Windregels
In deze mini cursus beschreven weertypen gelden uitsluitend voor de gematigde luchtstreken van het noordelijk halfrond. Het is niet mogelijk om
een volledig overzicht te geven voor de gehele wereld en voor alle jaargetijden. Waar bij voorbeeld regen als neerslag wordt gegeven kan het elders sneeuw zijn.
 
De gegevens die we voor de voorspelling op korte termijn uit de hoge bewolking en andere verschijnselen gebruiken, zijn overal dezelfde.
We moeten er echter wel rekening mee houden dat in bergachtig gebied of midden op de oceaan, soms grote afwijkingen van de beschreven omstandigheden mogelijk zijn. In bepaalde delen van de Noord Amerika en Centraal Europa, waar de luchtstromingen een lange weg over land, meren en bergen afleggen, kunnen we grote verschillen waarnemen met het veranderlijke Noord Atlantische weer.
 
Bij temperatuur wordt meer rekening gehouden met de gevoelswaarde (windchill) dan met de werkelijke luchttemperatuur. Omdat door de wind een afkoelende werking ontstaatdie van grote invloed is op het effect van hogere luchttemperatuur. Hier door kan een rustige en heldere winterdag als zeer koud worden ervaren zonder dat dat luchttemperatuur veranderd, maar alleen omdat de wind is snelheid toeneemt.
 
Windregels met weertype - bron: Bol.com 
 
Windregels met woklentypen - Bron: Meteo-Wiki 
 
Veranderlijk en onaangenaam weer ontstaat wanneer er een reeks lagedrukgebieden of depressies passeren. 
 
- Krimpen van de wind: de wind draait tegen de wijzers van de klok in (linksom)  
- Ruimen van de wind : de wind draait met de wijzers van de klok mee (rechtsom) 
 
Voor de gematigde luchtstreken van het zuidelijk halfrond geldt: 
 - krimpen in plaats van ruimen 
- ruimen in plaats van krimpen. 
 
De wind aan het aardoppervlak (benedenwind) heeft de neiging te krimpen als er slechter weer op komst is en te ruimen als er beter weer
onderweg is. Dit zijn echter geen vaste regels, want uiterst rechts in grafiek 1 ziet men dat de wind daar krimpt terwijl er mooi weer in aantocht is. Ook ruimt de wind naar het zuiden op het naderen van de depressie en krimpt bij het passeren ervan naar het noorden. Ook ruimt de wind naar het zuiden op het naderen van de depressie voortgestuwd door zeer sterke bovenwinden, met haar fronten in oostelijke richting beweegt. De wind die langs de isobaren bij het aardoppervlak waait noemen we benedenwind, en de wind op het niveau van middelbare en hoge bewolking bovenwind. 
 
Deze winden waaien niet onafhankelijk van elkaar. Hun richting is sterk afhankelijk van de temperatuur van de meegevoerde luchtmassa.
Zo staat bij A, waar de warme luchtmassa van de depressie nog moet aankomen, de richting van de benedenwind loodrecht op die van de bovenwind. Ze vormen eveneens een rechte hoek, maar nu andersom, bij C achter het koufront, waar de koude luchtmassa begint. In deze luchtmassa maken onstuimige buien geleidelijk plaats voor mooi weer.
Bij A gaat het weer verslechteren, terwijl het bij C gaat verbeteren. 
 
Zo komen we tot de volgende regels die we de windregels noemen: 
 
1: Ga met uw rug naar de benedenwind staan en als dan de bovenwind (of de bewolking) van links komt,
    zal het weer meestal verslechteren 
2: Ga met uw rug naar de benedenwind staan en als dan de bovenwind (of de bewolking) van rechts komt,
     zal het weer meestal verbeteren. 
 
Deze regels gelden voor het noordelijk halfrond. Ze kunnen echter ook in de gematigde luchtstreken van het zuidelijk halfrond worden toegepast, mits men met het gezicht naar de benedenwind gaat staan. 
 
Strikt genomen is de benedenwind niet de wind die aan het aardoppervlak waait. De richting van de benedenwind kan men het best bepalen aan de bewegingsrichting van cumulus, stratocumulus of andere lage wolken. De wind aan de oppervlakte waait onder een hoek met de isobaren (van de benedenwind) van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Die hoek bedraagt gemiddeld 30 graden boven land en 10 graden boven zee.
Dus om de richting van de benedenwind te bepalen (mits het geen zogenaamde land- of zeewind of een berg- of dalwind is) gaat men met de rug naar de oppervlaktewind staan en draait de vereiste hoek met de wijzers van de klok mee. Dan staat men ongeveer met de rug naar de benedenwind. Het derde gedeelte van de regels is weergegeven bij B en D in grafiek 1. Hier vormen de luchtmassa's in feite een en dezelfde luchtmassa, vanaf het aardoppervlak tot op grote hoogte en waaien de boven- en benedenwind in dezelfde of in tegengestelde richting. 
 
Dat betekent dat er geen belangrijk front in het onmiddellijke verschiet ligt en dus kunnen we zeggen: 
 
3: Ga met uw rug naar de benedenwind staan en als dan de bovenwind (of de bewolking) zich in dezelfde of tegengestelde richting
    beweegt, is er meestal niet veel verandering in het weer te verwachten. 
 
Tips om richting en snelheid van de bovenwind met behulp van de wolken te bepalen, vindt men in de beschrijvingen bij de foto's, die in veel gevallen zijn gekozen als hulp bij het gebruik van de windregels voor de weervoorspelling. Het zijn geen regels voor een voorspelling van het weer van de volgende dag. Ze zijn bedoeld als hulpmiddel bij de voorspelling van het weer voor de komende paar uren of halve dag, of soms wat langere termijn, afhankelijk van de in de lucht aanwezige wolkensoort op het tijdstip van de waarneming. 
 
Bronnen: Alan Watts, Der Karlsruher Wolkenatlas, Wikipedia, KNM
  Categorieën: Zelf het weer voorspellen  I  Cursus Meteorologie  I   Wolkenatlas  I  Weer A tot Z
Web Design