|
Wat is Ultra Violet straling (UV) |
|
|
Zonlicht bestaat uit een spectrum van verschillende zichtbare en onzichtbare zonnestralen waarvan de golflengte uiteenloopt van 280-3000 nm.
In een regenboog is het zichtbare deel van de zonnestralen geordend naar de golflengte. Van paars met een korte golflengte naar rood met een
lange golflengte. Het infrarood heeft een golflengte die groter is dan die van rood en is niet zichtbaar maar voelen we als warmte wanneer we in het zonlicht staan. |
|
Het elektromagnetisch spectrum |
|
We kennen veel soorten straling zoals: Röntgenstraling, warmtestraling, maar ook stra ling afkomstig van zendmasten voor radio, televisie en
mobiele telefoons. Dit noemen we allemaal ‘elektromagnetische straling’. Deze straling plant zich door de lucht voort met een golfbeweging,
zoals de kringen die u ziet wanneer u een steentje in het water gooit. De lengte van die golfbeweging is te meten en verschilt per specifi eke stralingssoort. De golfbeweging kenmerkt bepaalde eigenschappen van die straling. |
Is die
golflengte
lang (zoals
bij
radiogolven),
dan drukken
we die
lengte uit
in meters
(m). Bij
kortere
golflengten
gebruiken we
nanometers (nm),
dat is één
miljoenste
millimeter.
Op de
afbeelding
zijn
verschillende
soorten
straling te
zien,
gerangschikt
naar
golflengte |
|
Straling met
een
golflengte
tussen 400
en 780 nm is
het gewone,
zichtbare
licht. Wordt
de
golflengte
langer, dan
komen we in
het gebied
van de
warmtestraling,
het
zogeheten
infrarood
(IR), dat
loopt tot
ongeveer 1
mm.
Aan de
andere kant
hebben de
stralen
steeds
kortere
golven.
We
komen dan
bij de ultra
violette
(UV)
straling
(dus voorbij
het violet
in de
regenboog).
Dat loopt
door tot 100 nm,
daaronder
komen we bij
de
Röntgenstraling.Het totaal van UV, zichtbaar
licht en IR
noemen we
optische
straling
omdat deze
drie
stralingssoorten
veel
natuurkundige
kenmerken
gemeen
hebben. |
|
|
|
Van het zonlicht is ongeveer 50% zichtbaar licht, 45% IR en 5% UV. Het ultraviolet of UV heeft een golflengte kleiner dan die van het paars en is
niet zichtbaar en voelbaar maar is voor
de mens gevaarlijk als we er te
lang in aan worden blootgesteld.
Door de atmosfeer rondt de aarde wordt
de zonnestraling deels door de ozonlaag, door wolken en door luchtvervuiling geabsorbeerd |
|
De verschillende soorten UV-straling |
|
Er zijn verschillende soorten UV-stralen, en elk soort heeft een andere invloed op het lichaam. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen UV-A-,
UV-B- en UV-C-straling. |
|
UV-A straling
(320-420nm) |
Dit zorgt voor een directe, diepere pigmentatie (het bruin worden van de huid) van de pigmentkorrels die aanwezig zijn in de huid. Het aantal pigmentkorrels en het effect van het UVA daarop verschilt per huidtype. UVA wordt medeverantwoordelijk gehouden voor het versnellen van het proces van huidveroudering en kan in de ogen leiden tot grijze staar. Dat is de reden dat oogbescherming bij het zonnen noodzakelijk is. |
|
- Uv A vormt 98,7% van de
uv-straling die het aardoppervlak bereikt.
De ozonlaag heeft hierop weinig invloed. |
- Veroorzaakt huidveroudering. |
- Gaat grotendeels door glas en kleding.
Veroorzaakt het verkleuren van stoffen en
verf. |
- Veroorzaakt melanoom, de dodelijkste vorm
van huidkanker. |
|
UV-B straling (280-320 nm) |
Het meest bekende positieve effect van UVB is de aanmaak van vitamine D3, dat essen tieel is voor ondermeer een goede botstructuur, maar ook
een erg belangrijke preventieve functie tegen verschillende soorten interne kankers en andere ziekten heeft. Het ontbreken van of een tekort aan
deze vitamine leidt brengt allerlei gezondheidsrisico’s met zich mee. UVB zorgt voor een indirecte pigmentaanmaak in de huid. Blootstelling aan
UVB levert een natuurlijke huidverdikking (niet met het blote oog zichtbaar), hetgeen een natuurlijke bescherming is tegen teveel UV-belasting van
de huid. Dat maakt het onmisbaar bij het zogenaamde ‘voorzonnen’ ter voorbereiding op het zomerseizoen of zonvakantie. UVB is in negatieve zin het meest verantwoordelijk voor zonnebrand en sneeuwblindheid (lasogen). Tot slot heeft UVB een positieve werking op de stofwisseling, verlaging van de bloeddruk en op sportprestaties. |
|
- Uv B vormt 1,3% van de uv-straling die het
aardoppervlak bereikt. De ozonlaag heeft
hierop een grote invloed. |
- Zet zuurstof om in ozon en herstelt zo
langzaam de ozonlaag. |
- Veroorzaakt verbranden en bruin worden. |
- Gaat niet door 'gewoon' glas (gefilterd
tot ongeveer 300 nm), wel door kwartsglas. |
- Veroorzaakt andere vormen van huidkanker. |
- 270-300 nm zijn de beste golflengtes voor
de vorming van vitamine D. |
|
UV-C straling (100-280 nm) |
UV-C is de kortstgolvige UV-straling. In de natuur wordt deze straling volledig gefilterd door ozonlaag en dampkring, zodat UVC niet op aarde terechtkomt. Evenmin komt UV-C uit zonnebanken. Er bestaan wel UV-C lampen die gebruikt worden om ondermeer drinkwater, lucht in ruimten, oppervlakten van voedsel en medische instrumenten te desinfecteren |
|
- Deze dodelijke uv-straling wordt volledig
door de atmosfeer tegengehouden. |
- Zet zuurstof om in ozon en herstelt zo
langzaam de ozonlaag. |
- Is zeer destructief voor huidcellen.
Veroorzaakt binnen korte tijd laesies. |
Hoeveel ultraviolette straling de aarde
bereikt hangt vooral af van hoe hoog de zon
aan de hemel staat. In de zomer, als de zon
veel hoger staat
dan in de winter, is het
ultraviolet licht zeker tien keer zo sterk.
In de zomer bereikt de zon het hoogste punt
om ongeveer half twee 's middags
(West-Europese tijd) en gemiddeld is dan de
hoeveelheid ultraviolette straling het
grootst. Ook op een hoogte, dus in de
bergen, is de intensiteit
hoger, doordat er
minder lucht tussen zit om een deel door
verstrooiing uit te schakelen. Boven of
nabij waterlichamen (zoals meren, zeeën en
oceanen maar ook buitenzwembaden en bevroren
wateren) is de intensiteit van de
ultraviolette straling ook hoger omdat naast
de direct invallende ultraviolette straling,
de weerkaatsing van het ultraviolette licht
via het wateroppervlak ook bijdraagt aan de
totale blootstelling van de ruimte boven
en
nabij het wateroppervlak. |
|
|
De hoeveelheid invallende ultraviolette
straling is ook afhankelijk van de
bewolking. Wolken houden niet alleen het
zichtbare licht gedeeltelijk
tegen, maar ook uv. In het algemeen geldt: hoe meer
bewolking, hoe minder ultraviolette straling
de aarde kan bereiken. Wolken weerkaatsen
echter zelf ook licht en daardoor kan de
hoeveelheid ultraviolette straling die de
aarde bereikt ook bij een half bewolkte
hemel sterk variëren. |
|
Stof in de atmosfeer
kan ultraviolette
straling tegenhouden
en bij rustig warm
weer, als zich veel
vuil in de onderste
lagen van de
atmosfeer verzamelt,
kan de hoeveelheid
ultraviolette
straling afnemen.
Daarentegen
weerkaatst een deel
van de ultraviolette
straling via het
grondoppervlak
terwijl een ander
deel in de grond
geabsorbeerd
conform
de Fresnelvergelijkingen.
De hoeveelheid
weerkaatst
ultraviolet licht
hangt af van het
absorptiespectrum en
in zekere mate van
de brekingsindex van
de materialen of
de
vloeistof(fen) die de oppervlakte vormen. Dat houdt onder meer in dat de intensiteit van het ultraviolette licht (op een meetpunt of waaraan men iets of iemand bloot stelt)
boven wit of licht zand, sneeuw en – zoals hierboven al genoemd –
boven water hoger is dan boven andere oppervlaktematerialen. |
|
Ook de hoeveelheid
ozon in de atmosfeer
heeft invloed op de
hoeveelheid
ultraviolet zonlicht
dat de aarde
bereikt. Dat gas
houdt de meeste
UV
B-straling tegen,
zodat maar weinig uv
B-straling
de aarde kan
bereiken. De meeste
ozon bevindt zich in
de ozonlaag, die
zich tussen ongeveer
15 en 30 kilometer
hoogte bevindt. De
aantasting van de
ozonlaag door
bepaalde
luchtvervuiling
(het gat in de
ozonlaag) bedreigt
daarom het
leven op
aarde. Net als het
weer kent ook de
ozonlaag seizoenen:
in de lente is deze
het dikste en in de
herfst het dunst.
Ook het weer heeft
invloed. Over het
algemeen is de
ozonlaag in de buurt
van een
hogedrukgebied iets
dunner dan in de
buurt van een
lagedrukgebied. |
|
|
|