|
Meteorologische encyclopedie - hoofdstuk P |
|
Paardenbreedten: |
Gebied met windstilte of weinig wind bij de
subtropisch hogedrukgebieden rond 30 graden
Noorder- en Zuiderbreedte. Ook wel horse
latitudes of doldrums genoemd. De naam
paardenbreedten is afgeleid van de
ontdekker, de Britse scheepsofficier en
ontdekkingsreiziger Sir James Ross
(1800-1862). Een Duits geograaf las de naam
Ross-latitudes en vertaalde het woordje Ross
(Duits voor paard) als Pferdenbreidten. Die
naam is een eigen leven gaan leiden en zijn
er allerlei fabels aan verboden. In de
Encyclopedia Britannica wordt de naam
paardenbreedten in verband gebraacht met
zeelieden die in de stiltegordels drinkwater
wilden besparen en daarom hujn paarden
overboord gooiden.(Bron: Hugo Poppe,
Weerwijzertjes,
over wolken, weer en wind, Brugge, String,
1991). |
|
Paddestoelwolk: |
Wolk, die zich aanvankelijk vertikaal
ontwikkelt, doch zich later horizontaal
uitbreidt (tegen een inversie). |
|
Pampero: |
Lokale wind in Argentinië. De wind waait
vanaf de Andes over de pampa tot in Rio de
la Plata en de Braziliaanse kust. De wind
hangt samen met
de passage van een koufront,
voert polaire
lucht aan en brengt doorgaans erg slecht
weer, zware onweders, stortregens en sterke
temperatuurdalingen. |
|
Pampero limpo: |
Lokale wind in Argentinië. Een zuidelijke
wind vanaf de pampa naar Rio de la Plata. In
tegenstelling tot bij de pampero en de
pampero sucio blijft
de lucht helder. |
|
Pampero sucio: |
Lokale wind. Het is een siroccoachtige
westenwind in la Plata in Argentinië. Door
de aanvoer van polaire lucht is het
doorgaans een koude wind,
die veel zand en stof vanaf de pampa
aanvoert. |
|
Pannenkoekenijs: |
IJsschotsen die, door voortdurend tegen
elkaar botsen, een min of meer ronde vorm
aan zijn gaan nemen. Dit als gevolg van
golfslag in open water. |
|
Pannus: |
Rafels, flarden. Meteorologisch: aanduiding
voor slecht weer wolk. |
|
Paradox van Bjerkness: |
Door de Noorse meteoroloog Bjerkness
beschreven fenomeen: het stijgen van de
luchttemperatuur na het passeren van een
koufront.
Dit verschijnsel kan met name optreden bij
koufrontpassages overdag in het warme
seizoen. Zodra het koufront gepasseerd is,
zetten dalende luchtbewegingen in. De lucht
warmt dan in een adiabatisch proces op.
Daarbij komen soms felle opklaringen voor,
zodat de zon ook nog een
bijdrage levert aan het tegengaan van de
verwachte temperatuurdaling. |
|
Parallel: (breedtecirkel) |
Denkbeeldige hele cirkel evenwijdig aan de
evenaar, getrokken om plaatsbepaling op
aarde mogelijk te maken. Inclusief de
evenaar zijn er
179 breedtecirkels. Naar de polen toe worden
de cirkels steeds kleiner. De evenaar heeft
men gesteld op 0° breedte. Vanaf deze lijn
zijn er
89 hele
cirkels ten noorden van deze lijn
getrokken en 89 hele cirkels ten zuiden van
deze lijn. Samen met de meridianen vormen
deze cirkels het graadnet, zodat elke plaats
op de wereld een uniek snijpunt van een
meridiaan en een parallel heeft. |
|
Parelmoerwolk: |
Een parelmoerwolk of polaire stratosferische
wolk is een soort wolk die op zeer
grote
hoogte, in de stratosfeer voorkomt. De
meeste wolken, die bestaan uit
waterdruppeltjes of ijskristallen, komen
voor in de onderste twaalf kilometer van
de
atmosfeer. Deze luchtlaag
kan veel vocht bevatten dat bij afkoeling
overgaat in waterdruppeltjes of
ijskristallen en zichtbaar wordt als wolken.
Boven twaalf kilometer hoogte bevindt zich
een luchtlaag die ook wel stratosfeer wordt
genoemd. Hier
bevindt zich ook het meeste
ozon en daarom spreekt men ook wel van de
ozonlaag. |
|
De ozonlaag bevat vrijwel geen water en ook
wolken komen op deze hoogte zelden voor.
Alleen bij temperaturen onder -80°C kunnen
zich op deze hoogte wolken vormen. Deze
tamelijk kleine wolken worden vanwege hun
prachtige kleurschakeringen parelmoerwolken
genoemd. De kleurenpracht houdt verband met
de zeer kleine ijskristallen waaruit de
wolken bestaan. De kleuren zijn het best te
zien enige tijd na zonsondergang of vóór
zonsopgang als het aan het aardoppervlak
donker is, maar op twintig kilometer hoogte
de zon nog schijnt. Parelmoerwolken kunnen
dus ontstaan in gebieden waar het op
grote hoogte in de atmosfeer extreem koud
is.
In de winter kan dat gebeuren aan
de lijzijde van hoge bergen, als het daar
hard waait. Vooral in Groenland en Noorwegen
komen ze voor
en sommige winters worden ze
ook op zuidelijker gelegen plaatsen in
Europa waargenomen. |
|
|
|
Parelmoerwolk in het poolgebied |
|
|
Parels van Bailly: |
Bij een zonsverduistering de laatste (of na
de totaliteit de eerste) lichtstralen die
door de maandalen schijnen, ook wel Baily's
Beads genoemd.
Bij de laatste lichtstraal is de corona al
te zien en we spreken dan wel van de
diamantring. |
|
|
Parhelische kring door de zon Foto:
M. Verstraaten |
|
|
Parhelische kring: |
Een melkwitte kring door de zon met het
zenit als middelpunt. Dit lichtverschijnsel
hoort tot de halo's, optische verschijnselen
die ontstaan door breking van licht in
ijskristallen.
Er bestaat een grote verscheidenheid aan
halo's doordat ijskristallen op veel
verschillende manieren kunnen
breken. De
meest voorkomende halo's zijn de kleine
kring, een kring op
22 graden rond zon of maan soms met
raakbogen en bijzonnen, heldere vlekken op
22 graden ter weerszijden van de zon.
Daarnaast onderscheiden we de grote kring op
46 graden van de zon, de circumzenitale
boog, een omgekeerde boog op 46 graden boven
de
zon en zuilen boven en onder de zon. |
|
De parhelische kring staat in tegenstelling
tot andere halo's evenwijdig aan de horizon.
Bovendien maakt de zon deel
uit van de
kring. Het deel van de ring tegenover de zon
wordt indirect door de zon gevormd, vooral
door interne
reflecties van de
ijskristallen. |
|
Pascal, Blaise: |
Blaise Pascal (1623-1662) was een Franse
wis- en natuurkundige, wijsgeer en schrijver
die onderzoek deed naar de barometer waarvan
hij de werking verklaarde uit de luchtdruk.
Pascal experimenteerde daarmee en plaatste
in zijn woonplaats Rouen een huizenhoge
waterbarometer.
In 1648 wist zijn zwager Périer de theorie
van Pascal aan te tonen door de
barometerstand te meten aan de voet en op de
top van de Puy de Dôme in Frankrijk. |
|
|
Het Internationale Systeem van Eenheden (SI) schrijft de Pascal voor als de eenheid van druk. Ook in de meteorologie raakt dat steeds meer ingburgerd en
verdringt de HectoPascal de millibar. De
luchtdruk is normaal op zeeniveau ruim
100.000 Pascal. Hecto betekent honderd,
zodat 100.000 Pascal gelijk is aan 1000
hectoPascal (hPa). De hPa is gelijk aan de
millibar. |
|
Pasen: |
Pasen wordt gevierd op de eerste zondag na
de "kerkelijke" volle maan die op of na 21
maart valt. De kerk is altijd uitgegaan van
een vereenvoudigde berekening met de
gemiddelde posities van zon en maan en 21
maart als vaste datum voor het begin van de
lente. Paaszondag
valt ongeveer in het
midden van de jaarlijkse paascyclus en
bepaalt ook wanneer de
andere kerkelijke
feestdagen binnen deze cyclus vallen.
Het
voorjaar, wanneer Pasen wordt gevierd, kent
sterk wisselende weersomstamdigheden. Omdat
ook de Paasdata wisselen kan het weer met
Pasen van jaar tot jaar
sterk verschillen en zowel een zomers als
een winters karakter hebben. |
|
Passaat: |
Zijn winden ten noorden en ten zuiden van de
evenaar. Ten noorden van de equator heeft
men de NO-passaat en ten zuiden ervan de
ZO-passaat. Was de corioliskracht (door de
rotatie
van de aarde) niet van toepassing
geweest dan waren het gewoon noorden- en
zuidenwinden. |
|
Penumbrale schaduw:
(halfschaduw) |
De schaduw die de maan op de aarde werpt bij
een zonsverduistering en waarbij de zon niet
geheel door de maan wordt bedekt. |
|
Perigeum: |
Punt op de ellipsvormige maanbaan waar de
maan het dichtst bij de aarde staat (356.400
km). |
|
Perihelium: |
Het punt op de ellipsvormige aardbaan waar
de aarde het dichtst bij de zon staat (147
miljoen km).In het perihelium, op 3 januari,
midden in de
winter dus staat de aarde dus het dichts
bij
de zon. In het aphelium staat de aarde het
verst van de Zon. |
|
Perioden met regen of sneeuw: |
Term die kan voorkomen in een
weersverwachting. Bij perioden met regen (of
sneeuw) hoort een gelaagde bewolking, zoals
dat bij de passage van een frontaal systeem
het geval is.
De regen (of sneeuw) valt van
tijd tot tijd in vrij langdurige perioden.
Is dat niet het geval, dan wordt gesproken
van af en toe regen (of sneeuw). |
|
|
|
Seizoenscyclus (Bron: KNMI) |
|
|
Perioden met zon: |
Term die in een weersverwachting kan
voorkomen. Over een dag genomen
vertegenwoordigt deze term een
zonneschijnpercentage van 20 tot 60.
In een tijdspanne dat er sprake is van
zon,
mag de hemelkoepel voor een deel bedekt zijn
met wolken. Met de term zonnige perioden
wordt bedoeld dat in de periode dat de zon
schijnt, er (vrijwel) geen bewolking is.
De
bijbehorende nachttermen zijn resp.
opklaringen en heldere perioden. |
|
Perlucidus: |
Wolkenvariëteit van de wolkengeslachten
altocumulus en stratocumulus. De
wolkenformaties zijn te zien als
uitgestrekte velden, met daarin zeer kleine
openingen, waardoor nog juist zichtbaar is
wat zich daarboven bevindt. |
|
Permafrost: |
Permanent bevroren bodem. Deze komt met name
voor in Alaska en Siberië en kan tot meer
dan 300 m diepte bevroren zijn. In de zomer
ontdooit alleen de bovenlaag, terwijl de
bodem daaronder bevroren blijft. Op deze
manier ontwikkelen zich moerassige
omstandigheden.
Dit verschijnsel veroorzaakt
grote problemen voor gebouwen en wegen. |
Persistente contrail: |
Een contrail (vliegtuigcondensatiestreep)
die langer dan 10 minuten zichtbaar blijft.
De persistentie is voornamelijk afhankelijk
van de vochtigheid van de omgevingslucht en
de windsnelheid. Is de lucht bij aanvang erg
vochtig dan zal de contrail minder snel
oplossen.
Een luchttemperatuur van tussen de
-50°C en -60°C en een relatieve vochtigheid
van tenminste 80% zijn ideale omstandigheden
voor de vorming van persistente contrails.
Bij -45°C tot -50°C zijn de contrails vaak
zwak en kort persistent. |
|
Persluchtanemometer: |
Anemometer waarbij gebruik wordt gemaakt van
perslucht, die onder in de poot van een,
verticaal opgestelde,
T-vormige buis wordt
geblazen. De lucht moet door de twee
horizontale armen, waarin de statische druk
wordt gemeten, wegstromen. Als er nu wind is
evenwijdig aan de buis, dus precies gericht
op één van de armen,
zal er in de
horizontale buizen een drukverschil
ontstaan, hetgeen een maat is voor de
windsnelheid. |
|
|
|
Contrails |
|
|
Pileus: |
(spreek uit: piléjus) -hoed, kapje.
Meteorologisch: Altocumulus bankje, meestal
boven een Cumuluscongestus
en Cumulonimbus
calvus en
ontstaan door optilling van een hoeveelheid
met waterdamp verzadigde lucht. |
|
Pingo: |
Een heuvel die ontstaat bij oppersing van de
grond door een zich in de grond bevindende
en zich uitdijende ijslens. |
|
Pinksteren: |
Pinksteren valt altijd op de 7e zondag na
Pasen, dat wordt gevierd op de eerste zondag
na de "kerkelijke" volle maan die op of na
21 maart valt.
De uiterste data liggen tussen 11 mei en 14
juni, klimatologisch een heel fraaie periode
met grote kans op zon en warmte. Het
Nederlandse weer
is echter zeer wisselvallig
waardoor ook het Pinksterweer, ondanks de
gunstige gemiddelde weercijfers, soms kan
tegenvallen. |
|
Piteraq: |
Zo noemt men in Denemarken een
noordwesterstorm die vergezeld gaat met
windstoten van orkaankracht. |
|
Plaatselijkheidsterm: |
In weersverwachtingen gebruikte
terminologie, met name in relatie tot
neerslagtermen. Wanneer men een tiental
plaatsen, gelijkmatig over het
land
verdeeld, in gedachten neemt, is het
volgende overzicht van toepassing. |
0-2: Vrijwel nergens, bijna nergens Kleine
kans |
3-7: Plaatselijk, op verscheidene plaatsen
Mogelijk |
88-10: Vrijwel overal, op de meeste plaatsen
Grote kans |
|
PLAT: |
Codewoord dat deel uitmaakt van een SYNOP,
waaruit wordt opgemaakt dat deze
meteorologische code afkomstig is van een
boorplatform ten behoeve van olie- of
gaswinning op zee.
Wordt er niet naar olie
of gas geboord, dan wordt het codebericht
voorzien van de roepletters RIGG.
Voor
andere waarnemingsstations op zee wordt het
woord SHIP gebruikt. |
|
Platzee: (vlakzee) |
zee met een maximale diepte van 200 m. Dit
soort zee bevindt zich voor het grootste
deel boven het continentaal plat en vormt
als het ware een voortzetting van de oceaan.
De Noordzee is een platzee. |
|
Plot: |
Grafische weergave van waarnemingen op een
weerkaart. Vroeger werd dit aan de hand van
de via de telex binnenkomende waarnemingen
met de hand gedaan. Tegenwoordig gebeurt
het
automatisch, door computergestuurde
tekenmachines (plotautomaten). |
|
Pluviograaf: |
Automatisch registrerende pluviometer. |
|
Pluviogram: |
Registratie van een pluviograaf op een
papieren strook. Op deze manier kan m.n. de
neerslagintensiteit worden afgelezen. |
|
Pluviometer: |
Toestel om de neerslaghoeveelheid te
bepalen. Een pluviometer bestaat meestal uit
een trechter met een gekende oppervlakte en
iets om de opgevangen neerslag te verzamelen
(in zijn eenvoudigste vorm een fles). Door
de opgevangen hoeveelheid water te meten en
te delen door de oppervlakte van de trechter
bekomt men de neerslaghoeveelheid in liter
per vierkante meter of millimeter. |
|
PM10: |
Gedeelte van de aërosolen waarvan de
deeltjes een diameter hebben die kleiner is
dan 10 micrometer. Door hun kleine
afmetingen kunnen deze
diep in de longen binnendringen en
daar de
uitwisselingsprocessen beïnvloeden. De
gemeten PM10 waarde geeft de concentratie
van de deeltjes in massa per volume-eenheid
(microgram per kubieke meter) |
|
PM2.5: |
Gedeelte van de aërosolen waarvan de
deeltjes een diameter hebben die kleiner is
dan 2.5 micrometer. Door hun bijzonder
kleine afmetingen zijn
de PM2.5 deeltjes nog
schadelijker voor de gezondheid dan PM10. |
|
Polair: |
Polair betekent afkomstig uit de
poolstreken, maar de lucht komt niet
rechtsreeks van de pool vandaan. Het
brongebied van polaire lucht ligt op
de
gematigde breedten, tussen de
40e
breedtegraad en de poolcirkel. Onderscheid
wordt gemaakt tussen continentaal polaire
lucht (cPL), droge vrieslucht uit Rusland en
Siberië en maritiem poliare lucht (mPL) die
ons land
bereikt vanaf de Atlantische
Oceaan. Die lucht is vochtig met vrij
normale tot iets boven normale temperaturen
als het brongebied van de lucht zuidelijk
van ons ligt. |
|
Polair maximum: |
Als gevolg van de aardrotatie komen er per
hafrond 3 luchtcirculatie-cellen voor. Aan
de polen is er altijd een hoge luchtdruk als
gevolg de neerdalende koude lucht. Dit
continue hogedrukgebied wordt ook wel polair
maximum genoemd. |
|
|
Foto: P. Hattinga Deventer |
|
|
Polaire stratosfeerwolken:
|
Ook op grote hoogte in de stratosfeer kan
bewolking voorkomen, zogenoemde polaire
stratosfeerwolken (PSC) en de kleurrijke
parelmoerwolken. Beide wolkensoorten bestaan
uit ijskristallen. Bij parelmoerwolken
worden de ijskristallen
snel gevormd nadat
de lucht
over
een bergrug gestroomd is. |
|
Polaire stratosfeerwolken zijn zeer grote
ijle wolken die zich kunnen vormen boven de
poolstreken.
Ook in Nederland komen ze
regelmatig voor als de lucht op 20-22
kilometer hoogte zeer koud is. Ze zijn
echter moeilijk
te herkennen omdat
ze zo ijl zijn, en omdat ze zelf geen
opvallende kleur hebben. |
|
Polaire weersatelliet: |
Type weersatelliet, zoals de Amerikaanse
NOAA-satelliet, die een baan rond de aarde
beschrijft op zon 800 tot 850 km hoogte over
de polen. Doordat de aarde onder de
satelliet doordraait vliegt de satelliet
over steeds een ander deel van de aarde.
Ongeveer tweemaal per dag komt een
dergelijke satelliet over Nederland. De
satelliet scant voortdurend een strook van
het aardoppervlak onder zich af. Vanwege de
steeds veranderende invalshoek, zijn de
beelden van deze satellieten niet geschikt
voor animaties. |
|
|
Polaka: |
Lokale wind in Tsjechië. Het is een
noordoostelijke koude valwind, die vanuit
het bergachtige Sudetenland naar
het lager
gelegen Bohemen waait. |
|
Polar low: |
In het winterhalfjaar kan een koude
noordenwind sneeuwbuien naar ons land
voeren. Soms groeperen de buien zich en
sneeuwt het enige tijd.
Vooral wanneer in de noordelijke stroming
een lagedrukgebiedje meetrekt, een “polar
low” genaamd, kan er een dik pak sneeuw
vallen.
Dergelijke sneeuwstoringen kunnen verrassend
uitpakken niet alleen met zware sneeuwval
maar ook met windstoten. Het KNMI geeft bij
sneeuw
en
windstoten extra waarschuwingen uit.
Wanneer het extreem wordt met op grote
schaal, ter grootte van minstens een
provincie, zeker 5,5 cm sneeuw waarvan meer
dan 5 cm sneeuw binnen een uur valt of zeer
zware windstoten van meer dan 100 km/uur
gaat een Weeralarm uit. |
|
Poolbanden: |
Cirrus banden die, parallellopend, de indruk
wekken in één punt samen te komen
(convergeren) vanwege het perspectief. Vaak
een 'straalstroom'-verschijnsel. |
|
Poolcirkel: |
Breedtecirkel gelegen op 66,5° NB en ZB. In
het gebied tussen de poolcirkels en de polen
gaat de zon gedurende een bepaalde periode
in het jaar
niet onder. Dit verschijnsel
wordt de middernachtzon genoemd. Naarmate
men dichter bij de polen komt, worden,
afhankelijk van het seizoen,
de pool dag en poolnacht steeds langer. Op
de polen zelf duren ze een half jaar. |
|
Poolklimaat: |
Een poolklimaat is volgens de
klimaatindeling van Köppen heel koud: van
zomerweer is geen sprake en de warmste maand
heeft een gemiddelde temperatuur van minder
dan 10 graden.
Het poolklimaat wordt
onderverdeeld in een toendraklimaat
(boomloze zone in de streek tussen de ijskap
en de boomgrens van Noord-Amerika en
Eurazië, die 8 tot 10 maanden lang bevoren
is
en warmste maand kouder dan gemiddeld 10
graden) en
het sneeuw- en ijsklimaat (acrtische
toendra) ten noorden daarvan (eeuwige vorst
en warmste maand kouder dan gemiddeld 0
graden). |
|
Poollicht: |
Het poollicht krijgt ook de naam van zuider-
of noorderlicht. Het is een kleurrijk
lichtverschijnsel dat zich op grote hoogte
boven onze hoofden
afspeelt: in de ionosfeer. Het poollicht
komt voor op hoogten tussen de 70 en 700
kilometer. In de meeste gevallen echter
situeert de hoogte zich tussen de 100 en 150
km. Het frequent voorkomen van het poollicht
hangt samen met de 11-jarige
zonnevlekkencyclus. De van de zon afkomstige
protonen en elektronen slaan
de stikstof en
zuurstof aan die deze lichtverschijnselen
geven. Het magnetische veld van de aarde
zorgt ervoor dat alleen aan de polen deze
van de zon afkomstige deeltjes dieper in de
atmosfeer kunnen doordringen waarbij
ionisatieprocessen optreden. |
|
Poolsneeuw: |
Bij rustig weer en zeer lage temperaturen
van meer dan 8 graden onder nul
kan er zelfs
bij een wolkenloze of vrijwel onbewolkte
hemel sneeuw
vallen, poolsneeuw genaamd.
De ijsnaaldjes
of ijsplaatjes schitteren zilverkleurig in
het zonlicht en kunnen bijzondere
haloverschijnselen vertonen. |
|
|
|
|
Poolstreken: |
De gebieden rond de Noordpool (Arctica) en
rond de Zuidpool (Antarctica) worden de
poolstreken genoemd. De gebieden binnen de
poolcirkels worden de poolgebieden genoemd.
De gebieden bestaan uit grote ijskappen:
Antarctica bevat ongeveer 95% van alle ijs
op de aarde. IJs is van belang voor het
klimaat: wit ijs weerkaatst zonlicht dat de
aarde anders zou verwarmen. In het ijskoude
klimaat op Antarctica zal een enkel
graadje
warmer niet meteen tot een grootschalige afsmelting leiden, mogelijk verdwijnt er wel
een beetje ijs aan de randen. Ook het
langzaam afsmelten van ijskappen kan echter
al een aanzienlijke stijging van de
zeespiegel tot gevolg hebben. |
|
Postfrontaal: |
Bepaald weerfenomeen, zoals felle
opklaringen of juist regen, achter het
front. Het tegenovergestelde is prefrontaal. |
|
Potentiële energie: |
De energie van een lichaam of voorwerp door
zijn positie in het gravitaieveld of de
energie die nodig is om een voorwerp tot een
bepaalde hoogte
te brengen vanaf een
standaard niveau. |
|
Potenieel neerslagtekort: |
Wordt berekend door het KNMI uit de
hoeveelheid neerslag minus de verdamping.
Dit gebeurd alleen in de periode april t/m
september omdat die maanden het groeiseizoen
vormen.
In het extreem droge jaar 2003 liep
het tekort o tot 230 mm. In het recorddroge
jaar 1976 werd het zelfs
330 mm. |
|
Potentieel onstabiel: |
Luchtlaag die van oorsprong stabiel is, maar
die na optilling onstabiel wordt. De oorzaak
van die verandering ligt besloten in de
vochtverdeling in de luchtlaag. |
|
Praecipitatio: |
Zich uitstortend. Meteorologisch: neerslag
gevend. |
|
Prebaratic: |
Met de hand getekende prognose van de
luchtdrukverdeling voor een bepaalde tijd
vooruit. |
|
Prefrontaal: |
Bepaald weerfenomeen dat zich vóór een front
uit manifesteert, zoals felle opklaringen of
juist regen. Het tegenovergestelde is
postfrontaal. |
|
PROB: |
Afkorting, die vooral wordt gebruikt in de
TAF en de TREND. De afkorting dient om een
bepaalde waarde toe te kennen aan een
verwachtings-element. PROB 30 betekent
bijvoorbeeld,
dat de kans dat het verwachte
weerselement daadwerkelijk optreedt, 30%
bedraagt. Deze term wordt vooral gebruikt
bij weerselementen als buien, onweer en
mist. |
|
Prognose: |
Na de analyse is de prognose de vijfde stap
in de productielijn van een
weersverwachting. Aan de hand van zijn
analyses maakt de meteoroloog prognoses van
toekomstige
ontwikkelingen van
de
weersystemen. Daarbij wordt onderscheid
gemaakt tussen zeer-korte-termijnverwachtingen (nowcasting),
korte-termijnverwachtingen,
middellangetermijnverwachtingen en
lange-termijnverwachtingen. De volgende stap
in de productielijn
is de weervertaling. |
|
Propelleranemometer: |
Rotatie-anemometer die bestaat uit een
propeller, die op de neus van een windvaan,
dwars op de lengteas van de vaan, is
geplaatst.
De rotatiesnelheid van de propeller is een
maat
voor de windsnelheid. |
|
Protuberans: |
Uitbarsting op de zon, die soms wel een
miljoen kilometer in de ruimte reiken.
Tijdens een eclips soms zichtbaar als rode
of roze uitsteeksels aan
de zwarte maanrand. |
|
Psychrometer: |
Toestel voor het meten van de vochtigheid
van de lucht. Een psychrometer bestaat uit 2
thermometers. Eén daarvan meet de gewone
luchttemperatuur. Deze thermometer wordt ook
de 'droge bolthermometer' genoemd. De tweede
thermometer heeft iets speciaals: het
reservoir
is omwikkeld met een vochtig
doekje of kousje dat met een klein
waterreservoir verbonden is.
Deze
thermometer heet dan ook 'natte
bolthermometer'. Hoe werkt het nu? Wanneer
de relatieve luchtvochtigheid minder dan
100% bedraagt (dus niet verzadigd), dan kan
er water uit
dit kousje verdampen.
Verdamping kost energie en deze energie
wordt onttrokken aan het kwik in het
reservoir van de tweede thermometer.
Daardoor gaat deze tweede thermometer een
lagere
temperatuur aanwijzen dan de eerste.
Aan de hand van het temperatuurverschil
tussen beide kan o.a. de relatieve
vochtigheid, dauwpunt, enz. worden bepaald.
Dit is een vrij ingewikkelde berekening
zodat op de meeste psychrometers een tabel
is aangebracht waardoor men de relatieve
vochtigheid eenvoudig kan aflezen. |
|
Psychrometer van Assmann: |
Psychrometer die in het algemeen voor
incidentele waarnemingen wordt gebruikt. De
twee thermometers zijn ieder in een eigen
beschermhuls bevestigd. Bovenaan het
instrument bevindt zich
een roterende
luchtpomp, die door de beschermhulzen lucht
aanzuigt, zodat elke thermometer
zijn eigen
luchtstroom heeft. |
|
Psychrometerverschil: |
Verschil tussen de droge-boltemperatuur en
de natte-boltemperatuur. Een maat dus voor
de hoeveelheid vocht in de lucht.
Bij gelijke luchttemperaturen, duidt een
groter psychrometerverschil op drogere
lucht. |
|
Puelche: |
Lokale wind aan de kust van Chili.
Dezelandwind is vernoemd naar een stam van
pampa-Indianen, de Puelches. Het is een
warme oostelijke
valwind met duidelijke
föhneigenschappen, die vanuit het Andesgebergte waait. De wind wordt ook wel
terral genoemd. |
|
Puntverwachting: |
Weersverwachting, die een betrekkelijk klein
gebied bestrijkt. Met name in
deluchtvaartmeteorologie wordt dit type
verwachtingen geproduceerd
ten behoeve van
binnenkomende vliegtuigen. |
|
Purga: |
Lokale wind in Rusland. Het zijn hevige
sneeuwstormen, die in de winter over de
toendra en de taiga waaien, en zeer koude
continentaal polaire
lucht (cPL) of arctische lucht (AL)
aanvoeren. |
|
Pyranometer: |
Toestel voor het meten van diffuus en
directe zonnestraling. |
|
|
|
|
|