|
Meteorologische encyclopedie - hoofdstuk R |
|
Raakboog: |
Halo-verschijnselen die slechts als boog
kunnen optreden en niet als kring. Het meest
komt de boven raakboog voor,
die de halo van
22° aan de top raakt. Zeldzamer is de
beneden raakboog, voorkomend aan dezelfde
halo.
Het minst is de zijdelingse raakboog
te zien, voorkomend aan de halo van 46°. Bij
deze laatste ligt het raakpunt iets lager
dan de zonshoogte. De boven raakboog is bij
het raakpunt zeer helder en de kleuren
kunnen
sterk ontwikkeld zijn,
met het rood
naar de zon gekeerd. |
|
Deze boog verschijnt bij zeer lage
zonnestand als een fraaie en scherpe V,
heeft bij hogere zonnestand een
platte
V-vorm en bij nog hogere zonnestand een
neerwaarts gebogen vorm. Ook de beneden
raakboog verandert van vorm bij
verschillende zonshoogten.
Deze verandering is zeer spectaculair bij
lage zonnestand. Omdat deze boog zich onder
de horizon bevindt, is hij echter alleen
waarneembaar vanaf een hoog punt,
bijvoorbeeld vanuit
een vliegtuig of vanaf
bergen. |
|
Radar: |
De radar word in de meteorologie gebruikt
voor het waarnemen van neerslag. De antenne
zendt een pulsvormig radiosignaal uit dat
voor een deel
door neerslag wordt weerkaatst.
Uit de
richting van de antenne en uit de tijd die
verloopt tussen het uitzenden van de puls
en
de ontvangst van de echo's volgt de positie
van neerslaggebieden. |
|
|
|
Een raakboog Foto: P van den Einden |
|
|
Op een beeldscherm
worden die gebieden getoond met een
landkaart als achtergrond.
Lichte en zwaardere neerslag worden
onderscheiden door verschilende kleuren te
gebruiken. Een serie radarbeelden met
tussenpozen van bijvoorbeeld 5 minuten laat
zien of de buien zwaarder worden en
hoe ze
zich verplaatsen. Deze informatie wordt
gebruikt voor neerslagverwachtingen tot
enkele uren vooruit. |
|
Pulsradar |
|
|
Radarbeelden: |
Beelden van de
neerslagradar
zijn bij
regenachtig weer
vaak te zien in
de weerberichten
televisie.
Radarbeelden op
PC worden door
diverse
instanties
gebruikt om op
de hoogte te
blijven waar en
hoe
hard het
regent. De
beelden tonen waar zich echo's van neerslaggebieden bevinden, waarbij de regenintensiteit met een kleurcode wordt aangegeven. |
|
Een belangrijk hulpmiddel is animatie: een film van achtereenvolgende beelden toont duidelijk hoe de
buien trekken en
hoe ze
veranderen.
Omstreeks 20
procent van alle
wolken bevat
deeltjes die
groot genoeg
zijn om als
neerslag de
grond te
bereiken. Met
radar kijken we
dwars door
wolken en zien
we alleen de
grote druppels
of sneeuwvlokken
in
neerslaggebieden
of buien. |
|
|
De meeste satellietbeelden tonen een bovenaanzicht van alle wolken, ook die geen regen geven. Radar geeft dus belangrijke aanvullende informatie. Een weerradar is zeer gevoelig en zou motregen nog op 150 km afstand kunnen waarnemen. In de praktijk lukt dit niet omdat
motregen in de onderste 1000 meter van de atmosfeer ontstaat en de radar daar op een afstand van 100 km of meer over heenkijkt
Door de bolvorm van de aarde komt
namelijk een horizontaal uitgezonden
radarbundel al gauw kilometers hoog boven
het aardoppervlak. |
|
Het bereik van radar is groter als de buien
hoger worden. Onweersbuien zijn soms al op
300 km zichtbaar. In Nederland bevinden
Oost-Groningen en Zuid-Limburg zich vrij ver
weg van de radarantennes in
Den Helder en De
Bilt, waarmee het KNMI werkt. Ook als het
radarbeeld geen echo's toont kan daar best
lichte of soms matige neerslag vallen.
Anderzijds hoeft een echo niet
altijd te
betekenen dat het ergens regent. De echo zit
soms
zo hoog dat de neerslag kan verdampen voor
ze de grond bereikt. |
|
Vaak gaat de radarbundel niet rechtuit, maar
wordt ze benedenwaarts gebogen door een
inversie.
Dat is een laag in de atmosfeer
waar de temperatuur met de hoogte toeneemt
in plaats van daalt.
Zo'n inversielaag ligt
als een deken over de aarde en houdt het
radarsignaal als het ware gevangen.
De radar
ontvangt dan uitgestrekte echo's van het
aardoppervlak, die nauwelijks van neerslag
te onderscheiden zijn.
De KNMI radars zijn
in staat om deze storende echo's automatisch
te verwijderen. Boven zee blijven soms
restanten van deze echo's over. Door hun
verbrokkelde structuur laten ze zich goed
van neerslagecho's onderscheiden. |
|
Radiatus: |
Van stralen voorzien |
|
|
|
Radarbeeld |
|
|
Radiosonde: |
De radiosonde is het kastje met weerkundige
instrumenten dat onderaan een weerballon tot
grote hoogte wordt opgelaten. Het doel is om
ook
van de hogere luchtlagen meetgegevens
van temperatuur, luchtvochtigheid, luchtdruk
en wind te verkrijgen. |
|
Twee tot vier keer per dag (rond 00, 06, 12
en 18 uur (Universal Time) worden in
Nederland vanaf het waarneemterrein van het
KNMI in
De Bilt en marinevliegkamp de Kooy
een weerballon met radiosonde opgelaten. De
met helium of waterstof gevulde ballonnen
doen de metingen van de bovenlucht en zenden
de resultaten radiografisch naar De Bilt
toe. De ballon bereikt doorgaans een hoogte
tussen
20 en 30 kilometer.
Tijdens de vlucht, die
één tot twee uur duurt, worden metingen
verricht van temperatuur, luchtvochtigheid
en luchtdruk.
De stijgsnelheid van de
ballon
bedraagt ca. 5 m/s (18 km/uur of 1000
voet/minuut). De positie van de radiosonde
wordt iedere 2 seconden door een aantal GPS
satellieten bepaald. Uit deze posities en
stijgsnelheid wordt de windrichting en
windsnelheid berekend. |
|
|
|
Radiosondes worden op vrijwel alle nationale
meteorologische stations opgelaten. Het gaat
om een wereldwijd netwerk van ruim 500
meetpunten.
De gegevens zijn van groot belang voor de
weersverwachtingen, niet altijd voor de
korte termijn maar ook voor meerdere dagen.
Metingen aan de grond zeggen niet veel over
de luchtstromingen op grotere hoogte. Wind
op grote hoogte bepaalt echter het weer voor
de komende dagen.
Met name de luchtvaart profiteert van de
gegevens.
Met behulp van de metingen van de
bovenlucht kan o.m. bekeken worden of er
sprake kan zijn van ijsafzetting en op welke
hoogten mogelijk bewolking voorkomt.
Voorbeelden van metingen met radiosondes
zijn te vinden in de verklaring van vliegtuigstrepen.De radiosonde bestaat ruim
een halve eeuw maar begin 20e eeuw waren er
al vlieger- en ballonoplatingen.In de jaren
van de
Tweede Wereldoorlog werden internationaal
radiosondes gebruikt om kennis op te doen
over stromingen en processen in de hogere
luchtlagen.
In 1947 begon het KNMI in De Bilt met
radiosonde oplatingen, indertijd twee keer
per dag. Vanaf 1957 zijn daar radiosondes
met radar bijgekomen en sinds 1985 worden
dagelijks vier sondes opgelaten.Vanaf 1992 wordt een of twee keer
per week een ozonsensor meegestuurd om ozon
in de lucht te meten. |
|
Als de radiosonde omhoog gaat komt hij in steeds ijlere lucht. De (rubber) ballon zal dus groter en groter
worden en vroeg of laat klappen. De radiosonde komt dan aan de parachute naar beneden. |
|
|
Helaas zijn gewone radiosondes slechts één maal te gebruiken. Wie zo'n sonde vindt mag hem behouden of kan hem inleveren bij het klein
chemisch afval of voor verdere verwerking terugsturen naar het KNMI. Iedere sonde is voorzien van een briefje met adresgegevens en een beschrijving in Duits, Frans en Engels. Dat is nodig omdat de ballonnen afstanden kunnen afleggen van honderden kilometers, zodat ze in de ons omringende landen terechtkomen. Ozonsondes zijn wel opnieuw bruikbaar. Het KNMI ontvangt de ozonsondes dan ook graag retour.
De gelukkige
vinder ontvangt
een vinderspremie. |
|
Randstoring: |
Storing die rond een lagedrukgebied draait,
soms op grote afstand van de depressiekern.
Randstoringen zijn vaak erg actief, met zeer
heftig weer
en veel wind. |
|
Raspoetitza: |
Modderperiode die ontstaat wanneer het water
van de ontdooide bovengrond niet kan
wegzakken in de permafrost. Hierdoor worden
wegen onbegaanbaar. |
|
Record: |
De laatste jaren worden er in ons land veel
records bijgeschreven, vooral warmterecords.
Veranderingen in extremen zijn een
belangrijk punt van aandacht voor
klimaatonderzoekers.
Records kunnen voor
elke datum worden vastgesteld, maar door het
grillige verloop van het weer kan
bijvoorbeeld een recordhoge of lage
temperatuur op een bepaalde dag geen record
zijn als
die waarde toevallig een dag eerder
of later was
gemeten. Om een record op een
zinvolle manier vast te stellen wordt
gekeken naar alle uiterste temperaturen van
minstens tien dagen rond de bewuste datum. |
|
Referentie gewasverdamping: |
Belangrijke meteorologische grootheid,
vooral ten behoeve van de landbouw. Het is
de hoeveelheid water, uitgedrukt in
millimeters, die in de heersende
meteorologische omstandigheden uit een
denkbeeldig 'standaardgewas' verdampt. Dat
standaardgewas lijkt op gras van 8 á 11 cm.
Aan de hand van tabellen kan een akkerbouwer
berekenen hoeveel water hij (door
beregening) moet toevoeren aan het gewas dat
hij verbouwt,
om een eventueel watertekort
te vereffenen. |
|
Reflectie: |
Terugkaatsing van zonnestralen door de
aarde. Bij reflectie verandert de golflengte
van de straling niet. |
|
Regen: |
Vorm van neerslag waarbij waterdruppels uit
een wolk vallen. Als de temperatuur van de
wolk en de lucht onder de wolk boven nul is
bestaat de
wolk geheel uit water. Door botsing van
waterdruppeltjes kunnen de druppels verder
aangroeien. Voor één regendruppel zijn
miljoenen kleine wolkendruppeltjes nodig.
Pas als de druppels groot genoeg zijn
geworden vallen
ze uit de wolk en regent
het. In een buienwolk die tot grote hoogte
in de atmosfeer reikt waar het vriest
bevinden zich naast druppels ook
ijskristalletjes en onderkoelde watdruppeltjes.
De ijskristallen kunnen dan
aangroeien door water van (onderkoelde)
wolkendruppels te onttrekken (proces Wagener-Bergeron). Daardoor ontstaan grotere
neerslagdeeltjes
en regent of sneeuwt het
uit een bui meestal harder. |
|
Regenachtig: |
Periode van ten minste enige uren waarin de
regen in het weerbeeld overheerst. |
|
Een regenboog is een ogenschijnlijke
cirkelboog van alle zuivere kleuren licht
die ontstaat wanneer de (laagstaande) zon
tegen een nevel van waterdruppeltjes
aanschijnt.
Een regenboog is niet alleen te zien bij
regen
maar ook in de waterdruppels van een
tuinslang of fontein en soms boven debranding in zee. Vanuit een vliegtuig en van
een bergtop
kan een regenboog als een cirkel
zichtbaar zijn, wanneer geen horizon in de
weg zit. |
|
Het licht wordt weerkaatst en gebroken tot
een spectrum van de basiskleuren die in
elkaar overlopen.
Het middelpunt van de boog
is, gezien vanuit de waarnemer, recht
tegenover de zon. Waarnemer en boog vormen
samen een denkbeeldige kegel met de
waarnemer op de punt van de kegel en de
regenboog langs de boogrand van het
grondvlak van de kegel.
De boog heeft binnen de kegel een halve
tophoek (straal) van 42 graden en een
breedte van
2 graden. De benoemde kleuren van de
regenboog zijn van buiten naar binnen: rood,
oranje,
geel, groen, blauw, indigo en violet.
Lees meer over regenbogen |
|
|
|
Regenboog bij IJmuiden Bron:
Meteo-Julianadorp |
|
|
Regenbui: |
Regent of sneeuwt het
uit een bui meestal harder.regen in het weerbeeld overheerst |
|
Regenhoeveelheid: (neerslaghoeveelheid)
|
Hoogte, welke de gevallen neerslag zou
bereiken indien hij zich verzamelde boven
een horizontaal vlak, zonder te verdampen,
zijwaarts weg te
vloeien of in de grond te dringen.
Ook de
hoogte van de hoeveelheid water, die na
smelting van vaste neerslag zou ontstaan,
wordt
regenhoeveelheid genoemd. De
regenhoeveelheid wordt gemeten met een
regenmeter en doorgaans in millimeters
uitgedrukt. |
|
Regenmeter: |
De hoeveelheid neerslag wordt gemeten met
een regenmeter, een trechtervormig
instrument, waarmee de neerslag in een
verzamelbak wordt opgevangen. De hoeveelheid
regenwater
wordt uitgedrukt in millimeters.
Eén millimeter regen komt overeen met één
liter water op een oppervlakte van één
vierkante meter. Valt de neerslag in vaste
vorm, bijvoorbeeld als sneeuw of ijzel,
dan
wordt de neerslag door een
verwarmingselement in
de regenmeter
gesmolten. Eén millimeter smeltwater is te
vergelijken met een
sneeuwhoogte van één centimeter. |
|
Regenmist: |
Soort van mist die op twee manieren
ontstaat: |
a. Regendruppels vallen uit een relatief
warme omgeving door een laag koude lucht,
bijvoorbeeld vóór een warmtefront en achter
een koufront.
Een noodzakelijke voorwaarde is dat de beide luchtlagen een
groot temperatuurverschil vertonen. |
b. Regendruppels uit een relatief koude
omgeving vallen door een warme luchtlaag en
koelen deze laag zover af dat mist ontstaat.
Deze omstandigheden kunnen dus tijdens regen aanleiding geven tot mist, welke zich soms na de regen kan handhaven |
|
Regenschaduw: |
Verschijnsel dat vaak in bergachtig terrein
voorkomt. Vochtige lucht wordt gedwongen op
te stijgen tegen de lijzijde van de berg en
regent geheel
of gedeeltelijk uit. Aan de
loefzijde van
de berg blijft het droog; deze
ligt dan in de regenschaduw. |
|
Regionale weersverwachting: |
Hoewel Nederland niet erg groot van afmeting
is, heeft het een grote variëteit aan weer.
Zo is het weer in Den Helder bijna altijd
afwijkend van dat
in Maastricht. Voor een
groot deel
worden die verschillen
veroorzaakt door de ligging van Nederland
aan zee. De invloed van die zee is in het
kustgebied nu eenmaal groter dan verder
landinwaarts. Vandaar dat er grote behoefte
is de weersverwachtingen te regionaliseren.
Nederland is verdeeld in een zestal regio's:
de regio's Zuidwest, Noordwest, Zuidoost,
Midden, Oost en Noordoost. Voor al die
regio's worden gerichte verwachtingen voor
diverse doelgroepen, zoals de agrarische
sector en de bouwsector, geproduceerd. |
|
Relatieve luchtdruk: |
De luchtdruk op een bepaalde plaats maar dan
gerelateerd aan het zeeniveau. |
|
Relatieve vochtigheid: |
Lucht kan een beperkte hoeveelheid vocht
bevatten die afhangt van de temperatuur. De
relatieve vochtigheid is de verhouding
tussen de in de
lucht aanwezige hoeveelheid
waterdamp en de,
bij de heersende
temperatuur maximaal mogelijke hoeveelheid
waterdamp. Een waarde van 100% wijst
op een maximale hoeveelheid waterdamp: de
lucht is dan verzadigd. Bij een relatieve
vochtigheid van 50% bevat de lucht bij de
heersende temperatuur de helft van de
maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp. De
relatieve vochtigheid vertoont een
duidelijke dagelijkse gang.
De laagste waarden komen overdag voor bij de
hoogste temperatuur omdat lucht dan de
grootste hoeveelheid waterdamp kan bevatten.
In ons
land ligt de relatieve vochtigheid
midden op de dag gewoonlijk tussen 60 en
90%. In het voorjaar en de zomer worden de
laagste waarden gemeten. |
|
Relatieve zonneschijnduur: |
De verhouding tussen de duur van de
zonneschijn en de maximaal mogelijke duur op
een bepaalde dag. Het getal wordt uitgedrukt
in procenten.
In De Bilt bedraagt de daglengte eind
december 7,45 uur en eind juni 16,45 uur.
Als de zon dus 6 uur schijnt is de relatieve
zonneschijnduur in december 77% (een zeer
zonnige decemberdag) en eind juni 36%
(slechts af en toe zon). |
|
Reshabar: |
Lokale wind in Saoedi-Arabië. Het is een
sirocco-achtige noordenwind, die waait
vanuit Irak. |
|
Retrograde depressie: |
Dit is een depressie die van oost naar west
trekt. Soms trekken lagedrukgebieden vanuit
de Middellandse Zee over het Alpengebied
naar Duitsland
en vervolgens westwaarts over
ons
land. Een dergelijk lagedrukgebied
noemen we een retrograde depressie. |
|
Riesengebirgswind: |
Lokale wind in Silezië, in het zuidwesten
van Polen. Het is een warme valwind met
föhneigenschappen. Een zuidenwind die waait
vanuit het Riesengebirg (Reuzen-gebergte),
op de grens tussen Polen en voormalig
Tsjechoslowakije. |
|
Rijm: |
Rijm ontstaat uit (onderkoelde) druppels
(mist, nevel of wolkendruppeltjes) die
overgaan naar ijs nadat ze in contact
gekomen zijn met een
bevroren oppervlak.
Rijm is goed vergelijkbaar met ijzel en in
feite is ijzel een extreme vorm van rijm.
Beiden ontstaan uit druppeltjes die
neerslaan op een bevroren oppervlak. Bij
ijzel, die ontstaat uit aanvriezende regen,
is de neerslag natuurlijk veel belangrijker
en afkomstig van wolken. |
|
Rijmplek: |
Gladde plek ontstaan door het aanvriezen van
druppeltjes (nevel of mist) in de lucht aan
het wegdek |
|
Rijp: |
Afzetsel van ijskristallen op voorwerpen of
planten, ontstaan door sublimatie van de
onzichtbare waterdamp in de lucht. Het is
een ijsafzetting op voorwerpen en ontstaat
wanneer de luchttemperatuur beneden de 0°C
daalt en de aanwezige waterdamp rechtstreeks
sublimeert op de planten, grond of andere
voorwerpen, waardoor een witte laag wordt
gevormd. |
|
Ringvormige verduistering: |
Verduistering waarbij de maan helemaal voor
de zon staat maar de zon niet geheel afdekt.
Een kleine ring zonlicht blijft nog
zichtbaar. |
|
Roaring forties: |
Lokale winden, die de oceanen tussen 40 en
50° ZB overheersen. Deze zeer krachtige
westenwinden kunnen dagenlang aanhouden,
met
windsnelheden van 80 tot 100 km per uur,
en
zijn erg hinderlijk voor de scheepvaart. De roaring forties maken deel uit van de
algemene
westcirulatie op het zuidelijk halfrond. |
|
ROFOR: (routeverwachting (ROute FORcast) |
Codenaam van een weersverwachting ten
behoeve van het luchtverkeer onderweg. De
ROFOR is in feite de verwachting tussen de
TAF van het vliegveld van vertrek en de TAF
van het reisdoel. het wegdek |
|
|
Rolwolk |
|
|
Rolwolk: |
Zware onweersbuien worden soms voorafgegaan
door rolwolken. In de meteorologie wordt
zulke bijzondere wolkenvormen ook wel arcus
(boogwolk) of shelfcloud (boekenplankenwolk)
genoemd. De angstaanjagende
rolwolk ontstaat
wanneer koudere lucht die met de
onweersbui meekomt in aanraking komt met
veel warmer lucht aan het aardoppervlak.
In de lucht kan dan een wolkenrol onstaan
die er zeer onheilspellend uitziet.
Rolwolken ontstaan bij
snel verplaatsende en
zware onweersbuien waarbij de warme lucht
aan de voorkant van
het torenhoge
wolkcomplex sterk stijgt terwijl op meer dan
10 kilometer hoogte in de buienwolk die er
achter zit, koude luchtmassa's omlaag
storten.
Een rolwolk wordt vergezeld door enorme en
plotselinge windstoten van soms 100 tot 150
kilometer per uur. Het is een
voorkeursplaats
voor windhozen, maar vaak
blijft het bij een begin van hoosvorming in
de lucht.
|
|
Rook: |
Kleine deeltjes die in de lucht zweven en
afkomstig zijn van verbranding. Dat hoeven
niet alleen fijne vaste deeltjes te zijn
maar rook kan ook
bestaan uit een zichtbaar mengsel van gassen
en dampen. |
|
|
Rossbygolven: |
Hieronder worden verstaan de slingerende
langgolvige patronen van estwaartse
luchtstromingen in de hogere atmosfeer. De
naam is afgeleid van
Carl Gustav Rossby
(1898-1957) een Zweeds meteoroloog die
baanbrekend onderzoek heeft gedaan naar de
algemene circulatie in de atmosfeer. |
|
Rotatie-anemometer: |
Type anemometer waarbij de rotatiesnelheid
van een set cups of halve bollen die aan een
as loodrecht op de windrichting is
bevestigd, een maat is voor de snelheid van
de lucht die er langs stroomt. |
|
Rotor: |
Een Cumulus wolk ontstaan ten gevolge van
stationaire stijg- en daalbewegingen onder
invloed van orografische omstandigheden. Het
uiterlijk verandert niet noemenswaardig. |
|
Routeren: |
Het adviseren van een route met de meest
gunstige weersomstandigheden ten behoeve van
lucht- en scheepvaart. Een vliegtuig vliegt
bijvoorbeeld graag met de wind mee. Dat
scheelt tijd en brandstof. Hetzelfde geldt
voor een schip. Dat blijft graag uit de
buurt van echt zwaar weer.
Op het noordelijk halfrond worden schepen
die in westelijke richting willen varen,
doorgaans langs de noordkant
vanlagedrukgebieden gerouteerd. Vanwege de
cyclonale luchtbeweging rondom een
lagedrukgebied, hebben ze dan zowel de wind
als de zeegang mee. In oostelijke richting
worden
ze juist langs de zuidkant van de
lagedrukgebieden gestuurd. |
|
Rug van hoge druk: |
Een uitgesproken gebied van relatief hogere
luchtdruk tussen twee lagedrukgebieden in. |
|
Ruige rijp: |
Ruige rijp is een bijzondere vorm van rijp
waarbij de onderkoelde waterdruppeltjes van
mist bij temperaturen onder nul pas
bevriezen als ze in aanraking komen met
voorwerpen.
De druppeltjes kunnen door de
wind in beweging komen. Vooral als mist en
vorst zich lang weten te handhaven groeit de
rijplaag flink aan en dat in een richting
tegen de wind in.
Ruige rijp komt minder
vaak voor dan rijp maar wel op uitgebreidere
schaal.
Het kan de natuur omtoveren in een
sprookjespark. De keerzijde van de medaille
is de gladheid die rijp en
ruige rijp kunnen
veroorzaken.
In weerberichten en waarschwuingen wordt dan gesproken van
gladheid door aanvriezende mist. |
|
Ruimende wind: |
Ruimen betekent een draaiing van de wind in
dezelfde richting als de wijzers van de
klok. dus bijv. van West naar Noord. Als de
wind draait in tegengestelde richting wordt
dat krimpen genoemd. Een ruimende wind hangt
meestal samen met een stijging van de
luchtdruk en een naderend hogedrukgebied.
Het weer wordt er dan vaak beter op. De
benaming is afkomstig
uit de zeilwereld. |
|
Rukwind: |
Is een windstoot die merkelijk groter is in
snelheid dan de gemiddelde windsnelheid. |
|
|
|
|
|