Klimaatverandering in 15 minuten













 
 
Dat het warmer wordt, betekent niet dat het weer beter zal zijn. En wat is goed weer? Daar heeft iedereen een andere mening over.
Wat wel vast staat: in een warmer klimaat zit er, bij voldoende beschikbaar vocht, meer waterdamp in de lucht.
Dat zorgt voor meer regen in korte tijd: des te warmer het wordt, des te heviger de buien.
 
Meer waterdamp in de lucht betekent ook dat de verticale bewegingen in buien toenemen. Door de toename in waterdamp, komt er meer energie vrij als de waterdamp condenseert in wolkendruppels. Hierdoor ontstaat er een groter temperatuurverschil tussen de bui en haar omgeving en nemen de verticale bewegingen in de bui toe. De kans op onweersbuien met zware windstoten en grote hagel nemen daarmee ook toe in een warmer klimaat.
 
 
Het aantal bliksemontladingen tijdens onweersbuien stijgt met 10 tot 15 procent per graad opwarming. De kans op zware windstoten tijdens buien
is groter in een warmer klimaat. Grootschalige stormen met een zware impact komen maar heel af en toe voor in en om Nederland. Daarom is het moeilijk om te bepalen of klimaatverandering leidt tot een verandering in het aantal zware stormen. 
 
Wateroverlast en schade 
 
Meer zware regenbuien in combinatie met onweer en windstoten kunnen voor veel overlast zorgen en zelfs schade en letsel veroorzaken.
Denk bijvoorbeeld aan mensen die overvallen worden door het onweer en door de bliksem getroffen kunnen worden. Of aan bomen en andere hoge, windgevoelige objecten die kunnen omwaaien. Maar ook het snel onderlopen van wegen is risicovol en een bron van overlast. Net als bovenleidingen van het spoor die beschadigd raken door windstoten of bliksem. 
 
Oogsten kunnen mislukken door extreme regenbuien, hagel en zware windstoten. Organisatoren van buitenevenementen zullen rekening moeten houden met verhoogde kansen op extreem weer. Dat kan leiden tot extra maatregelen of zelfs afgelasting. Dit treft veel mensen en leidt tot economische schade. Met gerichte en tijdige weerwaarschuwingen kunnen er maatregelen genomen worden om letsel, schade en overlast te verminderen of te voorkomen.  
 
 
Net als veel andere landen, kan Nederland niet overal zware buien goed opvangen. Hoeveel overlast en schade hevige buien veroorzaken,
is afhankelijk van de plek waar ze plaats vinden. In een natuurgebied heeft een extreme regenbui minder impact dan in het centrum van een grote stad. In de polder zorgen grote hoeveelheden regen voor andere problemen dan in een heuvelachtig gebied.
 
Nederland neemt via het Deltaprogramma ruimtelijke adaptatie maatregelen om de zware buien aan te kunnen. Om wateroverlast te voorkomen, worden in veel steden bredere rioolbuizen aangelegd. Maar ook bijvoorbeeld wadi’s. Dat zijn buffers waar tijdelijk overtollig regenwater kan worden opgevangen. Ook de aanleg van waterpleinen, vijvers en meer groen helpen bij de opvang en afvoer van het teveel aan water.
 
Toename broeikasgassen
Hoeveel warmer, natter of extremer het zal worden, is afhankelijk van de hoeveelheid broeikasgassen die in de toekomst wordt uitgestoten.
Als de uitstoot van broeikasgassen niet vermindert, kan de gemiddelde temperatuur in 2100 wereldwijd stijgen met 3 tot 6 graden ten opzichte van 1850, het begin van de industriële periode. Met drastische maatregelen zou dit beperkt kunnen worden tot 2 graden.
 
Met klimaatmodellen schatten we in hoeveel graden warmer het wordt bij een bepaalde toename van de broeikasgassen. Maar we weten niet altijd hoe het klimaatsysteem exact reageert. Sommige veranderingen in natuurlijke processen zijn helaas moeilijk te bepalen. Een voorbeeld: in een warmere en vochtigere lucht ontstaan meer wolken. Overdag zorgen wolken voor verkoelende schaduw terwijl ze ’s nachts als een deken de luchttemperatuur hoog kunnen houden. Voor hoeveel afkoeling of opwarming wolken zorgen, hangt sterk af van het type wolk en hoe hoog ze zitten. IJswolken koelen bijvoorbeeld minder dan waterwolken. Er is daarom nog veel onderzoek nodig om deze elementen beter in een klimaatmodel te vangen. 
 
 
De Nederlandse aanpak bestaat uit het verminderen van broeikasgassen (mitigatie) en het klimaatbestendig maken van Nederland (adaptatie).
Alle maatregelen tot 2030 staan in de Klimaatagenda (2013) en in het Energieakkoord (2013).
Nederland heeft zich verbonden aan het VN-Klimaatakkoord dat in december 2015 in Parijs is ondertekend. Bijna 200 landen hebben ingestemd
met de doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen dermate terug te dringen dat de opwarming van de aarde beperkt wordt tot ruim beneden
2 graden ten opzichte van het niveau van vóór de opkomst van de industrie. Het streven is maximaal 1,5 graad opwarming. 
 
De gemiddelde wereldtemperatuur is inmiddels al 0,9 graad gestegen. Dus het mag niet meer dan een graad wereldwijd warmer worden.
Hierbij moeten we rekening houden met het gegeven dat het klimaatsysteem vertraagd werkt. Als we onmiddellijk zouden stoppen met het
uitstoten van broeikasgassen, dan gaat de opwarming nog door. Broeikasgassen zijn niet meteen uit de lucht verdwenen.
Naast de wereldwijde afspraken is Nederland ook gebonden aan de Europese afspraak om in 2020 minimaal 20 procent minder CO2 uit te stoten
ten opzichte van 1990 (Klimaat en energiepakket van de EU). 
 
 
Energieakkoord
 
Ruim veertig organisaties (overheid, werkgevers, vakbeweging, natuur- en milieuorganisaties, maatschappelijke organisaties en financiële instellingen) hebben in 2013 in het Energieakkoord hun handtekening gezet voor duurzame groei. In het Energieakkoord 2020 staan afspraken over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid zoals een besparing van het energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar. Een greep uit de maatregelen zijn het afbouwen van de kolencentrales uit de jaren tachtig, het stimuleren van zon- en windenergie en het ontwikkelen van een energietransportnetwerk dat uitgaat van lokale energieopwekking. 
 
  Foto-1
 
  Foto-2
 
  Foto-3
1: Elektrische auto's in Amsterdam: schoon, stil en energiezuinig
2: Windmolen in een koolzaadveld bij Almere.
3: Tussen Ens en Kampen ligt de Ramspolbrug. Deze brug is energieneutraal, de benodigde energie wordt gewonnen uit zonnepanelen aan
     de zijkant van de brug.
  Foto-4
 
  Foto-5
 
https://magazines.rijksoverheid.nl/binaries/large/content/gallery/magazines-knmi/knmispecials/special2016_01/beleid/tdf-20150723_014_1250_825.jpg
  Foto-6
4: Het Benthemplein in Rotterdam. Bij flinke regenbuien wordt het water opgevangen in de bassins van het plein. Als het droog is, kan er op het
    plein worden gespeeld.
5: Landschapkunstwerk De assende Maan van de kunstenaar Paul de Kort in Werkendam. Afhankelijk van het getij staan de spiralen van het labyrint
    meer of minder onder water. Het kunstwerk ligt in de polder de Noordwaard in de Biesbosch. In het kader van ruimte voor de rivier is de dijk van
    de Merwede gedeeltelijk afgegraven. Doel is het maken van een doorstroongebied,  bij hoge waterstanden zal het water van de Nieuwe Merwede
    worden afgeleid en zo westelijk naar het Hollandch Diep worden afgevoerd. De kans op overstromingen (in de bovenloop) is hierdoor kleiner.
6: Urban Farming Dak van zuidpark in Amsterdam. Op het dak van kantoorgebouw Zuidpark is een groen dak aangelegd. Hier wordt groenten
    geteeld voor het kantoorrestaurant. Collega's kunnen hier lunchen, vergaderen en wandelen tussen de bakken met sla, prei, groenten en kruiden. 
    De tuin wordt door hoveniers onderhouden. Groen in de stad verminderd de hittestres en vangt daarnaast het regenwater op.
 
Deltaprogramma
 
Hoewel de Nederlandse overheid de uitstoot van broeikasgassen gaat beperken, blijft het nodig om Nederland klimaatbestendig te maken. Aangezien Nederland een deltaland is dat gedeeltelijk onder de zeespiegel ligt, zijn de gevolgen van klimaatverandering snel voelbaar. Voor circa zestig procent van Nederland is er kans op overstromingen vanuit zee of door hoogwater in rivieren. Hiervoor heeft de Nederlandse overheid het Deltaprogramma
in het leven geroepen om Nederland klimaatbestendig te maken. Het gaat hierbij om waterveiligheid, zoetwaterproblematiek en de ruimtelijke inrichting van Nederland. Met het Deltaprogramma zijn nog niet alle bedreigingen van klimaatverandering gedekt. In 2017 brengt het kabinet de Nationale Adaptatie Strategie uit over het omgaan van klimaatrisico’s en het benutten van kansen in alle sectoren die met klimaatverandering te maken kunnen krijgen.Waar in jouw omgeving wordt aan klimaatadaptatie gewerkt?
 
Lokale Klimaatagenda
 
Gemeenten, provincies en waterschappen voeren ook een actief klimaatbeleid. In de Lokale Klimaat Agenda ‘Werk maken van Klimaat’ staan hun acties zoals woningen en gebouwen energiezuiniger maken, fietsen en openbaar vervoer aantrekkelijker maken en zorgen voor voldoende oplaadpunten voor elektrische voertuigen.
 
Inmiddels gebeurt er lokaal al veel aan het klimaatbestendig maken van Nederland. Rotterdam heeft waterpleinen en gebruikt het water juist om stadswijken aantrekkelijker te maken. Tiel heeft met serious gaming een waterprobleem voor een nieuwbouwwijk aan de Waal omgebogen naar kansen. Rivieren hebben meer ruimte gekregen zodat (regen)water beter afgevoerd kan worden zoals in het Waterschap Rivierenland. Waar het water ook wordt opgevangen in geval van droogte. De terp is op veel plaatsen in Nederland weer terug zoals in de Overdiepse polder in Waterschap Brabantse Delta. En er wordt naast dijkversteviging meer geïnvesteerd in natuurlijke barrières tegen het wassende water bijvoorbeeld in de Harger- en Pettemerpolder.
 
 
Al vanaf het begin van de achttiende eeuw wordt in Nederland het weer gemeten. De uitvinding van de thermometer en de barometer maakte dit mogelijk. Men wilde bijvoorbeeld weten of er een relatie was tussen het weer en ziektes of de opbrengst van oogsten. Er waren ook veel mensen
die het weer dagelijks gingen meten om inzicht te krijgen in de wetten van de natuur.
 
In de negentiende eeuw werd het weer steeds uitgebreider en gedetailleerder gemeten. Door de oprichting van het KNMI in 1854 werden meteorologische metingen gestandaardiseerd, zodat ze goed te vergelijken waren. Eind negentiende eeuw kwam KNMI-oprichter Buys Ballot met de eerste weersverwachtingen op basis van metingen. Deze waren vooral bedoeld voor de scheepvaart. Schepen hadden vaak ook meteorologische meetinstrumenten aan boord. Nog steeds. En daar maken weerinstituten zoals het KNMI gebruik van, tot op de dag van vandaag.
 
 
Metingen mix 
 
Tegenwoordig worden over de hele wereld weermetingen verzameld. Niet alleen voor weersverwachtingen maar vooral ook om veranderingen in
het klimaat te volgen. Meten gebeurt niet meer alleen met weerstations aan de grond. Neerslagradars en satellietinstrumenten worden steeds belangrijker. Maar er wordt ook nog gebruik gemaakt van weerballonnen met meetinstrumenten die de atmosfeer in kaart brengen. Naast schepen hebben ook vliegtuigen meetapparatuur aan boord die klimaatdata leveren. 
 
De officiële meetstations van weerinstituten zoals het KNMI moeten tegenwoordig voldoen aan de richtlijnen van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO). De kwaliteit van de metingen wordt continu gecontroleerd. De data worden zorgvuldig opgeslagen en toegankelijk gemaakt.  
 
 
Wereldwijd warmer
 
Deze veelheid aan metingen laat zien dat de temperatuur de afgelopen eeuw wereldwijd is gestegen. In Nederland steeg de temperatuur sinds 1951 zelfs twee keer zo snel als de wereldgemiddelde temperatuur.
 
Met klimaatmodellen reconstrueren meteorologen het verloop van de temperatuur en kunnen ze zien hoe groot de invloed is van broeikasgassen op de temperatuur. Ze houden dan ook rekening met natuurlijke factoren die het klimaat beïnvloeden zoals vulkaanuitbarstingen, de hoeveelheid zonnestraling en El Nino.
 
Warm verleden
 
In het verre verleden zijn er door natuurlijke oorzaken ook warme en koude perioden geweest. Met het onderzoeken van ijskernen, gesteenten en boomringen kunnen wetenschappers reconstructies maken van de temperatuur tot miljoenen jaren geleden. Zo weten we dat in de tijd van de dinosauriërs, zo’n 200 miljoen jaar geleden, het over de gehele aarde tropisch warm was.
 
Waarom zou een stijging van 2 graden ten opzichte van het industriële tijdperk dan nu zo erg zijn? Omdat dergelijke temperaturen voor het laatst zo’n 125.000 jaar geleden voor kwamen. Daarbij gaat het tempo van de temperatuurstijging zo snel dat het ecosysteem op aarde niet goed kan mee evolueren. Een snel stijgende zeespiegel, grotere neerslaghoeveelheden wereldwijd maar ook hetere en drogere gebieden hebben gevolgen
voor zowel mens als natuur. De vraag is hoe beheersbaar die gevolgen zijn en hoe goed de mens zich kan voorbereiden op dat veranderend klimaat.
 
 
Door de opwarming is het groei-en bloeiseizoen van veel planten en bomen langer geworden waardoor er eerder en langer pollen in de lucht zitten. Mensen die allergisch zijn voor pollen, hebben hierdoor langer last van hooikoorts. Dat zijn in Nederland ongeveer 15 tot 20 procent van de mensen.Universiteit Wageningen heeft aan de hand van de KNMI’14-klimaatscenario’s berekend dat het seizoen voor berken- en graspollen rond 2050 gemiddeld circa tien dagen eerder begint. Het begin van het pollenseizoen verschilt trouwens sterk van jaar tot jaar.
 
Hooikoorts is een voorbeeld van een indirect effect van klimaatverandering op de gezondheid. Andere indirecte effecten zijn voedselvergiftiging, ziektes verspreid door teken en muggen of vergiftiging door algen of botulisme. De opwarming van de aarde leidt tot wereldwijde ecologische, economische en sociale veranderingen. Deze kunnen ook invloed hebben op de gezondheid van mensen.
 
  Tijgermug
 
  Blauwalg 
 
  Teken 
 
Naast imheemse muggen komen incidenteel ook exotische muggen voor in Nederland. Sommige soorten kunnen ook ziektekiemen overbrengen. Een bekend voorbeeld hiervan is de Aziatische tijgermug. De tijgermug komt incidenteel naar Nederland via de handel van tweedehands autobanden en lucky  Bamboo planten. Tot nu toe heeft de tijgermug zich niet kunnen verstigen in Nederland. De Aziatische bosmug echte al wel. 
 
Blauwalg bacteriën, ofwel cyanobacteriën, doen het bij hogere temperaturen. Tijdens de bloei kan er een stikenede drijflaag op het water ontstaan.
Bij afbraak kan zo veel zuurstof verbruikt worden dat vissen massaal sterven. Het grootste probleem is dat ze giftige stoffen produceren. Contact of consumptie van de blaag bacterie kan leiden tot irritaties aan de ogen en huid, maag- en darmklachten en zelfs nog grotere gezondheidsproblemen. 
 
Nederland is in vergelijking met andere landen minder kwetsbaar voor infectieziekten dankzij het hoge niveau van de gezondheidszorg, inspectiediensten en welvaart. Zo is de kans dat malaria terugkeert in Nederland nihil. Maar de afgelopen vijftien jaar is het aantal gevallen van de ziekte van Lyme in ons land wel verdrievoudigd. Deze ziekte wordt overgebracht door geïnfecteerde teken. Door de hogere temperaturen zijn de teken gedurende een langere periode actief.
 
Wageningen Universiteit heeft van 2006 tot 2014 op dertien locaties in Nederland tekentellingen gehouden. Deze geven inzicht in de relatie tussen weersomstandigheden en het aantal teken. Zo blijken er in december meer teken voor te komen, als het in november warmer was. 
 
 
Een direct effect van klimaatverandering op de gezondheid is extreem weer zoals noodweer en hittegolven. Mensen kunnen verrast worden door onweersbuien, snel stijgend water of modderstromen door extreme regen, met alle gevolgen van dien. Ook de toename van hitte heeft gevolgen voor de volksgezondheid. In Nederland zien we een stijgende trend in zeer warme dagen. Kwetsbare groepen zoals ouderen en zieken lopen
hierdoor een groter risico door hitte eerder te overlijden. 
 
Vooral in steden zijn mensen extra kwetsbaar vanwege het ‘stedelijk hitte-eilandeffect’. In steden is het enkele graden warmer dan in een landelijke omgeving. Een stad brengt veel warmte voort, terwijl beton, stenen en asfalt warmte vasthouden. Omdat er in een stad vaak nauwe straten zijn,
is er weinig verkoelende luchtcirculatie. Beperkte begroeiing en water verhoogt de stadshitte nog meer.  
 
 
De opwarming heeft overigens ook positieve effecten voor de gezondheid. Zo neemt in Nederland de kans op sterfte door kou in de winter af en hebben mensen met bijvoorbeeld reuma of artrose baat bij warm weer.  
 
 
Spanje krijgt inderdaad steeds vaker met droogte te maken. Net als een groot deel van Zuid-Europa droogt de Spaanse bodem uit doordat het in de winter minder regent en de temperatuur in de zomer stijgt. Door watergebrek groeien er steeds minder planten en bomen, waardoor het nog meer opwarmt. Zeker in het binnenland van Spanje. Deze droogte leidt tot een tekort aan zoet water. Dat is met name slecht voor de landbouw en toeristensector in dit gebied. 
 
In andere delen van Europa kunnen lange periodes van droogte en hitte ook voorkomen en voor problemen zorgen. Het tegelijkertijd gebruiken van koelkasten, airconditioning, ventilatoren en sproei-installaties zorgen voor hoge piekmomenten die het elektriciteitsnetwerk aan moet kunnen.
Een lage waterstand maakt rivieren moeilijk te bevaren. Oogsten kunnen mislukken waardoor producten schaars zijn of zelfs niet te krijgen.  
 
 
Hittestress 
 
Vooral in 2003 waren de gevolgen van extreme warmte en droogte dramatisch. In een groot deel van Europa was het zo uitzonderlijk warm en droog dat veel oogsten mislukten en natuurgebieden werden verwoest door bosbranden. Het was een van de heetste zomers ooit in Europa. Tienduizenden mensen stierven eerder als gevolg van de hitte. 
 
Met name in steden kan het extreem warm worden door de veelheid aan steen, beton en asfalt en weinig verkoelende wind. Warmte blijft hangen tussen gebouwen en donkere kleuren absorberen meer warmte. Als er weinig groen en water in een stad is, stijgt de temperatuur nog meer.
Extreme warmte veroorzaakt hittestress. Dat is een groot gezondheidsrisico voor veel mensen. 
 
 
Extreme zomers zoals die van 2003 kunnen in de toekomst in een warmer Europa vaker voorkomen. Tussen 2000 en 2010 was het in Europa al enkele keren langdurig warm en droog in de zomer. In sommige scenario’s zou al in 2040 de helft van de Europese zomers nog warmer worden
dan de extreme zomer van 2003.  
 
Verschillen per land 
 
Hoeveel warmer het wordt, kan verschillen per land. Wereldwijd is het in een eeuw tijd 0,9 graden warmer geworden, maar in sommige gebieden is dat 1,5 tot zelfs 2,5 graden. 
 
Door klimaatverandering regent het wereldwijd wel meer en vaker maar de verschillen zijn groot. Algemeen kunnen we stellen dat natte gebieden natter worden en droge gebieden droger. En dat hittegolven langer en intenser zullen zijn.  Voor Nederland zijn de effecten van droogte in beeld gebracht (figuur nog in ontwikkeling voor nationale klimaatadaptatie strategie):
 
 
 
      Bronnen: KNMI - Specials 01 - Het klimaat in 15 minuten.  
      Categorieën: Klimaat en klimaatverandering  I  Weer em klimaat A tot Z  
 
Web Design