|
|
Wolken spelen een belangrijke rol in het
weergebeuren. Ze brengen vaak neerslag, maar
ook beïnvloeden ze de zonnestraling en de
aardse straling heel sterk. Met name de
nachtelijke
afkoeling, heel belangrijk bij
het wel of niet optreden van
condensatiegladheid, wordt hoofdzakelijk
bepaald door het wel of niet aanwezig zijn
van bewolking. De diverse wolkensoorten
worden in dit hoofdstuk besproken. |
|
Cumulus |
|
|
|
Stratus |
|
|
|
Altocumulus |
|
6.2 temperatuurverloop in de
atmosfeer |
|
Gemiddeld
neemt
de
temperatuur
in
de
dampkring
af
met
de
hoogte:
ongeveer
zes
graden
per
kilometer
in
de
onderste
10
kilometer
van
de
atmosfeer
(dat
is
ook
de
laag
waarin
het
weer
zich
afspeelt).
Bij
een
temperatuur
rond
plus
10
graden
aan
het
aardoppervlak
vriest
het
op
5
kilometer
hoogte
zo'n
20
graden;
op
10
kilometer
hoogte
is
het
dan
ongeveer
50
graden
onder
nul.
Die
zes
graden
per
kilometer
is
een
gemiddelde;
het
werkelijke
temperatuurverloop
is
veel
grilliger.
Er
zijn
lagen
waarin
de
temperatuur
sterker
afneemt,
maar
ook
zijn
er
lagen
waarin
de
temperatuur
gelijk
blijft
of
zelfs
toeneemt
met
de
hoogte.
|
|
|
|
Temperatuur, water en ijs in een wolk. |
|
|
6.3 samenstelling van wolken |
|
Als druppeltjes zuiver water atkoelen, bevriezen ze niet bij nul graden, maar pas bij 20 tot 40 graden onder nul. Nu zijn er in de atmosfeer echter voldoende zogeheten vrieskernen aanwezig om waterdruppeltjes al eerder te laten bevriezen (zie ook het hoofdstuk over vocht in de atmosfeer).
Bij temperaturen van ongeveer 12 graden onder nul beginnen de waterdruppeltjes in een wolk al te bevriezen rond zulke vrieskernen. |
|
Bij temperaturen onder ongeveer 23 graden onder nul zijn er nauwelijks nog onderkoelde waterdruppeltjes aanwezig. Een wolk die goed
ontwikkeld is in de hoogte, bevat in de onderste lagen waterdruppeltjes; daarboven is er een laag met onderkoelde druppeltjes, dan een laag met zowel
onderkoelde druppeltjes als ijskristallen en ten slotte helemaal bovenin een laag met alleen maar ijskristallen. In de figuur is de opbouw
van zo'n wolk schematisch weergegeven. Bij temperaturen van ongeveer 12 graden onder nul beginnen de waterdruppeltjes in een wolk al te bevriezen rond zulke vrieskernen. Bij temperaturen onder ongeveer 23 graden onder nul zijn er nauwelijks nog onderkoelde
waterdruppeltjes aanwezig. |
|
Wolken kunnen op een aantal manieren ingedeeld worden. Allereerst kan onderscheid gemaakt worden tussen gelaagde of stratiforme bewolking en zogeheten cumuliforme bewolking zoals stapelwolken. Gelaagde wolken strekken zich vooral in horizontale richting uit en beslaan grote gebieden; cumulatieve bewolking strekt zich vooral in verticale richting uit en beslaat in het algemeen maar een tamelijk klein horizontaal gebied. Deze indeling is vooral van belang als we kijken hoe wolken ontstaan en samenhangen met weersystemen (zie het hoofdstuk over neerslagbrengende systemen). Daarnaast kunnen wolken met meer detail ingedeeld worden naar de hoogte waarop ze zich bevinden en naar de uiterlijke vorm. Deze indeling wordt hier besproken. |
|
|
Bij
de wolkenindeling let men op
de hoogte van de wolken
(hoog,
middelbaar of laag)
en op de vorm (gelaagd/stratiform
of
vertikaal ontwikkeld). |
|
|
|
Op die manier worden drie
wolkenetages (hoog,
middelbaar en laag)
vier wolkenfamilies (hoge,
middelbare en lage bewolking
en stapelwolken) en tien
wolkengeslachten
onderscheiden |
|
Internationaal worden vier groepen onderscheiden, al naar gelang de hoogte waarop ze voorkomen of de verticale uitgestrektheid. Voor de wolkenhoogte is de wolkenbasis maatgevend.
De wolkenbasis is de onderkant van de wolk, dus het niveau waarop de condensatie begint. Verder worden tien wolkentypen, zogeheten wolkengeslachten, onderscheiden die in een van deze groepen zijn ingedeeld volgens de tabel. De hoogtes variëren nogal en overlappen elkaar gedeeltelijk.
Hieronder volgt een tabel met de globale indeling naar hoogte van de verschillende wolkentypen.
|
niveau |
wolkenbasis |
geslacht
| afkorting |
hoog |
5 - 13 km |
Cirrus |
CI |
|
|
Cirrocumulus |
CC |
|
|
Cirrostratus |
CS |
middelbaar |
2
- 7 km | Altocumulus |
AC |
|
|
Altostratus |
AS |
laag |
0 - 2 km |
Stratocumulus |
SC |
|
|
Stratus |
ST |
|
|
Nimbostratus |
NS |
verticaal |
0,3 - 2 km |
Cumulus |
CU |
|
|
Cumulonimbus |
CB |
Cirrus.
|
Cirrus is te herkennen aan
zijn typische veervorm en
vezelachtige structuur. Hij bestaat
uit ijskristallen, waarbij scherpe
contouren ontbreken |
|
Cirrocmulus |
Cirrocmulus
bestaat uit kleine ijskristallen en
heeft het uiterlijk van kleine witte
wolachtige vlokjes, soms dicht op
elkaar, dan weer met vrij veel
blauwe lucht ertussen. |
|
Cirrostratus |
Cirrostratus
bestaat uit ijskristallen en heeft
het uiterlijk van een dunne en
witachtige wolkensluier die de hemel
een melkachtige aanblik geeft.
De zon en de maan schijnen er
gemakkelijk doorheen en vaak zijn er
kringen rond zon of maan te zien
(zogeheten haloverschijnselen).
Cirrostratus kan heel erg dun en
vormeloos zijn en de hele hemel
bedekken; soms is er echter ook
een
zeer scherpe grens tegen een
wolkenvrije lucht. Wordt de cirrostratus geleidelijk dikker en
gaat ze over in altostratus dan
duidt dit op de nadering van slecht
weer. |
|
|
Cirrus |
|
|
|
Cirrocumulus |
|
|
|
Cirrostatus |
|
Middelbare bewolking vormt zich
meestal tijdens langzame opstijging
van uitgestrekte luchtmassa's over
grote afstanden. Veelal ontstaan
twee soorten middelbare bewolking:
altocumulus en altostratus. |
|
Altocumulus |
Altocumulus
bestaat uit waterdruppeltjes. Hij
ziet er uit als witte en grijze
elementen in de vorm van vlokken,
ballen of rollen, die regelmatig
gerangschikt zijn en een schaduw
vertonen.
Heel vaak wordt de altocumulusbewolking geleidelijk
dichter en gaat ze langzaam over in
altostratus:
er nadert slecht weer. |
|
Altostratus |
Altostratus
bestaat uit onderkoelde
waterdruppeltjes of sneeuwkristallen
en heeft het uiterlijk van een min
of meer effen sluier. Soms is de zon
nog wazig zichtbaar, maar meestal
niet.
Altostratus vormt de overgang
van de hogere cirrostratusbewolking
naar de lage en dikke
nimbostratus bewolking waaruit regen
valt. Altostratus is meestal een
voorbode van slecht weer.
Wordt de
bewolking snel dikker, dan komt er
al vaak binnen een paar uur
neerslag. |
|
|
Altocumulus |
|
|
|
Altostratus |
|
|
|
Altostratus |
|
Stratus |
Stratus bestaat uit kleine
waterdruppeltjes. Dit wolkentype
heeft het uiterlijk van een
structuurloze grijze wolkenlaag, die
tot op het aardoppervlak kan reiken
en meestal een paar honderd meter
dik is. Er kan wat motregen uit
vallen en in de winter bij erg lage
temperaturen wat motsneeuw of fijne
ijsnaaldjes. De druppeltjes zijn 's
winters soms onderkoeld en zetten
zich dan vast op allerlei
voorwerpen. In de winter kan mist
overgaan in stratusbewolking die
dagenlang blijft hangen en alleen
verdwijnt door toenemende wind of
door het binnendringen van een
andere luchtsoort |
|
Stratocumulus |
Stratocumulus
bewolking is in west-Europa de meest
voorkomende wolkensoort; zij is vaak
erg hardnekkig. Stratocumulus
bestaat uit waterdruppeltjes die in
de winter onderkoeld kunnen zijn. De
bewolking heeft het uiterlijk van
een grijze of witachtige wolkenlaag,
waarin lichte
en donkere delen
elkaar meestal afwisselen. De dikte
van de laag is gewoonlijk niet groot
en de kans op neerslag is dan ook
vrij klein.
Stratocumulus ontstaat
vaak door het uitspreiden van
cumuluswolken tegen een inversie
(laag waarin de temperatuur toeneemt
met de hoogte). Vandaar dat de
laag
vaak tamelijk gesloten is en zich
dagenlang kan handhaven. Iets
dergelijks doet zich in de
wintermaanden vaak voor als er
een
hogedrukgebied ligt boven de Britse
Eilanden. Aanvoer van lucht
over de
Noordzee, waar in een luchtlaag
onder een inversie voldoende vocht
beschikbaar is,
staat dan garant
voor dagenlang somber en grijs weer.
|
|
Nimbostratus |
Dit is de klassieke slecht-weerwolk.
Hij heeft grote horizontale en
verticale afmetingen en brengt regen
of sneeuw. De wolk heeft een egaal
grijs of donkergrijs uiterlijk en
bedekt de gehele
hemel; er kan
urenlang neerslag uitvallen.
Nimbostratus ontstaat door het
langzaam opglijden van luchtmassa's
tegen gebergten of tegen andere
luchtmassa's. In de winter valt er
sneeuw als de temperatuur overal in
en onder de wolk beneden nul is.
Nimbostratus is een wolkengeslacht
dat karakteristiek is voor de
overgang van een koude en onstabiele
luchtmassa naar een warme, stabiele.
|
|
|
Stratus |
|
|
|
Stratuscumulus |
|
|
|
Nimbostratus |
|
|
6.9 verticaal ontwikkelde
bewolking |
|
Cumulus |
Dit is de meest bekende wolkensoort,
ook wel stapelwolk genoemd. Hij
heeft scherp omlijnde contouren met
grote contrastverschillen. Deze
wolken komen afzonderlijk voor en
hebben de neiging zich in verticale
richting te ontwikkelen in de vorm
van torens of koepels, waardoor ze
aan de bovenkant het uiterlijk van
een bloemkool krijgen. Cumuluswolken
ontstaan in snel
stijgende
luchtmassa's waarin voldoende vocht
aanwezig.
Door de afkoeling tijdens
de stijging treedt op zeker moment
condensatie op en wordt de wolk
zichtbaar. |
|
Cumulonimbus |
Deze buienwolk is de meest
indrukwekkende wolk door haar
massief uiterlijk en haar zeer grote
verticale afmetingen. De toppen
bereiken het niveau waar de
(onderkoelde) waterdruppeltjes
bevriezen en overgaan in
ijskristalletjes. De wolk is zo
hoog, dat de wolkenelementen
aangroeien en als neerslag uit de
wolk vallen (zie het hoofdstuk over
neerslag). De snelheid waarmee
cumulonimbuswolken ontstaan en zich
ontwikkelen geeft aanwijzingen
omtrent het te verwachten geweld.
Hoe sneller de ontwikkeling gaat,
des te gevaarlijker het weer (hagel,
onweer, windstoten).
Cumulonimbuswolken ontstaan in
onstabiele lucht waarin sterke
verticale bewegingen voorkomen,
zoals bijvoorbeeld in koude massa. |
|
|
Cumulus |
|
|
|
Cumulonimbus |
|
|
|
Cumulonimbus |
|
|
|
|
|