|
Hoofdstuk 1 - Weer en samenleving
|
|
De meest extreme vormen van waarschuwingen
zijn de waarschuwing voor extreem weer en
het weeralarm, die in Nederland worden
uitgegeven door het KNMI. Op de KNMI
internetsite www.knmi.nl komt een
waarschuwing (zie figuur),
NOS-teletekstpagina 710 meldt wat er aan de
hand is,
er gaan talrijke SMS'jes de deur
uit en alle weerberichten op radio en tv,
ongeacht van welke bron die afkomstig zijn,
maken melding van het weeralarm. |
|
In een weeralarm en een waarschuwing voor
extreem weer wordt ook aangegeven wat de
gevolgen van dat extreme weer kunnen zijn.
Ze kunnen het hele jaar door worden
uitgegeven voor zware stormen, zeer zware
windstoten en zwaar onweer. In de winter is
het aantal mogelijke gevaren nog
groter: ijzel, zware sneeuwval en
sneeuwstormen kunnen het verkeer totaal
ontregelen en delen van het land
onbereikbaar maken.
Mist ontbreekt in
het rijtje van gevaarlijke of overlast
veroorzakende weersverschijnselen; hoewel
mist zeer verraderlijk kan zijn,
komt het
verschijnsel te vaak voor en veelal op een
te beperkte schaal om er steeds alle
alarmbellen voor te doen rinkelen. |
|
In dit hoofdstuk komen eerst de
weersomstandigheden aan bod die aanleiding
kunnen geven tot levensbedreigende situaties
waarvoor het KNMI
door middel van een
weeralarm of een waarschuwing voor extreem
weer waarschuwt. Daarna gaan we in op
verdere gevaren en ongemakken die door
het weer kunnen worden veroorzaakt.
Vervolgens komen de
waarschuwingen voor
de
luchtvaart aan bod en gaan we in op de
meteorologische begeleiding bij
calamiteitenmanagement. In volgende
hoofdstukken komen de drijvende krachten
achter extreme, maar ook gewone
weersituaties
aan bod en wordt dieper ingegaan op de
verschillende weerelementen. |
1.2.1 Zware storm |
Bij een zware storm, of windkracht 10, bereikt de wind gemiddeld over 10 minuten een snelheid van minstens 90 km/u. Haalt de wind de 103 km/u dan wordt gesproken van zeer zware storm, windkracht 11. Tijdens windstoten liggen de snelheden bij een storm gewoonlijk nog enkele tientallen km/u hoger. Bij zware stormen waaien bomen omver en vliegen dakpannen in het rond.
Tenten waarin evenementen worden gehouden, waaien stuk of worden weggeblazen. Storm kan in Nederland het hele jaar door voorkomen, maar de kans op een zware en langdurige storm is
het grootst in het zogeheten stormseizoen: de periode oktober tot en met maart.
De zwaarste stormen, in ons land, meestal uit richtingen tussen zuidwest en noordwest, worden veroorzaakt door depressies die over de Noordzee koersen. Voor zware stormen wordt gewaarschuwd door het uitgeven van een waarschuwing voor extreem weer of een weeralarm.
De beroepsvaart en de recreatieve scheepvaart worden al gewaarschuwd vanaf windkracht 6 of 7. |
|
1.2.2 Stormvloeden |
Zware stormen kunnen leiden tot een sterke opstuwing van het zeewater en daardoor tot een aanzienlijke verhoging van de zeespiegel langs de kust; we spreken dan van een stormvloed.
De trechtervorm van de zuidelijke Noordzee werkt vooral bij noordwesterstorm extra opstuwing in de hand, die groter is naarmate de storm langer aanhoudt. De opstuwing bedreigt duinen en dijken het meest als ze samenvalt met het springtij; de waterstand is dan tijdens hoogwater toch al extra hoog en het windeffect leidt tot nog eens verdere verhoging.
Gemiddeld eens in de twee jaar hebben we een lage stormvloed, die de dijken gemakkelijk aankunnen. Gevaarlijker, maar ook zeldzamer zijn middelbare (eens in de tien tot honderd jaar) en hoge stormvloeden (eens in de honderd tot duizend jaar). De laatste hoge stormvloed was die
van 1 februari 1953. Een stormvloed op zich is geen reden voor een weeralarm; wel zal er dan meestal een weeralarm van kracht
zijn in verband met zware storm of zware windstoten. |
|
|
Afbeelding-1 |
|
|
|
Afbeelding-2 |
|
|
|
Afbeelding-3 |
|
|
1: Bij de nadering van de depressie
in 20 oktober 2010, gaf
het KNMI een
weeralarm uit voor zware storm en zeer
zware windstoten.
(SeaWiFS-beeld). |
2:
Radarbeeld van een stormdepressie
boven Nederland,
28 mei 2000. |
3: NOAA 14 satellietbeeld van een
stormdepressie boven Nederland. 28 mei
2000. |
|
1.2.3 Windstoten |
Tijdens onstuimig weer moet het verkeer rekening houden met gevaarlijke windstoten. Vooral windvlagen van opzij kunnen een auto of vrachtauto
in de berm doen belanden. Slagregens of
andere neerslag die vaak samengaan met zware windstoten, kunnen de toestand op de weg nog gevaarlijker maken. Met name aanhangers en caravans zijn al gauw een speelbal van de wind. Soms worden wegen, dijken en bruggen afgesloten voor auto's met aanhangers en caravans. Zware windstoten zijn windvlagen van meer dan 75 km/u en bij zeer zware windstoten
zijn windsnelheden mogelijk van meer dan 100 km/u. Windstoten kunnen het hele jaar voorkomen, 's winters zeker bij storm en 's zomers vooral tijdens onweersbuien. Windstoten tijdens buien zijn het verraderlijkst, doordat de wind dan ineens enorm toeneemt tot ver boven het gemiddelde. Voor zeer zware windstoten wordt gewaarschuwd via een waarschuwing voor extreem weer of een weeralarm; zware windstoten worden vermeld in de verkeersinformatie op de radio en in de waarschuwingen voor de watersport |
|
1.2.4 Zwaar onweer |
Bij (opkomend) zwaar onweer met soms ieder seconde een bliksemflits, kan het heftig tekeer gaan en treden veelal plotselinge sterke windvlagen, slagregens en hagel op. Ook in de zomer
blijft de hagel soms de hele dag liggen. Zware onweersbuien ontstaan in een vochtig overgangsgebied
van zeer warm (tropisch) naar veel kouder weer. Tijdens zo'n bui kan de temperatuur in minder dan een half uur 10 tot 15°C dalen.
De buien worden
het hevigst als er op grote hoogte in de atmosfeer een zeer sterke wind staat. |
|
De buienwolken kunnen uitgroeien tot ongeveer 15 kilometer hoogte. Ze bevatten een enorme hoeveelheid onderkoeld water en op grote hoogte ijskristallen, waardoor ze veel neerslag kunnen opleveren. Sommige buien leveren meer dan tien millimeter op in een half uur. In zo'n
wolkencomplex met sterk stijgende en dalende luchtstromingen hebben de druppels een lange weg te gaan voor ze het aardoppervlak bereiken. Daardoor kunnen ze alsmaar groter worden en dat verklaart de flinke druppels of hagelstenen die uit een zware bui vallen. Zware onweersbuien kunnen hagelstenen zo groot als tennisballen produceren, die aanzienlijk schade veroorzaken aan kassen, auto's en gebouwen en aan de oogst. |
|
Buien groeperen zich vaak in een lijnvormig patroon en worden voorafgegaan door windstoten. De wind kan al opsteken als de eigenlijke bui nog tientallen kilometers verwijderd is,
wat zeer verraderlijk is. Bijzonder zware buien worden soms voorafgegaan door een rolwolk, een indrukwekkende, scherp begrensde , vaak inktzwarte wolkenbank. Ook overdag kan het dan aardedonker worden. Een rolwolk gaat vergezeld van zeer zware, plotselinge windstoten van soms 100 tot 150 kilometer per uur. Het is een voorkeursplaats voor windhozen, maar vaak blijft het bij een begin van hoosvorming in de lucht. Reikt de slurf van de hoos wel tot de grond, dan is er sprake van een echte windhoos en is schade onvermijdelijk. Boven het water van het IJsselmeer en de Waddenzee komen dan soms waterhozen voor.Voor zwaar onweer wordt gewaarschuwd door het uitgeven van een weeralarm. Minder extreem onweer wordt gewoonlijk genoemd in de 'gewone' uitstaande weerberichten. In Nederland komen jaarlijks ongeveer 4 mensen dodelijk door de bliksem getroffen. |
|
1.2.5
Sneeuwstorm |
Sneeuw
levert
problemen
op
als
het
in
grote
hoeveelheden
naar
beneden
komt,
maar
vooral
ook
als
het
tegelijkertijd
hard
waait.
Bij
temperaturen
onder
het
vriespunt
stuift
de
sneeuw;
die
fijne
stuifsneeuw
kan
het
zicht
tot
een
paar
honderd
meter
beperken
en
grote
overlast
bezorgen.
De
van
de
grond
opwaaiende
sneeuw
wordt
driftsneeuw
genoemd.
Een
sneeuwstorm,
in
veel
landen
blizzard
genoemd,
kan
het
openbare
leven
ontwrichten
en
soms
hele
dorpen
isoleren.
Als
sprake
is
van
een
sneeuwstorm
wordt
het
verkeer
verlamd
doordat
wegen,
rails
en
startbanen
geblokkeerd
raken
door
sneeuwduinen.
In
een
langdurige
sneeuwstorm
kan
de
sneeuw
bij
aanhoudende
vorst
tot
meters
hoge
sneeuwduinen
opstuiven
en
kunnen
auto's
stranden
en
insneeuwen. |
In ons land duurt het soms jaren voor een volgende sneeuwstorm opsteekt, maar in sommige winters komen er twee of drie in korte tijd voor.
De laatste sneeuwstorm trad op op 8 februari 1985; een zeer hevige trof de noordelijke helft van het land medio februari 1979.
Als zware sneeuwval wordt verwacht, zeker in combinatie met windkracht 6 of meer, wordt eenwaarschuwing voor extreem weer of een
weeralarm uitgegeven. Voor minder extreme sneeuwsituaties moet men het doen met de 'gewone' uitstaande weerberichten. |
|
1.2.6 IJzel |
IJzel is eigenlijk niets anders dan regen die bevroren is op de nog bevroren grond of op voorwerpen bij het aardoppervlak. Het ijslaagje kan zich op verschillende manieren vormen, meestal aan
het eind van een vorstperiode, wanneer de grond bevroren is. Dat is goed mogelijk omdat de grond vaak langer koud blijft dan de lucht die erover stroomt. Een dooiaanval begint gewoonlijk op enige honderden meters hoogte, waar de minder koude lucht het eerst binnenstroomt. De koudere vrieslucht heeft door zijn lagere temperatuur een groter gewicht dan de zachtere lucht;
daardoor blijft de warme lucht 'bovendrijven' en weet de vorst zich aan het aardoppervlak het langst te handhaven. |
|
De neerslag valt dan in de vorm van regen uit de zachte lucht, maar de druppels koelen onderweg in de koude lucht weer af. Zodra de regen de koude grond of voorwerpen daarop bereikt, bevriezen de druppels. Het ijs dat zo ontstaat, wordt ijzel genoemd. Bevriest de regen al eerder, dan spreekt met van ijsregen. Het resultaat is overigens hetzelfde: ook ijsregen kan aan de
grond vastvriezen en een ijslaagje vormen. IJsregen kan ook als "ronde knikkertjes" op de bodem vallen en wegrollen. In de weerberichten worden al deze neerslagvormen ijzel genoemd. |
|
|
IJzel op de weg |
|
|
|
Fietser glijdt uit door ijzel |
|
|
|
IJzel aan hoogspanningsdraden |
|
IJzel is voor al het verkeer zeer gevaarlijk. Een klein beetje ijzel kan al gladheid veroorzaken van wegen en trainrails. Het ijs zet zich ook af op voorwerpen. Takken van bomen die niet bestand zijn tegen het gewicht van het ijs breken af; draden van bovengrondse elektriciteitsleidingen knappen of de masten raken beschadigd. Vliegtuigen worden te zwaar en de verliezen hun aërodynamische vorm, zodat eerst alle ijs verwijderd moet worden en de gladheid op de startbaan moet zijn bestreden voor ze kunnen opstijgen. In het voorgaande zagen we dat het weer in sommige gevallen aanleiding geeft tot levensbedreigende situaties. Via het weeralarm en de waarschuwing voor extreem weer wordt de samenleving voor verscheidene vormen van extreem of gevaarlijk weer gewaarschuwd. Een samenvatting van de omstandigheden waarin weeralarms worden uitgegeven, is te vinden in de Tabel. |
|
Weersomstandigheden waarvoor het KNMI waarschuwt met een weeralarm |
Zware storm |
Windkracht 10, gemiddelde windsnelheid 89 km/u of hoger |
Zeer zware storm |
Windkracht 11, gemiddelde windsnelheid 103 km/u of hoger |
Orkaan |
Windkracht 12, gemiddelde windsnelheid 117 km/u of hoger |
Zeer zware windstoten |
Meer dan 100 km/u |
Zware sneeuwval |
Op grote schaal* meer dan 5 cm per uur en een vers sneeuwdek van ten minste 5,5 cm (een gebied van ten minste
de grootte van een provincie) |
Sneeuwjacht |
Sneeuw of driftsneeuw bij windkracht 6 of 7, windsnelheid 39 km/u of hoger |
Sneeuwstorm |
Sneeuw of driftsneeuw bij windkracht 8 of meer, windsnelheid 62 km/u of hoger |
IJsel of ijsregen |
Gladheid op grote schaal (een gebied van ten minste de grootte van een provincie) |
Zwaar onweer |
Op grote schaal* minstens 15 ontladingen per minuut binnen een straal van 15 kilometer; eventueel (zeer zware)
windstoten, slagregens, wolkbreuken of hagel. |
1.3 Verdere gevaren en ongemakken |
|
In
gevallen
zoals
hierboven
besproken
geeft
het
KNMI
een
weeralarm
uit;
veelal
zijn
dat
levensbedreigende
situaties.
Bovendien
kunnen
weersomstandigheden
aanleiding
geven
tot
overlast.
Of
deze
zich
kunnen
voordoen,
is
te
horen
in
het
weerbericht
of
te
zien
op
teletekst.
Een
aantal
van
deze
overlast
weersituaties
bespreken
we
hier. |
|
1.3.1
Mist |
Tijdens
mist
is
het
zicht
door
kleine
in
de
lucht
zwevende
waterdruppeltjes
zo
sterk
beperkt
dat
het
zicht
aan
het
aardoppervlak
afneemt
tot
minder
dan
1000
meter.
Bij
dichte
mist
is
het
zicht
minder
dan
200
meter,
bij
zeer
dichte
mist
minder
dan
50
meter.
In
veel
gevallen
ontstaat
de
mist
heel
plaatselijk,
waardoor
het
verkeer
met
gevaarlijke,
plotseling
opdoemende
mistbanken
te
maken
krijgt.
De
afname
van
het
zicht
bij
dichte
en
zeer
dichte
mist
brengt
voor
de
weggebruiker
grote
gevaren
met
zich
mee.
De
remweg
van
een
auto
is
dan
namelijk
al
gauw
groter
dan
de
afstand
die
de
automobilist
kan
overzien.
Bij
vorst
kan
mist
aanvriezen
en
gladheid
veroorzaken.
Bij
mist
moeten
soms
veerdiensten
uit
e
vaart
worden
genomen.
Vliegtuigen
lopen
vertraging
op
of
moeten
uitwijken
naar
andere
vliegvelden.
|
1.3.2 Gladheid |
Wanneer de temperatuur op waarnemingshoogte (1,5 m) tot enkele graden boven het vriespunt daalt, kan zich op de grond al ijs vormen die aanleiding geeft tot gladheid. Op een heldere avond koelt het aan het aardoppervlak als regel het sterkst af, zodat het daar dan het eerst tot vorst komt. Of het ook glad wordt hangt af van een groot aantal factoren. Niet alleen de vochtigheid en
water op de weg zijn van belang, maar ook de wind en vooral de hoeveelheid warmte in de grond kunnen van grote invloed zijn. Op bruggen en opritten wordt het eerder glad omdat daar geen warmte van de ondergrond wordt aangevoerd. Na een vorstperiode, als de vorst nog in de grond zit, zal het juist op andere plaatsen van het
wegdek eerder vriezen. Dit wordt ook wel opvriezing genoemd. Een weg in een ondiep dal, waar de koude lucht naar toe stroomt, is gevoeliger voor vorst en dus eerder glad dan een hoger gelegen weg. Dat geldt ook voor een weg op een noordhelling: die weggedeelten worden niet door de zon beschenen en zullen overdag in het algemeen langer glad blijven dan andere delen van de weg. Ook weggedeelten die in de schaduw van bomen of andere obstakels liggen kunnen langer glad blijven. Andere factoren die een rol spelen bij het optreden van gladheid zijn de verkeersintensiteit en eventuele zoutresten op de weg. |
|
|
Baan vegen op Schiphol |
|
|
|
Auto in de sloot (foto. Karel
Holvoet) |
|
|
|
Sneeuwploeg op Schiphol |
|
1.3.3 Zware neerslag en overstromingsregens |
Zware neerslag kan zowel op lokale schaal als op grotere schaal voor grote overlast zorgen. Soms valt uit buien plaatselijk zoveel neerslag dat kelders en viaducten onderlopen en er een laag water op de weg blijft staan. Er is sprake van aquaplaning als water tussen de banden van een rijdende auto en het wegdek niet snel genoeg door de banden wordt verwijderd. De auto verliest
het contact met de weg en gaat slippen; het verschijnsel doet zich voor tijdens zware buien. Vanaf rijsnelheden van ongeveer 80 km/uur neemt bij waterlaagdikten van meer dan 1 mm
de kans
op aquaplaning al flink toe. Als er 20 mm neerslag per uur valt of meer, moet op gewone asfaltwegen rekening gehouden worden met aquaplaning. Doordat regenwater in de openingen van het zeer open asfaltbeton kan verdwijnen, is de kans op aquaplaning op wegen,
bedekt met dit soort asfalt, aanzienlijk afgenomen.Langduriger en grootschaliger neerslag kan leiden tot overstromingen, zoals die van 1998
op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden; er viel toen in een etmaal meer dan 100 mm. |
|
|
Straat staat
blank na zware neerslag |
|
|
|
Zware regenbuien - Bron: KNMI |
|
De hoge waterstanden van Rijn en Maas rond de jaarwisseling van 1993/1994 en in januari 1995 zijn een ander verhaal. Niet alleen de neerslag in Nederland is dan belangrijk, maar ook die in
de brongebieden; voor de Maas zijn dat bijvoorbeeld de Belgische Ardennen en Noord-Frankrijk. In beide gevallen werd de hoogwatergolf voorafgegaan door een lange periode van ruim een
maand gestage en soms intensieve regen in de brongebieden. Deze raakten daardoor verzadigd met water. Onder die omstandigheden reageert de Maas sneller en heftiger op nieuwe grote neerslaghoeveelheden. Bovendien kwam er tegelijkertijd door de dooi veel smeltwater vrij van de massa's sneeuw die begin januari 1995 waren gevallen. |
|
Te weinig neerslag kan ook problemen veroorzaken. In Nederland was er bijvoorbeeld in de zomer van 1976 een langdurige droogteperiode; water van het IJsselmeer werd toen de Friese boezem ingepompt om de agrarische bedrijven aan voldoende water te helpen. Ook in 2003 veroorzaakte de droogte problemen, bijvoorbeeld met de electriciteitsvoorziening en door uitgedroogde
veendijken (dijkdoorbraak Wilnis). |
|
1.3.4 Vorst |
Langdurige vorstperiodes kunnen de normale gang van zaken in de samenleving eveneens beïnvloeden. Vooral in combinatie met een harde wind kan de kou indringend en extreem worden, waardoor verwarmingen bevriezen, wissels vastvriezen en buiten vertoeven onaangenaam of zelfs vrijwel onmogelijk is. Bij ijsgang in rivieren en op het IJsselmeer komt het scheepvaartverkeer
stil te liggen en worden ponten uit de vaart gehaald. Vorst in het voorjaar vormt een bedreiging voor fruitbomen, gewassen en tuinplanten. |
|
1.4 Gevaren voor de
luchtvaart. |
|
Wat
het
weeralarm
is
voor
de
mensen
op
de
grond
is
de
SIGMET
voor
de
piloten
in
de
lucht.
De
SIGMET
is
een
waarschuwing
voor
de
luchtvaart
die
wordt
uitgegeven
door
het
KNMI
volgens
regels
voor
de
luchtvaartveiligheid
die
overal
in
de
wereld
worden
gevolgd.
Ze
worden
uitgegeven
bij
zwaar
onweer,
ijsaanzetting,
turbulentie
en
andere
bedreigingen
voor
het
vliegverkeer.
Tijdens
start
en
landing
kunnen
plotselinge
veranderingen
van
de
wind
langs
het
gevolgde
pad
gevaar
opleveren;
waarschuwingen
hiervoor
verschijnen
uitsluitend
op
de
locale
informatiesystemen
van
de
luchthavens.
Veel
luchtvaartwaarschuwingen
zijn
mede
gebaseerd
op
de
meldingen
van
piloten,
die
zo
een
bijdrage
leveren
aan
de
veiligheid
van
collega's
en
passagiers.
|
|
1.4.1
IJsaanzetting |
Voor
een
veilige
reis
door
de
lucht
is
het
van
het
grootste
belang
de
mate
van
ijsvorming
op
vliegtuigen
te
kennen.
Deze
hangt
af
van
de
gemiddelde
druppelgrootte,
de
vloeibare
waterinhoud
van
wolken
en
het
verloop
van
de
temperatuur
over
een
bepaalde
afstand.
Vooral
kleinere
vliegtuigen
ondervinden
overlast;
de
grotere
zijn
gecertificeerd
om
onder
omstandigheden
te
vliegen
waarbij
ijsafzetting
optreedt.
De
meeste
grote
vliegtuigen
beschikken
tegenwoordig
namelijk
over
systemen
om
ijs
te
verwijderen,
wat
de
mogelijkheden
verruimt
om
onder
omstandigheden
te
vliegen
waarbij
ijsaanzetting
optreedt.
De
mate
van
ijsaanzetting
is
niet
voor
elk
type
vliegtuig
hetzelfde
en
verschilt
van
niveau
tot
niveau.
Als
op
een
bepaalde
hoogte
de
ijsgroei
op
de
vleugels
te
groot
wordt,
is
het
mogelijk
uit
te
wijken
naar
een
ander
niveau
om
het
ijs
weer
kwijt
te
raken. |
|
IJsaanzetting op een
vliegtuigvleugel - Bron: Buienradar |
|
|
|
IJsvrij maken van een vliegtuig -
Bron: Andres Bolkenbaas |
|
1.4.2 Turbulentie |
Onder turbulentie verstaat men in de luchtvaart de ongewenste, al dan niet hevige bewegingsveranderingen die een vliegtuig soms ondergaat.
Bij voortdurend lichte turbulentie heeft men het gevoel of het toestel over een met ruwe keien geplaveide weg rijdt. Naarmate de turbulentie toeneemt, wordt de besturing moeilijker en zijn instrumenten lastiger af te lezen. Het verstrekken van voedsel en drank aan passagiers moet bij matige turbulentie worden gestaakt..Losse voorwerpen en trollies moeten worden opgeborgen en gezekerd.De bemanning en passagiers moeten
in de riemen. Matige turbulentie is onaangenaam maar niet gevaarlijk |
|
Zware turbulentie is echter wel gevaarlijk. Alles wat los is, vliegt door de cockpit of de cabine. Alles kreunt en kraakt. Besturing wordt moeilijk tot onmogelijk en er kan structurele schade aan
het toestel worden veroorzaakt. Turbulentie doet zich voor in gebieden met een harde, veranderlijke wind of waar temperatuur sterk verandert over korte afstanden. Veruit het gevaarlijkst is de turbulentie in en rond een onweerscomplex of buienlijn. Deze kan zo zwaar zijn, dat startende en landende machines in acuut gevaar komen. De turbulentie vlak onder een bui of in de basis ervan kan zeer zwaar zijn, evenals de turbulentie bij windstoten. |
|
Potentieel gevaarlijke turbulentie is aanwezig in en nabij alle onweersbuien. Een zware bui kan een machine vernielen. De krachtigste turbulentie treedt op in de wolk in het gebied,
waar opgaande en neerwaartse stromingen bij elkaar komen en waar de mogelijkheid bestaat van de ontwikkeling van windhozen, waarin de windsnelheid in een uiterst klein gebied kan oplopen
tot 200 kts. Buiten de wolk kan turbulentie optreden tot honderden meters boven de onweerswolk en tot 30 km opzij ervan. Turbulentie treedt ook op buiten bewolking.; men spreekt dan van
clear air turbulence (CAT). |
|
|
Afbeeldig-4 |
|
|
|
Afbeelding-5 |
|
|
|
Afbeelding-6 |
|
|
4:
Shear Turbulentie bij het
aardoppervlak door
windschering door toename van de
wind met de hoogte.
Bron: Comet |
5:
Mechaniche Turbulentie bij het
aardoppervlak doorruwheid van het
terrein. Bron: AVStop |
6:
Turbulentie bij stijg- en daalbewegingen rond buien. Bron: Comet. |
|
1.4.3
Windschering |
Windschering
is
een
snelle
verandering
van
de
windrichting
en/of
-snelheid
langs
het
pad
van
een
vliegtuig.
Bij
de
start
en
de
landing
kan
windschering
buitengewoon
gevaarlijke
situaties
opleveren.Zo
zal
een
vliegtuig
draagkracht
verliezen
als
de
tegenwind
die
tijdens
de
start
wordt
ondervonden,
afneemt.
Daardoor
wint
het
moeilijk
hoogte;
als
er
obstakels
in
de
startrichting
liggen,
kan
dit
gevaarlijk
zijn.
Tijdens
de
landing
komt
een
vliegtuig
bij
afnemende
tegenwind
gemakkelijk
te
laag
terecht.
De
piloot
geeft
'gas'
bij
om
hoogte
te
winnen,
maar
als
hij
te
sterk
corrigeert
komt
hij
te
hoog
boven
de
baan
aan
en
is
een
"doorstart"
nodig. |
In het voorgaande zagen we een groot
aantal gevaren en ongemakken die
werden veroorzaakt door het weer.
Daarnaast zijn er ook rampen
met
andere oorzaken, waarbij het weer
een rol speelt. Het gaat met name om
rampen
en calamiteiten waarbij
giftige of radioactive stoffen vrijkomen. Met behulp van weersverwachtingen
kan worden voorspeld hoe snel en in
welke richting deze stoffen zich
zullen verspreiden, waar mensen of
vee gevaar lopen
en waar de giftige en radioactieve
stoffen op gewassen terecht kunnen
komen.
Met deze informatie kunnen de
maatregelen genomen worden om de
bevolking
zo goed mogelijk tegen de gevolgen
van de ramp te beschermen. |
|
1.6
Samenvatting
en
conclusies |
|
Het
weer
kan
in
sommige
gevallen
aanleiding
geven
tot
levensbedreigende
situaties.
Via
het
weeralarm
en
de
waarschuwing
voor
extreem
weer
wordt
de
samenleving
daarvoor
gewaarschuwd;
daarnaast
hebben
luchtvaart
en
scheepvaart
hun
eigen
waarschuwingskanalen. Om
te
weten
wanneer
waarschuwingen
moeten
worden
uitgegeven,
is
kennis
nodig
van
de
atmosfeer,
de
omstandigheden
die
zich
daarin
voordoen
en
de
drijvende
krachten
die
van
belang
zijn.
Deze
zaken
komen
in
volgende
hoofdstukken
van
dit
boek
aan
de
orde. |
|
Bron:
Weerkunde -
Meteorologie voor
iedereen (Kees
Floor) |
|
|
|
|
|