|
|
Een glaciaal bekken of tongbekken is in de geomorfologie een depressie in het landschap, die ontstaan is door het gewicht en de erosieve werking
van een gletsjer. De gletsjer stuwt het materiaal onder zich vandaan en voor zich uit in zogenaamde stuwwallen, verhogingen in het landschap die langs de randen van glaciale bekkens voorkomen. |
|
|
Tasman Lake op de Tasmangletsjer ontstond pas halverwege de jaren zeventig |
|
Glaciale bekkens komen voor in gebieden waar gletsjers over ongeconsolideerde gesteenten stromen. Voorbeelden zijn de tijdens glaciale perioden (ijstijden) door gletsjers bedekte delen van Nederland, Noord-Duitsland, Denemarken en Polen. Ook in het noordelijke voorland van de Alpen of in de vlaktes van Noord-Amerika of Siberië komen glaciale bekkens voor. In Nederland komen een aantal glaciale bekkens voor uit het Saalien-glaciaal (238.000 tot 128.000 jaar geleden): het IJsseldalbekken tussen de stuwwallen van de Sallandse Heuvelrug en de Veluwe, een tweede bekken onder de Gelderse Vallei tussen de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug, een bekken onder Amsterdam en Haarlem en een bekken onder Flevoland. |
|
Oorsprong |
|
Door het stromende ijs van de gletsjertong wordt een holle vorm uitgehouwen. De eind- en zijmorenen vormen een natuurlijke dam. De grond en
de eindmorene zijn zodanig afgesloten met fijne sedimenten dat het smeltwater van de gletsjer zich in dit bassin kan verzamelen en een meer kan vormen nadat de gletsjertong zich heeft teruggetrokken. Tegenwoordig worden dergelijke meren vooral gevoed door regen- en grondwater, en in de Alpen door smeltwater uit hoger gelegen gebieden. De meeste gletsjermeren ontstonden na het einde van de ijstijd, maar ze verschijnen ook nadat de huidige gletsjers zijn gesmolten. Het aantal en de oppervlakte van gletsjermeren zijn tussen 1990 en 2015 met respectievelijk 53 en 51 procent toegenomen. |
|
Tongbekkenmeer / Fjordmeer |
|
Een bijzondere meervorm die post-glaciaal ontstond is het Tongue Basin Lake. In alle gebieden die in de oudheid met ijs bedekt waren, bestaan bekkens die zijn verdiept door gletsjertongen uit de ijstijd, zogenaamde tongbekkens. Of de daarin gevormde meren specifiek fjordmeren worden genoemd, hangt af van de bewegingsrichting van het ijs dat het bassin vormt. Waar het ijs door bergvalleien naar beneden duwt, zoals het geval was toen de fjorden werden gevormd, worden ze fjordmeren genoemd. Waar het ijs afkomstig was van de ijskap van een zee in Europa de Oostzee die overeenkomt met de vorming van de fjorden, spreekt men niet van een fjordmeer. Dergelijke meren zijn te vinden in Noord-Duitsland
en andere regio's ten zuiden en oosten van de Oostzee. |
|
|
Tongue Basin Lake binnen een gletsjerreeks (einde van de vallei) |
|
|
|
Gletsjerrandmeer van de Triftgletsjer met
gletsjerpoort (bergzijde) |
|
|
Droogtongbekken met eindmorene |
|
|
|
Wanneer een glaciaal bekken gevormd wordt kan het honderden meters diep zijn. Aan het einde van een glaciaal, als het klimaat warmer werd, trekken de gletsjers zich terug en raken de bekkens opgevuld met smeltwatermeren. Door het ontdooien van de permafrost vinden aan de randen van de bekkens instortingen (door afglijdingsmassa's) plaats van de stuwwallen. Op deze manier raakt een glaciaal bekken meestal in relatief korte tijd na het terugtrekken van de gletsjers opgevuld met sediment en afbraakmateriaal van de stuwwallen. |
|
|
|
|
|
|
|