudo-occlusie.
Een instant
occlusie gaat vergezeld van een
bewolkingspatroon dat een zekere gelijkenis
vertoont
met de 'klassieke' Noorse-Schoolocclusie en
wordt om die reden
op weerkaarten bij gebrek aan een eigen
symbool vaak als occlusie getekend. Net als
'gewone' komma's en depressies in de koude
lucht,
gaan instant occlusies vergezeld van
vaak hevige buien, maar er zijn ook delen
van het weersysteem met langdurig
aanhoudende gelijkmatige regen. |
|
'Polar low' |
|
Polar lows zijn kleine depressies van
vierhonderd tot achthonderd kilometer
doorsnede. Ze vormen zich in het
winterhalfjaar in polaire lucht op
grote
afstand van het polaire front. In het gebied
waar ze tot ontwikkeling komen, heersen
grote temperatuurtegenstellingen. Lucht van
twintig
tot dertig graden onder nul strijkt
over de warme golfstroom; de
watertemperatuur is plus vijf, soms zelfs
nog plus tien graden. Dergelijke
omstandigheden vergemakkelijken het ontstaan
van de storingen. In het beginstadium ligt
de bewolking van het polar low als een krul
in de
koude lucht.
Bij een 'volwassen' polar
low spelen sneeuwbuien een rol bij het in
stand houden van het weersysteem. Op het
satellietbeeld is dan meestal een duidelijke
wervel zichtbaar, soms ook met een oog. Een
oog is een onbewolkt gebied in het centrum
van de depressie, zoals ook geregeld
zichtbaar op satellietbeelden van tropische
cyclonen (vergelijk hoofdstuk 3). Polar lows
zijn verwant
aan de komma's. Ze ontstaan in
de trog van een
grootschaliger hoogtestroming. Ze gaan
vergezeld van een minstens harde tot
stormachtige wind en brengen doorgaans veel
sneeuw; de zo
ontstane sneeuwstormen zijn berucht. Polar
lows zijn vooral actief boven zee; komen ze
boven land terecht, dan neemt hun
activiteit
snel af.
De meeste polar lows stranden op de kusten
van Noorwegen, Schotland en Denemarken.
Slechts een enkele maal slaagt een
polar low
erin de Hollandse, Zeeuwse of Vlaamse kust
te bereiken of te passeren. |
|
Foto-6 |
|
|
|
Foto-7 |
|
|
7. Enhanced Cumulus in polaire lucht boven
de Britse Eiland onderging op 28 januari
2003 vlak voor Nederland werd bereikt een
actieve
ontwikkeling. De buienlijn waarin de onweersbuien waren georganiseerd, kon
worden gevolgd op de radar. Aan het getoonde
radarbeeld zijn
bliksemwaarnemingen toegevoegd. |
8. Polar low boven de zuidelijke Noordzee,
30 januari 2003 rond 13.00 UTC. Satelliet:
NOAA 16. Beeldbewerking: Institut für
Meteorologie,
Freie Universität, Berlijn, Duitsland. Zie ook
Zenit-artikel. |
|
Bron:
Kees Floor - Het weer op satellietbeelden |
|
|
|
|