|
Meteorologische encyclopedie - hoofdstuk J |
|
Jaar: |
Een jaar is de relatieve eenheid van tijd
die de periode beschrijft waarin een planeet
om zijn ster draait. In het algemeen
taalgebruik is een jaar een
in dagen getelde periode die gebaseerd is op
de tijd die het de aarde kost om 1 maal om
de zon te draaien.Volgens de Gregoriaanse
kalender telt
een jaar 365 dagen. In de
regel om de vier jaar wordt daar een dag
bijgeteld om te compenseren voor het feit
dat de omgang om de zon niet precies in hele
dagen is te meten. Men noemt zo'n jaar een
schrikkeljaar.
De Juliaanse kalender had 1x in de 4 jaar
een schrikkeljaar, en duurde
dus gemiddeld
365,25 dagen (365d, 6h).
De Gregoriaanse kalender heeft iets minder
schrikkeldagen, en duurt gemiddeld 365,2425
dagen
(365d 5h 49m 12s). |
|
De periode tussen twee lentepuntdoorgangen
van de zon (dat wil zeggen, tussen 2
momenten dat de zon in dezelfde richting
bewegend boven
de evenaar staat) is het
tropisch jaar.
Een aardjaar telt vier
seizoenen. |
|
In de astronomie worden verschillende
definities van het jaar gebruikt, hier met
hun huidige (2000) lengte: |
|
Tropisch jaar: |
Periode tussen twee
lentepuntdoorgangen van de zon - 365d 5h 48m
45s |
|
Siiderisch jaar: |
Periode
waarna de sterren weer op dezelfde plaats
aan de hemel staan - 365d 6h 9m 10s |
|
Anomalistisch jaar: |
Periode
tussen twee doorgangen van de aarde door het
perihelium in de aardbaan - 365d 6h 13m 53s |
|
Het verschil in lengte tussen deze diverse
soorten jaar komt door de precessie van de
aardas en veranderingen in de vorm van de
aardbaan onder invloed van de andere
planeten.
Het jaar zoals we dat in de
kalender kennen is een goede schatting van
het tropische jaar, dat de seizoenen regelt
en daarom het belangrijkste is. De afwijking
van 27 seconden
betekent een fout van 1 dag
in 3200 jaar. |
|
Jaargemiddelde: |
Het gemiddelde van een weerkundige
grootheid, zoals de temperatuur, over een
volledig kalender- of meteorologisch jaar. |
|
Jaargetijden: (seizoenen)
|
Jaarlijks terugkerende periode waarin het
weer bepaalde kenmerken vertoont. Een
belangrijke oorzaak van het ontstaan van
seizoenen is de
draaiing van de aarde
gecombineerd met de schuine stand van de
aardas. De rotatieas van de aarde maakt een
hoek van 66°33' ten opzichte
van de zon.
Deze stand blijft gedurende de gehele omloop
van de aarde rond de zon hetzelfde. Het
gevolg hiervan is dat gedurende de ene helft
van de omloop
het noordelijk en tijdens de andere helft
het zuidelijk halfrond van de aarde het
meest naar de zon is toegekeerd. Deze
schuine
stand van de aardas is dan ook de
oorzaak van de variërende duur van dag en
nacht en van de afwisseling van de
jaargetijden. |
|
Op of rond 21 maart staat de zon
loodrecht boven de evenaar. Op deze
dag begint op het noordelijk
halfrond
de astronomische lente, op
het zuidelijk halfrond de
astronomische herfst.
In de
daaropvolgende maanden
staat de zon
steeds verder boven het noordelijk
halfrond.
Op het noordelijk halfrond worden de
dagen dan langer
en de nachten
korter, terwijl dit op het zuidelijk
halfrond precies omgekeerd is. Op of
rond 22 juni heeft de zon
een
maximale noordelijke breedte bereikt
en staat dan boven de kreeftskeerkring op 23°27' NB. |
|
Op het noordelijk halfrond is dit de langste dag van het
jaar en op het zuidelijk halfrond de kortste dag. Het is het begin van resp. de zomer en de winter. Ten noorden van 66°33' NB, de noordpoolcirkel, gaat de zon dan zelfs helemaal niet meer onder (de pooldag), terwijl zij ten zuiden van 66°33' ZB, de zuidpoolcirkel, niet meer
opkomt (de poolnacht). |
|
|
|
|
Na de 22ste juni komt de zon weer boven zuidelijker breedten te staan en op of rond 23 september wordt opnieuw de evenaar gepasseerd. Noordelijk halfrond korter
worden. Op het noordelijk halfrond begint dan de herfst, op het zuidelijk de lente. In de volgende maanden blijven de
dagen op het zuidelijk halfrond langer en op het noordelijk halfrond korter worden.
Op of rond 22 december bereikt de
zon haar maximale
zuidelijke breedte
en staat dan boven de steenbokskeerkring op 23°27' ZB. Op
het gehele zuidelijk halfrond is dit
de langste dag
en op het
noordelijk
de kortste dag. Hier begint dan
resp. de astronomische zomer en de
astronomische winter. Na 22 december
komt de zon weer boven noorderlijker
breedten en
worden de dagen op het
zuidelijk halfrond korter en op het
noordelijk langer, waarna op 21
maart de jaarcyclus is
gesloten. |
|
Jaarlijkse neerslag: |
Gemiddelde hoeveelheid neerslag die
in een jaar in een bepaald gebied
valt. Om te weten of deze neerslag
al dan niet gelijkmatig over het
jaar verdeeld is, kijkt men naar de
jaarlijkse neerslagverdeling. |
|
Jaarlijkse neerslagverdeling: |
Verdeling van de neerslag over de
verschillende maanden van het jaar. |
|
Januari: |
De naam januari is afgeleid van
Janus, de Romeinse God van deuren en
poorten en van alle begin. De maand
wordt ook wel louw- of looimaand
genoemd. Andere benamingen,
die
inspelen op de kou, zijn wolfsmaand
, hardmaand en ijsmaand. |
|
Jaunk: |
Lokale wind over het
Karawankengebergte, op de grens van
het voormalige Joegoslavië en
Oostenrijk. Het is een warme valwind
vanuit het
zuiden
met föhneigenschappen. |
|
|
Straalstroom ten oosten van Canada
(foto NASA) |
|
|
Jet stream: (Straalstroom) |
Op 9 à 10 kilometer hoogte waait in de regel
een zeer sterke wind, die de straalstroom
wordt genoemd. Weerkundigen spreken
van een
straalstroom als de wind op die hoogte een
snelheid heeft van meer
dan 100 kilometer
per uur (windkracht 11 of meer). Regelmatig
worden echter hogere windsnelheden bereikt
van soms zelfs meer dan 350 kilometer per uur.De straalstroom is gemiddeld enkele
duizenden kilometers lang, enkele honderden
kilometers breed en slechts een paar
kilometer hoog. Het is dus een zeer
langgerekte maar smalle band met hoge
windsnelheden, die door de atmosfeer
kronkelt als een
rivier in het landschap.
Meestal is de stroming van west naar oost
gericht, maar door de vele kronkels
kan de luchtstroming op bepaalde plaatsen
ook
naar zuid of noord gericht zijn. |
|
De straalstroom is geofysisch effect dat
ontstaat door het grote temperatuurverschil
tussen
de
Noordpool of zuidpool en de evenaar.
Iets
dergelijks gebeurt ook op kleine schaal. Als
in
de zomer de nacht valt en de grond afkoelt
waar de zon weg is, waait er lucht van
noord
naar zuid over de grens
tussen warme en
koude lucht. Dit is de verfrissende
avondwind.
Niet alleen in onze omgeving komt een
straalstroom voor, maar bijvoorbeeld ook bij
de
evenaar of in het poolgebied. Verspreid over
de wereld komen er meestal verscheidene
straalstromen op hetzelfde moment voor, die
ook wel polaire of
arctische straalstroom
worden genoemd. |
|
|
De richting en de plaats van de straalstroom
is van groot belang voor het weer. Vanuit
noordelijke richting voert een straalstroom
in onze
omgeving in de regel koudere lucht
aan dan vanuit het westen of zuiden. De
straalstroom voert bovendien depressies met
warmtefronten
en koufront aan. Wanneer de
straalstroom over of vlak langs Nederland of
België loopt krijgen we in de regel de ene
na de andere depressie te verwerken met
herhaaldelijk regen en wind. De straalstroom is soms te
herkennen aan de wolkenlucht. Karakteristiek
zijn de zeer langgerekte banden van hoge
bewolking, vaak in de vorm van windveren.
Deze wolkenvormen wijzen meestal op snelle
veranderingen in het weerbeeld. |
|
Joran: |
Lokale wind aan de oostzijde van de
Zwitserse Jura. Het is een warme valwind,
ook als dalwind aan te merken, vanuit het
noordwesten,
met föhneigenschappen. Soms is de wind tot
aan het
Meer van Neuchatel te voelen. |
|
Juli: |
Quintilus afgeleid van quinque (vijfde) was
de oude Romeinse naam voor juli, de vijfde
maand in hun telling. Juli is genoemd naar
keizer
Julius
Ceasar die op de in die maand geboren
zou zijn.
Hij bepaalde dat het jaar 365
dagen telt met om de 4 jaar een schrikkeldag
extra.
Juli wordt ook hooimaand, medemaand,
vennemaand of dondermaand genoemd. |
|
Juni: |
Juni draagt de naam van de Romeinse godin
Juno of van de eerste consul van Rome Lucius
Junius Brutus. De maand wordt tegenwoordig
meestal zomermaand genoemd maar de oude naam
is sinksenmaand (vijftigste). Dat getal
slaat op Pinksteren, vijftig dagen na Pasen.
Andere namen voor juni zijn Rozenmaand,
braakmaand of onweersmaand. |
|
|
|
|