|
Meteorologische encyclopedie - hoofdstuk N |
|
Nachteffect: |
Een meteorologisch effect dat optreedt in de
nanacht. Bij een bepaalde luchtopbouw kan er
op grotere hoogte door uitstraling boven een
wolkenlaag in de nanacht onstabilitiet
ontstaan. Dit veroorzaakt op zijn beurt
buitjes en /of castelanus bewolking. |
|
Nachtvorst: |
De temperatuur wordt op weerstations
gewoonlijk op 1,5 meter boven een grasvlakte
gemeten.
Vlak boven de grond kan het
temperatuurverloop echter anders zijn.
Tijdens een windstille
en heldere
nacht
koelt het daar sterker af. Voorwerpen op het
aardoppervlak en ook bomen, struiken,
bladeren
en grassprietjes zenden voortdurend
straling uit en verliezen onder die
omstandigheden snel warmte.
Meestal komt pas
in de vroege ochtenduren de temperatuur
beneden het vriespunt, omdat dan de
uitstraling niet langer gecompenseerd wordt
door de warmte aanvoer uit de grond. Bij
vorst aan de
grond bevriest de in de lucht
aanwezige waterdamp. De bevroren druppeltjes
zijn als een witte aanslag (rijp) te zien op het gras,
lage struiken, de bovenkant van houten
hekwerken of daken en ruiten van auto's. |
|
Najaarseffect: |
Een vaak terugkerende meteorologische
situatie ten gevolge van het verschil in
temperatuur tussen de warmere zee en het
koudere land. Dit zal vooral in de
kustprovincies in de nazomer en herfst bij
bepaalde weerpatronen optreden. |
|
|
|
|
Namen op de weerkaart: |
Tropische stormen, zoals hurricanes,
tropische cyclonen en tyfonen krijgen eigen
namen. Vaak zijn op hetzelfde moment meer
tropische stormen actief die met een eigen
naam gemakkelijker te onderscheiden zijn. De
volgorde waarin de stormen ontstaan wordt
aangegeven door middel van
de letters van
het alfabet: de eerste krijgt een naam die
begint met een A, de tweede met een B enz.
De namen worden vastgesteld door de Wereld
Meteorologische Organisatie die om de zes
jaar een lijst opstelt met meetsla steeds
dezelfde namen.
Alleen namen van zeer
catastrofale stormen keren niet terug.
Duitse Meteorologen geven depressies en
hogedrukgebieden namen om gemakkelijk
onderscheid te kunnen maken tussen meerdere
druksystemen op de weerkaart.
Ons land is
daar te klein voor en hier is meestal
slechts één druksysteem bepalend voor het
weer. |
|
NAO index: |
Het verschil in luchtdruk tussen IJsland en
de Azoren |
|
Nat-adiabatisch: |
Een adiabatisch proces, waarbij de
verdampings- of condensatiewarmte wel een
rol speelt. |
National Hurrican Centre: |
Instituut in Miami, in de staat Florida in
de Verenigde Staten van Amerika. Het houdt
zich bezig met onderzoek van tropische
cyclonen en het
maken van verwachtingen voor cyclonen.
De
laatste decennia is grote vooruitgang
geboekt in de kwaliteit van de
verwachtingen. Natuurlijk door ontwikkeling
van steeds betere computermodellen. Maar ook
door het werk van de
Hurricane Hunters. |
|
Natte Bol Temperatuur: |
Thermometer met nat reservoir; het
kwikreservoir van de thermometer is met een
zijden kousje omgeven, dat nat wordt
gehouden.
De langsstromende lucht doet het water
verdampen.
Dit geschiedt ten koste van de
warmte van het kwikreservoir, dat derhalve
een lagere temperatuur zal aanwijzen dan de
'droge bol'. Uit het verschil kan men de
luchtvochtigheid bepalen.
Bij relatieve
vochtigheid van minder dan
100% zal deze temperatuur altijd lager zijn
dan de gewone luchttemperatuur door
verdamping. Zie ook psychrometer. |
|
Natte lucht: (vochtige lucht) |
Mengsel van droge lucht en bij de heersende
temperatuur en luchtdruk maximale
hoeveelheid waterdamp; zgn. verzadigde
lucht, waarin zich bovendien nog
waterdruppeltjes en/of ijsdeeltjes bevinden. |
|
Natte sneeuw: |
Sneeuw die grotendeels uit water bestaat,
wordt natte sneeuw genoemd. De vlokken zijn
dan in de regel groter dan bij temperaturen
onder het vriespunt, wanneer droge sneeuw
valt.
Door de grotere vlokken die het zicht
sterk kunnen verminderen is natte sneeuw
hinderlijker voor het
verkeer dan droge
sneeuw. De plakkende sneeuw is echter wel
ideaal voor sneeuwpret
en het maken
sneeuwballen, sneeuwpoppen en glijbanen.
|
|
Nautische schemering: |
Zodra de zon een stand van 6 graden beneden
de horizon heeft berijkt gaat de burgelijke
schemering over in de nautische schemering.
De nautische schemering duurt voort totdat
de zon een stand berijkt heeft van 12 graden
beneden de horizon. Voor het gevoel is het
dan al nacht. Richting de zon kun je echter
nog duidelijk de schemeringskleuren zien. De
nautische schemering
gaat op zijn beurt weer
over in de astronomische schemering. |
|
Noorderbreedte N.B: |
Coördinaat voor plaatsbepaling in de zuid-noord richting op het noordelijk
halfrond. |
|
Nazomer: |
In het najaar kunnen we meestal nog wel een
aantal dagen profiteren van mooi en warm
zomerweer, niet alleen in ons land maar op
veel plaatsen
in de wereld. Zo'n nazomer
wordt in de
volksmond van oudsher ook wel
aangeduid als oudewijvenzomer, een begrip
afkomstig uit Noorwegen. Meteorologen
reserveren die benaming voor een warme
nazomerperiode eind september. Maar ook op
andere herfstdagen kan de zomer herleven
zoals de St. Maartenszomer rond 11 november.
In Noord-Amerika wordt de nazomer Indian
Summer genoemd. |
|
Nebolosis: |
Nevelig, sluierachtig, nevelslierten. |
|
Neerslag: |
Wolken bestaan uit waterduppeltjes,
ijskristallen of een combinatie van water en
ijs. Als de druppels of ijskristallen door
de weersomstandigheden
zo groot worden dat ze naar beneden vallen
wordt dat neerslag genoemd. Allerlei vormen
zijn mogelijk: regen, sneeuw, hagel en ijzel
(wanneer de regen bij aanraking van
voorwerpen of de grond bevriest). Ook dauw
en rijp (bevoren dauw) worden tot de
neerslag gerekend. De intensiteit van regen
en sneeuw wordt bepaald uit het zicht. |
|
Neerslagelement: |
Regendruppel, sneeuwvlok of hagelsteen. |
|
Neerslagintensiteit: |
Hoeveelheid neerslag per tijdseenheid.
Gewoonlijk wordt deze uitgedrukt in
millimeters per uur. In de weerrapporten
wordt door de waarnemer
ook een beschrijving
van de intensiteit van de verschillende
weersverschijnselen gegeven door middel van
een weercode. Zie ook intensiteit. |
|
Neerslagtekort: |
Het KNMI brengt de droogtesituatie in ons
land in kaart met het tekort aan neerslag,
het zogenaamde potentieel neerslagtekort. |
|
Neutrale occulsie: |
Occlusie waarbij de lucht aan de voorkant
van het warmtefront even koud is als de
lucht achter het koufront. Op een weerkaart
wordt een neutrale occlusie doorgaans
aangegeven met een onderbroken rode lijn met
daarachter een eveneens onderbroken blauwe
lijn of door een zwarte lijn met in de
bewegingsrichting afwisselend, niet
opgevulde, driehoekjes en halve cirkeltjes. |
|
Nevel: |
Vermindering van het zicht door minuscule waterdruppeltjes in de atmosfeer. Men spreekt van nevel wanneer het zicht tussen de 1 en 2 kilometer bedraagt. Bij minder dan 1 kilometer zicht spreekt men van mist |
|
Nevelregenboog: (secundaire regenboog) |
Regenboog die vaak te zien is naast een
hoofdregenboog. Hij wordt veroorzaakt
doordat de invallende lichtstralen, na
eenmaal bij het intreden in
de regendruppel
te zijn gebroken, in de druppel tweemaal een
reflectie ondergaan en hierna bij het
uittreden weer worden gebroken.
De
bijregenboog is dan zichtbaar buiten de
hoofdregenboog, op een afstand van ca. 9°
daarvan. De intensiteit van deze boog is
beduidend kleiner
dan die van de hoofd
regenboog, terwijl de kleurvolgorde
tegengesteld is. |
|
Nimbostratus: |
Behoort tot de familie van de middelbare
bewolking. Laagvormige regenwolk. Een grijze
hemel met continue regen is meestal wat een
nimbostratuswolk ons te bieden heeft. Dit type is veelal kenmerkend voor een warmtefront.
Lees meer over nimbostratus |
|
NOAA-satelliet: |
De NOAA satellieten behoren tot de
meteorologische of weersatellieten.
NOAA
staat voor National Oceanic and Atmosphéric
Administration. |
|
De NOAA satelliet vliegt in een polaire
zonsynchrone baan rond de aarde op
een
hoogte van
833 kilometer. In 102 minuten
legt hij een volledige baan rond de aarde
af. De sensor kan twee maal per dag een
zelfde gebied bedekken.
De recente NOAA
satellieten zijn uitgerust met een AVHRR (Advanced
Very
High Resolution Radiometer) sensor die
beelden levert met een resolutie van 1,1
kilometer.
De AVHRR sensor neemt op in 5
spectrale banden: rood, nabij infrarood, en
drie in het thermaal infrarood. |
|
De NOAA (AVHRR) beelden worden dagelijks
gebruikt voor de weersvoorspelling. (KMI)
Met NOAA opnames kunnen valse
kleurcomposieten worden gemaakt die een
grote oppervlakte bedekken.
Omdat deze
satelliet zowel het rode licht als het
infrarode licht kan opnemen, is het mogelijk
om vegetatie indexen te berekenen. Gezonde
planten reflecteren veel IR en
nemen
het rode licht op voor fotosynthese. Wanneer
er dus veel IR wordt waargenomen op een
bepaalde plaats op de satellietbeelden
betekent dit dat
er veel vegetatie voorkomt
op deze plaats. |
|
Een 'difference vegetation index' (DVI) wordt berekend door het gereflecteerde rode licht van het gereflecteerde infrarode licht af te trekken. |
|
|
|
NOAA satelliet |
|
|
Bij de 'normalized difference
vegetation index' (NDVI) wordt berekend door
de DVI te delen door de som van het
gereflecteerde rode en infrarodelicht. NOAA
beelden kunnen eveneens gebruikt worden om
de temperatuur van grotere wateroppervlaktes
zoals meren en zeeën in kaart
te brengen. |
|
Non-standard hours:
(tussenuren) |
Meteorologische waarnemingen worden overal
op de wereld op hetzelfde tijdstip en op
dezelfde manier verricht. De tijd wordt
overal aangegeven
in uren GMT. De non-standard hours zijn
de uren tussen de main hours en de intermediate hours, dus
0100, 0200, 0400, 0500, 0700, enz.
De
waarnemingen die op de non-standard hours
worden verricht, hebben het kleinste
verspreidingsgebied. |
|
Noodweer: |
Heftige of extreme weersomstandigheden
kunnen leiden tot grote overlast of gevaar.
Het KNMI geeft dan een Weeralarm uit, een
ernstige waarschuwing voor wat komen gaat.
Voorbeelden van noodweer, waarvoor een
Weeralarm wordt uitgegeven, zijn zware of
zeer zware storm, orkaan, op grote schaal
zeer zware windstoten van meer dan 100
km/uur, zwaar onweer, zware sneeuwval of een
sneeuwstorm. Een Weeralarm wordt ook
uitgeven wanneer ijzel op grote schaal
aanleiding geeft tot gladheid. |
|
Noord-Atlantische Drift: |
Hieronder verstaan we het transport van warm
zeewater vanuit de oceaan tot in ons gebied.
De term Warme Golfstroom die vaker hiervoor
gebruikt wordt is dus eigenlijk niet juist. |
|
Noord Atlantische Oscillatie NAO: |
De Noord Atlantische Oscillatie (NAO) is een
maat voor het verschil in luchtdruk tussen
de oceaan ter hoogte van de Azoren en de
streek rondom IJsland. Bij een positieve NAO
is de druk bij IJsland lager en bij de
Azoren hoger dan gemiddeld. Grote delen van
Eurropa, Azië en Noord-Amerika
zijn dan door
sterke westenwinden zacht. Maar in het
noordoosten van Canada heersen
dan koude
noordenwinden. |
|
Noordcirculatie: |
Eén van de onderscheiden
luchtcirculatietypen. De noordcirculatie is
een meridionale circulatie. De
lagedrukgebieden koersen vanuit Scandinavië
en
het oceaangebied tussen IJsland en
Noorwegen naar het zuiden. Daarbij worden
grote hoeveelheden koude lucht uit de
poolstreken over grote afstanden
rechtstreeks naar lagere breedten
getransporteerd. |
|
Noordelijk halfrond: |
Het deel van de aarde dat ligt tussen de
evenaar en de Noordpool. Ons land maakt dus
deel uit van het noordelijk halfrond. Op het
noordelijk
halfrond is de wind niet noord,
maar noordoost.
De luchtstroming heeft als
het ware een draaiing ondergaan naar rechts. Buys Ballot baseer |
|
Noordelijke wind: |
Wind die ongeveer uit het noorden waait,
tussen noordnoordwest en noordnoordoost.de
hierop zijn befaamde wet. |
|
|
Noorderlicht: |
Het poollicht is een fenomeen dat op hoge
geografische breedtes 's avonds
en 's nachts
kan worden waargenomen. Als het poollicht
zich voordoet zien
we vaak een lichte gloed
of is het licht zichtbaar als
bewegende
bogen, stralenbundels of gordijnen van licht
en heel zelden is het zelfs vlammend.
Soms
staat aan de noordelijke horizon een boog
waaruit de lichtstralen als zoeklichten
omhoog schieten. |
|
Het poollicht hangt samen met uitbarstingen
(protuberansen) op de zon,
waarbij grote
hoeveelheden geladen deeltjes het heelal ingeslingerd worden.
Het aardmagnetisch veld
zorgt ervoor dat de deeltjesstroom in de
omgeving van de aarde wordt afgebogen en in
de buurt van de noord- en Zuidpool met
verhoogde snelheid de atmosfeer
binnendringt. De van
de zon afkomstige deeltjes bevatten veel
energie, die in de bovenste kilometers
van
de atmosfeer door botsingen wordt
overgedragen op zuurstof- en stikstofatomen. |
|
Die energie komt uiteindelijk weer vrij en
wordt op 80 tot 1000 kilometer hoogte
uitgestraald in de vorm van het kleurrijke
poollicht. Dit werd pas in
1957 ontdekt,
tijdens het Internationaal Geofysisch Jaar. |
|
|
Rond 1840 ontdekte de Engelse sterrenkundige
en militair Sir Edward Sabine (1788 - 1883)
dat er een relatie bestaat tussen de
activiteit van zonnevlekken en het
magnetische veld van de aarde. Sabine
onderzocht magnetische stormen, die naalden van kompassen deden afwijken.
De wisselingen in het aardmagnetisme traden
tegelijkertijd op met noorder- en
zuiderlicht. Om dit fenomeen verder te
onderzoeken kreeg hij de Engelse regering
zover dat zij in 1840 een netwerk van
meetstations bouwde. Na analyse van zeer
veel meetgegevens ontdekte Sabine dat de
magnetische stormen een cyclus hadden van
tien tot elf jaar. |
|
Noordföhn: |
Föhn, waarbij de lucht van noord naar zuid
over de Alpen stroomt. De noordföhn levert
aan de lijzijde van het gebergte doorgaans
wat minder hoge temperaturen op dan de
zuidföhn, vanwege de noordelijker oorsprong
van de lucht. De noordföhn ontstaat bij een
hogedrukgebied boven Frankrijk,
of in ieder geval ten westen van het
Alpenmassief, en een lagedrukgebied aan de
oostkant. |
|
Noordoostcirculatie: |
Eén van de onderscheiden
luchtcirculatietypen. De oordoostcirculatie
is een meridionale circulatie. Over
Scandinavië en de Britse eilanden strekt
zich een gordel van hoge luchtdruk uit.
Een
noordoostelijke luchtstroom voert
continentaal polaire lucht naar Nederland. |
|
Noordpool: |
Naast de geografische noordpool kennen we de
magnetische polen. Dit zijn de plaatsen waar
de magnetische krachten loodrecht op het
aardoppervlak zijn gericht. De magnetische
noordpool (die natuurkundig gezien een
zuidpool is) heeft als coördinaten 75° NB en
101° WL.
De kompasnaald wijst naar het magnetische
noorden. Doordat het magnetische en het
geografische noorden niet samenvallen, wijst
de naald niet precies naar het geografische
noorden. Die afwijking heet declinatie. De
magnetische polen liggen niet vast, maar
bewegen langzaam in de buurt
van de geografische polen, waardoor de
bovenstaande coördinaten niet vastliggen en
ook de declinatie veranderlijk is. |
|
Noordwestcirculatie: |
Eén van de onderscheiden
luchtcirculatietypen. De oordwestcirculatie
is een half-meridionale circulatie. Het
zwaartepunt van het subtropisch
maximum is
in noordelijke richting opgeschoven tot
ongeveer 50° NB. Overwegend
noordwestenwinden voeren maritiem polaire
lucht aan. |
|
Noorse school: |
Meteorologische theorie, ontwikkeld door
twee meteorologen: de Noor Bjerkness en de
Zweed Bergeron. De theorie beschrijft de
weersontwikkelingen aan de hand van
verschillen in luchtsoorten. Verschillende
luchtsoorten, afkomstig uit verschillende
brongebieden, hebben verschillende fysische
eigenschappen. De scheidingslijn tussen
luchtsoorten wordt een front genoemd. Juist
vanwege de verschillen in fysische
eigenschappen komen met name in de directe
omgeving van zon front de meest hevige en
ook goed voorspelbare weersomstandigheden
voor.
Van deze kennis wordt met name in de
synoptische meteorologie veelvuldig gebruik
gemaakt. |
|
Nor'easter: |
Een sneeuwstorm die ontstaat doordat
vochtige warme lucht uit de Golf van Mexico
en de Atlantische oceaan in botsing komt met
arctische lucht
uit Canada. Meestal gaat
deze met
veel sneeuw en harde wind gepaard.
|
|
Normaal: |
Met normaal of het langjarig gemiddelde
bedoelen meteorologen het weer gemiddeld
over dertig jaar. Het klimaat is het
karakteristieke weer
voor een bepaalde
plaats of gebied,
bepaald
uit het gemiddelde
van bijvoorbeeld temperatuur, neerslag, zon
en wind, over een groot aantal jaren.
De
Wereld Meteorologische Organisatie (WMO)
heeft standaardtijdvakken bepaald
van 30
jaar, waarvoor de normalen of langjarige
gemiddelden zijn berekend. Het KNMI
beschouwt tot 2010 de gemiddelden over het
tijdvak 1971-2000 als normaal, daarna wordt
dat het tijdvak 1980-2010 enz. |
|
Norte: |
1. Lokale wind aan de westkust van Mexico.
De wind waait uit het noordoosten en heeft
föhneigenschappen. Het kan echter zowel een
warme als
een koude valwind zijn. In deze streek wordt de wind ook wel norther genoemd. Verder zuidwaarts, aan de
Middenamerikaanse kusten van
Nicaragua en Costa Rica, wordt deze lokale wind papagayos genoemd. |
2. De Norte waait ook aan de andere kant van
Mexico, aan de Golf van Mexico, m.n. in de
winter. Maar hier hangt de wind samen met de
passage
van een koufront, dat continentaal polaire lucht (cPU
aanvoert. Deze wind veroorzaakt in korte
tijd grote temperatuurdalingen en gaat wel
gepaard met zware regenval of sneeuwstormen. Ook deze lokale wind
wordt wel norther genoemd |
|
Norther: |
Lokale wind. De naam wordt op meerdere
plaatsen gebruikt, echter voor verschillende
soorten wind. |
1. In het zuiden van Australië is het een
sirocco-achtige noordenwind, waaiende uit de
zandwoestijn in het binnenland. |
2. In het Amerikaanse Californië is het een
warme valwind. |
3. Aan de westkust van Mexico is het een
andere naam voor de norte, een valwind, die
zowel warm als koud kan zijn. |
4. In het oosten van Noord-Amerika, ten
slotte, is het een sterke en koude
noordenwind, die continentaal polaire lucht
(cPL) aanvoert en in korte
tijd zowel grote temperatuurdalingen als zware regenval
of sneeuwstormen teweeg kan brengen. |
|
NOSIG: |
Meteorologische code in een TREND, die
aangeeft dat er in het heersende weerbeeld
geen significante veranderingen worden
verwacht. |
|
November: |
November is afgeleid van Novem, de negende
maand. Het vaak onstuimige weer heeft
november namen opgeleverd als wind- of
dolmaand.
In de volksmond wordt de derde
herfstmaand
ook wel nevelmaand genoemd.
Opmerkelijk zijn de grote tegenstellingen in
het weer. Een nazomers
weertype met 20 graden of meer is evengoed
mogelijk als strenge vorst met meer dan 10
graden onder nul. November is de natste
maand van
het jaar met landelijk 79 mm
neerslag in 72 uur. N.S.S.L: National Severe
Storm Laboratory in Norman Oklahoma (VS). |
|
Nulgradenniveau:
(vorstgrens)
|
Hoogte in de atmosfeer of in een bergachtig
gebied waarop op een bepaald moment de
temperatuur precies 0°C is.
Boven dit niveau
vriest het dus. |
|
Nulmeridiaan: (Greenwich-meridiaan)
|
Meridiaan die loopt over de plaats Greenwich
bij Londen. Het is echter niet deze
meridiaan die de aarde verdeelt in een
oostelijk en een westelijk halfrond. De
grens tussen deze
halfronden ligt op 20° WL
(en dus ook op 160° OL). Men heeft voor deze
grens gekozen om zo Ierland en
Groot-Brittannië bij Europa op het oostelijk
halfrond aan te laten sluiten. |
|
Nuttige neerslag: |
Gedeelte van de neerslag dat werkelijk ten
goede kan komen aan gewassen. Belangrijke
factoren die de nuttige neerslag
beïnvloeden,
zijn de verdamping: bij hoge
temperaturen neemt de nuttige neerslag door
verdamping af; de spreiding van de neerslag:
als de spreiding rond de
gemiddelde neerslag
niet groot is, is het nuttig effect van de
neerslag verhoudingsgewijs groter dan in een
situatie waarin sprake is van zeer droge en
zeer natte periodes; de neerslagwijze: als
de neerslag in een grote stortbui valt, is
het nuttig effect ervan beperkter dan
wanneer hij gelijkmatig valt. |
|
|
|
|