|
Meteorologische encyclopedie - hoofdstuk T |
|
TAF: (Terminal Aërodrome Forcast) |
Naam van een internationale code. De TAF is een zgn.
puntverwachting (betreft dus alleen de luchthaven zelf en de
directe omgeving ervan) en
bevat voor de luchtvaart relevante gegevens.
De TAF komt,
voor wat betreft de code, sterk overeen met de METAR en is
eveneens self evident.
De TAF’s worden met name gebruikt voor de vluchtplanning.
Bij verwachte slechte weersomstandigheden op de
doelluchthaven kan eventueel
worden uitgeweken naar een andere luchthaven. Ten behoeve
van het Europese luchtverkeer wordt elke drie uur een TAF
uitgegeven
met een geldigheidsduur van 9 uur, de zgn. korte
TAF. Ten behoeve van het intercontinentale luchtverkeer
wordt vier maal daags een verwachting uitgegeven met een
geldigheidsduur van
6 tot 24 uur. Deze laatste wordt de
lange TAF genoemd. Klik hier voor uitgebreide beschrijving
van de TAF code |
|
Tegenzon: |
Halo, die een enkele keer is waar te nemen. Er verschijnt
dan tegenover de zon een (witte) tegenzon. Op 60° afstand
van die tegenzonnen zijn eventueel weer één of meer
bijtegenzonnen waar te nemen. In tegenstelling tot de bijzon
is de bij tegenzon niet gekleurd. |
|
Tehuantepecer: |
Lokale wind aan de zuidkust van Mexico, genoemd naar de
plaats Tehuantepec of de Golf van Tehuantepec. Het is een
zeer krachtige noordelijke valwind, die zowel koud als warm
kan zijn en die waait in de wintermaanden. De wind is een
plaag voor de scheepvaart in de Golf, omdat hij zeer
plotseling kan opsteken. |
|
Temp: |
Jargon voor een geplotte grafische voorstelling op een Θ
s,p-diagram van temperatuur, dauwpunt, windrichting en
windsnelheid in de atmosfeer loodrecht op het aardoppervlak.
De gegevens zijn afkomstig van de oplating van een
radiosonde. |
|
Temperatuur: |
Is een maat voor de kinetische energie die een voorwerp
bezit. Hoe meer kinetische energie iets bezit, hoe hoger
zijn temperatuur is.
Er zijn verschillende temperatuurschalen om te temperatuur
van een voorwerp uit te drukken. Het nulpunt van de absolute
temperatuurschaal ligt op het punt waar het voorwerp geen
kinetische energie meer heeft. |
|
De stand die een thermometer aangeeft is afhankelijk van de
omgeving waar de temperatuur wordt gemeten. Vandaar dat
reclamethermometers
op uiteenlopende plaatsen bij winkels en
bedrijven een verschillende waarde aangeven. Zeker als die
instrumenten ook nog eens een deel van de dag door de zon
worden beschenen kunnen grote afwijkingen optreden.
De
temperatuur die langs de weg in digitale cijfers wordt
afgelezen kan dan ook verschillen van de temperatuur die
door het KNMI wordt gemeten. |
|
Op meteorologische stations wordt de temperatuur van de
lucht volgens internationale afspraak gemeten in graden
Celsius op een hoogte van anderhalve meter boven een open
grasvlakte.
De thermometer of de sensor, waarmee de
temperatuur wordt waargenomen, staat in een wit
kastje met
wanden die de vorm hebben van een open jaloezie. Daardoor
heeft de wind vrij spel,
maar zon en neerslag kunnen niet
tot de instrumenten doordringen. |
|
De temperatuur die op deze wijze wordt gemeten wordt ook in
de weerberichten gegeven. In een stedelijke omgeving kan de
temperatuur vooral door de bebouwing en bestrating afwijken.
Zo zal het daar in de regel warmer zijn dan op het
platteland. Vooral op heldere avonden met weinig
wind,
wanneer het boven een grasvlakte sterk afkoelt, kunnen de
temperatuurverschillen met
de binnenstad groot worden. Ook
in de buurt van wateroppervlakten, bossen, heide en
zandvlakten kan het temperatuurverloop anders zijn dan bij
een weiland. |
|
Temperatuursgradiënt: |
Het verschil in temperatuur of een welbepaalde afstand.
Meestal wordt de vertikale temperatuursgradiënt bedoeld, in
het Engels "lapse rate".
Deze wordt veel gebruikt om te bepalen of de atmosfeer
stabiel, conditioneel stabiel of onstabiel is. |
|
Temperatuursinversie: |
Ontstaat veelal bij een sterke afkoeling van de onderste
luchtlagen in een anticycloon waarbij de lucht daarboven
merkelijk warmer is.
Vertikale luchtstromingen krijgen geen kans te ontstaan.
Luchtvervuiling blijft hangen. Er is gevaar voor
CO-vergiftiging (geen trek in de schouwen
van kachels). In de winterperiode meestal grijs weer. |
|
Temperatuurprofiel: |
Grafische voorstelling van het verloop van de temperatuur in
de atmosfeer, loodrecht op het aardoppervlak. Aan de hand
van een
temperatuurprofiel
op een Θ s,p-diagram kunnen diverse stabiliteitsberekeningen
worden uitgevoerd. |
|
Temperatuursom: |
Zie cumulatieve temperatuur. |
|
Temperatuurterm: |
In weersverwachtingen gebruikte terminologie met betrekking
tot de temperatuur.
Het gebruik van termen als koud, vrij
koud, zeer warm, e.d. is namelijk aan regels gebonden. De
temperatuur op aarde neemt van de evenaar naar de polen af.
Dit houdt verband met de duur van de dagelijkse instraling.
Verder is de temperatuur afhankelijk van de volgende
factoren: |
|
1. De breedteligging. |
2. De hoogteligging. |
3. De gesteldheid van het aardoppervlak. |
4. De aanvoer van kou of warmte van elders. |
5. De ligging van gebergten. |
|
|
Term |
Verschil Tmax en Tnormaal |
Max. temp |
Zeer warm |
+8 graden of meer |
23°C en hoger |
Warm |
+5 t/m +10 graden |
20°C en hoger |
Vrij warm |
+2 t/m +7 graden |
20°C en hoger |
Zeer zacht |
+8 graden of meer |
19°C en lager |
Zacht |
+5 t/m +10 graden |
19°C en lager |
Vrij zacht |
+2 t/m +7 graden |
19°C en lager |
Koel |
-2 t/m -7 graden |
12°C en hoger |
Vrij koud |
-2 t/m -7 graden |
|
Koud |
-5 t/m -10 graden |
|
Zeer koud |
-8 graden en kouder |
|
|
|
TEMPO: (TEMPOrary - tijdelijk) |
Wordt vooral gebruikt in de TAF en de TREND. De afkorting
betekent, dat er in een aaneengesloten periode af en toe een
bepaalde verandering in
de weergesteldheid optreedt. De
veranderende weerstoestand mag echter niet langer dan één
uur per geval duren. Als dat wel het geval is, moet
de term
BECMG worden gebruikt. |
|
Tephigram: |
Aërologisch diagram voor het uitvoeren van
stabiliteitsberekeningen, voornamelijk in gebruik in
Engelstalige landen. In afwijking van het in Nederland
in
gebruik zijnde Θ s,p-diagram, is in dit diagram de
temperatuur tegen de entropie (een thermodynamische
toestandsgrootheid afgezet. De overige hulplijnen zijn
hiervan afgeleid. Dit diagram is energetisch. Dat wil zeggen
dat gelijke oppervlakken op het diagram ook gelijke
hoeveelheden energie vertegenwoordigen. |
|
Terminologie: |
Ten behoeve van de eenduidigheid wordt in weersverwachtingen
zoveel mogelijk een vaste terminologie gebruikt. Wanneer
verschillende
meteorologen eenzelfde beeld voor ogen hebben van de
weersontwikkelingen, moeten zij dat op ongeveer dezelfde
manier benoemen. Zo zijn er zonneschijntermen,
bewolkingstermen, temperatuurtermen, plaatselijkheidstermen
en kanstermen.
Verder is er een vaste terminologie voor de
hoeveelheid en intensiteit van neerslag, bijvoorbeeld af en
toe regen (of sneeuw) of perioden met regen (of sneeuw). Ook
het gebruik van termen
als koud, vrij koud, zeer warm e.d.
is aan regels gebonden. Zie hiervoor de temperatuurtermen. |
|
Terre altos: |
Lokale wind in Brazilië. Noordwestelijke valwind, die vanuit
het binnenland in de buurt van Rio de Janeiro waait. De
terre altos heeft föhneigenschappen, maar kan niet als koude
of als warme valwind worden aangemerkt. |
|
Θ s,p-diagram: (tèta-s,p-diagram of adiabatisch diagram) |
In Nederland veel gebruikt thermodynamisch diagram, o.m.
voor het uitvoeren van stabiliteitsberekeningen. De s-lijnen
(verticale lijnen) stellen adiabatische processen voor,
de p
(horizontale lijnen) staat voor de druk. Het diagram bevat
tevens isothermen, die ongeveer diagonaal van
linksonder naar rechtsboven lopen. In het diagram is verder
een mintralijn aangebracht. Met behulp van deze lijn kan,
voornamelijk ten behoeve van
de luchtvaart, het niveau worden berekend waarop
condenstatiesporen van vliegtuigen (zgn. contrails) op
kunnen treden. De berekeningen met
behulp van dit diagram zijn redelijk eenvoudig. Het diagram
is niet geheel energetisch, maar de afwijkingen zijn niet
groot.
Uit het diagram kan ook nog een Gold-temperatuur worden
berekend. |
|
Theodoliet: |
Instrument voor het meten van hoeken. In de meteorologie
wordt dit gebruikt om met behulp van een wolkenlicht de
wolkenhoogte te bepalen. |
|
Thermiek: |
Verticaal opstijgende luchtbewegingen onder invloed van door
de zon opgewarmde lucht boven een vlak terrein.
Zweefvliegers maken daar gebruik
van en gaan op zoek naar kleine plekjes waar
de lucht met
flinke snelheid. De stijgsnelheden liggen tussen 1 en 5
meter per seconde of iets meer.
In bergachtig terrein makt de zweefvlieger vaak gebruik van
door het reliëf veroorzaakte
helling- en stijgwinden.
Stijgende luchtstromingen kunnen tot condensatie leiden
waardoor stapelwolken ontstaan, natte thermiek genaamd.
Wolken helpen de zweefvlieger
bij het vinden van thermiek.
Als er ondanks de stijgende luchtstromingen geen wolken
ontstaan wordt dat droge thermiek genoemd. |
|
Thermiekwolk: |
Stapelwolk (cumulus) die ontstaat bij thermiek. Met name in
de zweefvliegerij wordt dankbaar gebruik gemaakt van de
thermiek. Daar waar deze stapelwolken worden waargenomen,
is
ook thermiek aanwezig. Door van wolk naar wolk te springen
kunnen vaak zeer grote afstanden worden afgelegd. |
|
Thermisch: |
Door middel van warmte. |
|
Thermische wind: |
Theoretische windcomponent. Het is de verticale windschering
van de geostrofische wind in een bepaalde luchtlaag op een
bepaalde plaats.
Het begrip thermische wind is ingevoerd,
omdat de
windschering in een luchtlaag wordt bepaald door de advectie
van de temperatuur in die laag.
Bij advectie van warme lucht ruimt de wind met de hoogte,
bij advectie van koude lucht treedt juist een krimpen van de
wind met de hoogte op. |
|
Thermisch hogedrukgebied: |
Een hogedrukgebied dat ontstaat als gevolg van de koude van
de lucht. De koude lucht heeft een relatief hogere
dichtheid, is daardoor zwaarder en zal dus dalen. De lucht
zal langs de bodem wegstromen, terwijl om dit te compenseren
vanuit de bovenlaag lucht naar de bodem toe stroomt.
Thermische hogedrukgebieden ontstaan vooral in het gebied
van de polen (polair maximum),
maar ze kunnen ook ontstaan
in de winter boven uitgestrekte landoppervlakken, zoals
Siberië en Canada, wanneer de lucht bij het aardoppervlak
sterk afkoelt. |
|
Thermisch lagedrukgebied (warmtelagedrukgebied) |
Lagedrukgebied dat ontstaat als gevolg van sterke
plaatselijke verwarming van de lucht. Thermische
lagedrukgebieden ontstaan vaak op eilanden, schiereilanden
of in kustgebieden.
Het land wordt door de zonnestraling
verwarmd, waardoor het daar veel warmer wordt dan het
wateroppervlak.
Het proces is vrijwel gelijk aan het ontstaan van zeewind.
De warmere en
dus ook lichtere lucht boven land stijgt op en
stroomt in de bovenlucht zijdelings weg. Aan het
aardoppervlak daalt deluchtdruk en ontstaat er een stroming
vanuit zee naar het land, waar deze gaat convergeren.Verder speelt zich dit proces op grote schaal af in de
tropen, waar de instraling van de zon maximaal is. De
opgestegen lucht zal op grote hoogte
van de evenaar wegstromen,
zodat aan de bodem een relatief
tekort ontstaat: een lagedrukzone. Uit de bijbehorende
luchtstromingen ontstaan de passaten. De stijgende lucht
zal, als zij voldoende vochtig is, tot hevige (tropische)
regens kunnen leiden (stijgingsregens). Omdat de opwarming
van de lucht aan de evenaar het hele jaar doorgaat, heerst
er in de tropen constant een
lage druk. |
|
Thermograaf: |
Een thermograaf is een instrument dat de temperatuur
registreert door middel van het optekenen van de gegevens op
een papieren rol, die op een trommel vastzit. In de trommel
bevindt zich een mechanisme dat ervoor zorgt dat één
omwenteling van de trommel één
week duurt.Het voornaamste onderdeel van deze thermograaf is
een platte buis gebogen in een ronde vorm, die met alcohol
is gevuld. Bij een temperatuur
stijging zal deze buis zich
min of meer willen uitzetten, dit omdat ze een grotere
inhoud krijgt door de
uitzetting van de alcohol. De buis
staat weer in verbinding door middel van een stelsel van
hefbomen met een wijzer. Deze wijzer geeft dan de
veranderingen van het weer aan op de papieren rol. |
|
Op de papieren rol zijn horizontale lijnen aangebracht, die
de dag en de uur indeling weergeven. Ook zijn er verticale
lijnen aangebracht en op deze lijnen staat de temperatuur
aangegeven van -30 tot +60 °C. Zo kan men vervolgens van
deze papieren rol aflezen hoe hoog de temperatuur op ieder
tijdstip van de week is geweest. |
|
Thermoklien: |
Hiermee bedoeld men de scheiding tussen een laag warm water
en een laag koud water
in de oceaan. |
|
|
|
Thermograaf Foto: trends@presents |
|
|
Thermometer: |
De thermometer is eind 16e eeuw in Italië uitgevonden door
Galileo Galilei. Het duurde ruim een eeuw voordat een goede
schaalverdeling werd ingevoerd. De thermometers waren eerst
gevuld met water en later met alcohol en werden toen nog
aangeduid als thermoscoop. Die instrumenten waren niet zo
betrouwbaar. Gabriël Fahrenheit (1686-1736) maakte indertijd
in Amsterdam de eerste betrouwbare thermometers ter wereld. |
|
Hij gebruikte kwik en de glazen buis sloot hij aan de
bovenkant af, zodat zijn thermometer niet reageerde op
luchtdrukveranderingen. Getallen met een minteken waren in
zijn tijd ongebruikelijk en daarom zette hij 0° bij de
laagste temperatuur die hij bereikte in een mengsel van ijs,
zout en salmiak. Het vriespunt en kookpunt van water zijn de
andere vaste punten van de Fahrenheit-schaal. |
|
De Zweedse natuurkundige Anders Celsius (1701-1741) zette op
zijn thermometer 0° bij het kookpunt en 100° bij het
vriespunt van water.
Zijn opvolger, de Zweedse astronoom Strömer,
draaide de
getallen om en plaatste 0° bij het vriespunt en 100° het
kookpunt van water.
Om verwarring te voorkomen is men die verdeling de schaal
van Celsius blijven noemen. |
|
Thermometerhut: |
Een (meestal) houten goed geventileerde hut, wit
geschilderd, gebruikt om de meteorologische instrumenten
(o.a. thermometers) af te schermen
van directe zonnestraling.
De hoogte van de thermometerhut
is 1,50 meter boven kort geknipt gras. |
|
Thermosfeer: |
Luchtlaag boven de mesosfeer, dus boven de 80 km hoogte.
|
|
Tienminutengemiddelde: |
In de SYNOP wordt volgens internationale afspraak zowel voor
de windrichting als voor de windsnelheid een
tienminutengemiddelde gepresenteerd. Daartoe worden de
gemiddelden van
de beide grootheden bepaald over de periode
van tien minuten direct voorafgaande aan het
waarnemingstijdstip. Tegenwoordig wordt daarbij veelvuldig
gebruik gemaakt van continu registrerende schrijvers. De
penregistraties op
papieren stroken zijn relatief eenvoudig
af te lezen en te middelen. |
|
Tijdrekening: |
Voor de huidige tijdrekening is de aarde verdeeld in 24
zones, waarin UT (Universal Time of wereldtijd) als
standaardtijd geldt. Men gebruikt van
UTC (Coordinated Universal Time),
een op de atoomklok
gebaseerde tijdschaal die zo goed mogelijk de Universal Time
volgt. Deze tijd wordt ook gebruikt in de meteorologische
berichtgeving en is in de meeste landen de bais van de
wettelijke/burgerlijke tijd. Nederland en het grootste deel
van Europa liggen in de zone waarin het een uur later is dan
in Greenwich, de Middeneuropese Tijd (MET).
Als bij ons de zomertijd geldt is dat UT + 2 uur. |
|
Toegepaste klimatologie: |
Deze tak van de klimatologie wordt uitgeoefend voor zeer
bepaalde doeleinden. De door de klassieke klimatologie
gerangschikte gegevens worden hierbij met een operationeel
oogmerk geanalyseerd, of verder bewerkt. Dit operationele
oogmerk kan zijn: elke onderneming op industrieel,
landbouwkundig, technologisch of militair gebied. De
voornaamste toepassingen zijn: |
|
1. De landbouw. Hierbij wordt voornamelijk beschouwd welke
gewassen in welk jaargetijde op welke plaats kunnen worden
verbouwd. |
2. Het verkeer: scheepvaart, luchtvaart, begaanbaarheid van
wateren landwegen. De luchtvaartklimatologie bijvoorbeeld,
beschrijft meteorologische
grootheden die het vliegverkeer kunnen beïnvloeden zoals
zicht, wolkenbasis en bovenwinden. |
3. De gezondheidszorg. De op grond van het klimaat meest
geschikte plaats voor sanatoria e.d. |
4. Waterstaat. Hoogte van dijken in verband met
stormvloeden, sterkte van stuwdammen in verband met
hoeveelheid neerslag. |
5. Stadsplanning. Vaststellen van de meest geschikte plaats
voor scholen, sportterreinen e.d., afhankelijk van de
ligging van de schadelijke
stoffen producerende industrieën. |
|
Toendra-klimaat: |
Zie E-klimaat |
|
Toestandskromme: |
Kromme, die in het waarnemingspunt de verandering van de
temperatuur van de lucht aangeeft met de hoogte. |
|
|
|
Tornado: |
Een tornado is de benaming voor een zware windhoos, een
wervelwind (een snel draaiende kolom lucht) die
als trechtervormige slurf onder een buienwolk zichtbaar is.
Tornado's zijn gevaarlijk, vooral door hun enorme kracht en
de hevige wervelingen om een verticale as. Het gebied met
hoge windsnelheden, meestal tussen
120 en 250 km/uur en soms meer dan 400 km/uur, is doorgaans
kleiner dan een kilometer.
De lucht stijgt dan snel op,
waardoor wolken ontstaan tot soms meer dan vijftien
kilometer hoog. Bij sommige buien wordt de
lucht zo sterk omhoog worden gezogen dat de luchtdruk bij de
grond sterk daalt. De lucht uit de omgeving stroomt daar in
een spiraalvorm naar toe. Zo ontstaat de zichtbare slurf die
het aardoppervlak kan bereiken.
De schade die tornado's veroorzaken hangt niet alleen samen
met de sterke wind maar ook met ronvliegende objecten. |
|
Tornado's komen vooral in het centrale deel van Verenigde
Staten voor, gemiddeld zo'n duizend per jaar.
De meeste zijn niet sterk, maar sommige wel. Vooral de
Tornado Alley, van midden-Texas tot het oosten van Nebraska
en Iowa heeft er last van, voornamelijk in april, mei en
juni. Vochtige warme lucht stroomt vanuit de Golf van Mexico
noordwaarts en komt in Tornado Alley in aanraking met droge
woestijnlucht uit Mexico en koude lucht uit Canada.
Lees
meer over tornados |
|
|
Tornado-warning: |
Deze wordt uitgegeven zodra er een snel roterende
luchtbeweging in de bui wordt gedetecteerd door de radar of
als er daadwerkelijk een slurf is waargenomen. |
|
Tornado-watch: |
Voorwaarschuwing van een tornado-warning. Een watch wordt
meestal halverwege de middag uitgegeven en is geldig voor de
avond.
In principe wordt hier een gebied aangegeven waar mogelijk
onweersbuien met tornado-gevaar ontstaan |
|
Totale bedekkingsgraad: |
Gedeelte van de hemel koepel dat onzichtbaar is geworden ten
gevolge van alle aanwezige wolken. |
|
Touch down: |
De feitelijke uitbreiding van de rotatie in de buienwolk
naar beneden tot op het aardoppervlak. Meestal herken je een
touch-down aan het
opwervelen van sof/gruis/puin vanaf de
grond. |
|
Totaliteitszone: |
Het gebied waar een zonsverduistering totaal is. |
|
Trajectorie: |
Route die luchtdeeltjes in de atmosfeer afleggen onder
invloed van de wind, in feite trajecten in de atmosfeer,
waarlangs lucht en verontreiniging
zich verplaatst. De
routes worden
berekend met behulp van een trajectoriënmodel.
Met computers wordt nauwkeurig uitgerekend welke weg de
bewegende lucht door de atmosfeer heeft afgelegd. Die
berekeningen kunnen voor iedere plaats op aarde voor
verschillende hoogtes in de lucht worden uitgevoerd. Het
trajectoriënmodel van het KNMI is in de jaren zeventig van
de vorige eeuw ontwikkeld en heeft sindsdien tal van
verbeteringen
en uitbreidingen ondergaan. |
|
Tramontana: |
Een wind uit noordwestelijke sector die over het Languedoc
en de Roussillon waait. Hier worden er twee types
onderscheiden: verbonden aan een polaire invasie: wanneer er
zich boven
de Golf van Genua een laag bevindt tezamen met
een doordringing van het hoog van de Azoren boven het
ZW van Frankrijk. Ten zuiden van de Cevennes en Corbieres is
de hemel wolkenloos terwijl het vaak betrokken en
regenachtig is boven het ZW
van Frankrijk. De Tramontane is een hevige, droge en koude
wind die met windstoten waait. De Tramontane komt
elk
seizoen voor.
Zoals de mistral vertoont hij een zeer
uitgesproken dagelijkse schommeling in intensiteit. De
Tramontane verbonden aan een laag met centrum boven het
westelijk Middellands Zeegebied
(tussen de Golf van Lyon en
de Balearen): dit type van Tramontane ligt aan de oorzaak
van een trage verbetering van het
weer verbonden aan een voortgaande verdwijning van het
lagedrukcentrum gelegen boven de Middellandse Zee. Vooraf
houdt het slecht weer aan
met een krachtige wind, vooral in de streek van Perpignan.
Over het algemeen waaien de Tramontane en de mistral samen. |
|
Tranlicidus: (Doorschijnend, als door matglas) |
Wolkenvariëteit van de wolkengeslachten altocumulus,
altostratus, stratocumulus en stratus. Het zijn wolken in
uitgestrekte velden, maar voor het grootste deel zijn ze
enigszins doorschijnend zodat men de zon nog net kan zien.
Als dit niet meer mogelijk is heet de wolkenvariëteit opacus. |
|
Transmissometer: |
Toestel om de transmissiviteit (doorlaatbaarheid of
transparantie) van de atmosfeer te meten tussen twee punten
op een bepaalde afstand van
elkaar. Wordt gebruikt om de horizontale zichtbaarheid te
meten. Men werkt met behulp van een zender en een ontvanger
die 12 tot 80 meter uit elkaar staan en zijn opgesteld op
een hoogte van 2,5 meter. De zender beschikt over een Xenon
lamp die iedere seconde een lichtpuls naar de ontvanger
stuurt. Onderweg kunnen zich deeltjes in de lucht bevinden
die het licht reflecteren en absorberen, maar ook
verstrooien.
Het resultaat
zal zijn dat er in dit geval door de ontvanger minder licht
wordt gemeten dan er aanvankelijk uitgezonden werd. |
|
Transportkou: |
Een koude lucht, die met krachtige winden vanuit het vaste
land van Rusland of Siberië geheel over land naar onze
omgeving wordt aangevoerd,
wordt ook wel transportkou genoemd.
Onder dergelijke
weersomstandigheden wordt het 's winters in ons land in
korte tijd bijzonder koud en kan het overdag ook bij zonnig
weer matig en in extreme situaties zelfs streng
blijven
vriezen. Door de krachtige wind (windchill) is het voor het
gevoel nog een stuk kouder dan de thermometer aangeeft en
bij zeer lage temperaturen bestaat zelfs gevaar voor
bevriezing van onbedekte delen van de huid. |
|
De laatste keer was dat op 25 en 26 januari 1996 en tijdens
de jaarwisseling 1996/1997 het geval toen de temperatuur in
De Bilt voor het gevoel tussen -17 en -20°C lag. In het
noorden
en oosten lag de gevoelstemperatuur rond -25°C. Nog
kouder was het op 14 en 15 januari 1987, toen het overdag 10
tot 13°C vroor bij een krachtige tot stormachtige
oostenwind.
De gevoelstemperaturen lagen toen ruim 30° tot
33°C onder nul. Op oudejaarsdag 1978 deed zich in ons land
een vergelijke situatie: middagtemperaturen van 10 tot 15°C
onder nul en
een harde tot stormachtige wind. Bovendien werd
het openbare leven die dag ontwricht door sneeuw. |
|
Extreme doordringende kou kwam in De Bilt in deze eeuw op 12
dagen voor, maar in deze eeuw doet zich gemiddeld eens in de
twee jaar een situatie voor waarbij de gevoelstemperatuur
door de wind overdag meer dan 10°C onder nul ligt. Sinds de
strenge winter van 1963 is dat echter maar op 4 dagen
voorgekomen.Voorwaarde voor een dergelijke situatie is de
aanwezigheid van een zeer krachtig hogedrukgebied boven
Noord-Rusland
of Siberië tegenover lage luchtdruk boven Zuid-Europa. De
drukverschillen zijn dan boven het Europese continent heel
groot, waardoor
over een omvangrijk gebied een krachtige
oostelijke wind waait. Kleine storingen kunnen in onze
omgeving de wind tijdelijk nog verder doen toenemen en soms,
zoals eind 1978, aanleiding geven tot uitgebreide sneeuwval. |
|
Trekhoog: |
Zwakke rug van hogedruk tussen twee achtereenvolgende
lagedrukgebieden. Een tregrug brengt vaak een tijdelijke
weersverbetering met zich
mee. De wind valt weg en het
klaart op.
De nachtelijke uitstraling zal groot zijn, dus er
is kans op vorst. Vaak ontstaat er ook mist. |
|
Treksnelheid: |
Snelheid waarmee een weersysteem zich verplaatst. In sommige
gevallen wordt de treksnelheid verward met de windsnelheid,
met name bij een tropische cycloon. De treksnelheid
daarvan
ligt doorgaans in de orde van 20 tot 30 km per uur, terwijl
in de cycloon zelf windsnelheden voorkomen van ca. 200 km
per uur. De bewering dat een tropische cycloon met zo'n 200
km per uur over een bepaald gebied zou razen is dus niet
waar. |
|
TREND: |
Codenaam van een korte-termijn-landingsvewachting, die wordt
toegevoegd aan een METAR of een SPECI. De TREND is een
verwachting in
verkorte vorm van zicht, wolkenbasis, en significant weer,
geldig voor twee uren volgend op het tijdstip van waarneming
van de bijbehorende METAR |
|
Trog: |
Gedeelte van een lagedrukgebied waar de luchtdruk langs de
as gemeten, groter is dan de luchtdruk aan weerszijden van
die as. De lucht in een
trog is onstabiel van opbouw en gaat
vaak samen met een buiig weertype. Zie ook vore. |
|
Tropen: |
Warme gebieden aan weerszijden van de evenaar. De tropische
gordel ligt tussen de keerkringen, denkbeeldige cirkels over
de aarde evenwijdig
aan de evenaar op 23,5 graden Noorderbreedte
en 23,5 graden
Zuiderbreedte. In dit gebied heerst een tropisch klimaat met
een droge en een natte periode. De natte tijd doet zich
gewoonlijk voor als de zon zijn
hoogste punt bereikt.
De
instraling door de zon is hier groter dan het verlies van
energie door de nachtelijke uitstraling, zodat het hier heel
warm is. |
|
Tropische cycloon: |
Een storm wordt orkaan genoemd als de wind gemiddeld over
tien minuten een snelheid bereikt van meer dan 117 kilometer
per uur. In sommige delen van de wereld wordt een orkaan
aangeduid als tropische orkaan (hurricane) of tropische
cycloon. In tegenstelling met een "gewone" orkaan is de
tropische variant tot grote hoogte gevuld met warme lucht.
Tropische cyclonen ontstaan
boven het noordelijk halfrond in
de zomer en het najaar. Voorwaarde is een
zeewatertemperatuur van minstens 26 graden. De
levensgeschiedenis van tropische stormen begint meestal
boven zee en de verwoestende uitwerking is het grootst in
kustgebieden en op eilanden. Zodra de cycloon landinwaarts
koerst neemt het windgeweld meestal snel in kracht af, maar
valt er wel vaak veel regen, soms meer dan 500 millimeter in
een dag. Ex-tropische cyclonen worden, worden in hun
eindfase vaak meegenomen door de westenwinden. Zodra de
cycloonrestanten in de gematigde breedten boven minder warm
oceaanwater terechtkomt,
zwakken ze af en wordt het een
"gewone" depressie. |
|
Tropische dag: |
Een dag waarop de maximumtemperatuur 30,0 graden of hoger is
wordt in de meteorologie een tropische dag genoemd. Het
grootste deel van
ons land telt normaal (gemiddeld over het
tijdvak 1971-2000) 2 tot 5 tropische dagen per jaar, het
oosten van Limburg 6. In sommige jaren met warme zomers
loopt dat aantal wel op tot meer dan 20 tropische dagen. Uit
een vergelijking van de gegevens in de nieuwe Klimaatatlas
van Nederland over het tijdvak 1971-2000 met de atlas over
het tijdvak 1930-1961 blijkt dat het aantal tropische dagen
op veel plaatsen in ons land met 1 of 2 dagen is toegenomen. |
|
Tropische lucht: |
(Tl) Maritiem tropische lucht (mTl) is een luchtsoort die
haar oorsprong heeft boven het subtropische deel van de
Atlantische Oceaan, in de
omgeving van de Azoren. Deze lucht, die het hele jaar
in
onze omgeving kan voorkomen, wordt aangevoerd met
zuidwestenwinden. De lucht is meestal warme massa, maar kan
in de zomer overdag ook koude massa zijn met als gevolg:
stapelwolken en eventueel buien en ook onweer.
In de winter is de mTl daarentegen steeds bijzonder stabiel,
met hogere temperaturen en vochtigheid dan in andere
luchtsoorten. Het zicht is dan
ook slecht,
en mist en motregen zijn veel voor komende
verschijnselen. Continentaal tropische lucht (cTl) heeft
haar oorsprong in het zuidoosten
van Europa en het noorden van Afrika. Ook deze luchtsoort
kan onze omgeving het hele jaar bereiken, en wel als warme
massa. Hoe wel deze lucht de warmste en droogste lucht is
die in onze omgeving kan voorkomen, is het zicht slecht ten
gevolge van het hoge stofgehalte (uit het Ruhr-gebied). De
bewolking kan uit wat cumulus bestaan, die 's zomers in de
namiddag verschijnt, wanneer de luchtsoort tot koude massa
is getransformeerd.
Voor wat de luchtsoort-indeling betreft:
juist niet uit die streken afkomstig, maar uit de subtropen! |
|
Tropisch klimaat: |
Klimaat dat gevonden wordt in het gebied tussen de beide
keerkringen. Kenmerkend zijn de hete zomers en warme
winters. |
|
Tropisch regenklimaat: |
Zie A-klimaat. |
|
Tropopauze: |
De bovenste begrenzing van de troposfeer. Bevindt zich op
een hoogte van circa 15 kilometer. Daarboven bevindt zich de
stratosfeer. |
|
Troposfeer: |
De onderste laag van de atmosfeer waar vrijwel alle
weersverschijnselen optreden. Boven de poolgebieden reikt de
troposfeer tot ongeveer
8 kilometer hoogte, in ons land tot zo'n 10 kilometer hoogte
en bij de evenaar tot 18 kilometer hoogte. In de troposfeer
neemt de temperatuur af
met de hoogte, gemiddeld tussen ongeveer 0,6 en 1,0 graden
per 100 meter stijging. De troposfeer
bevat ongeveer 80% van
de totale luchtmassa
van de hele atmosfeer. Aan de bovenzijde wordt de troposfeer
begrensd door de dunne tropopauze die overgaat in de
stratosfeer. |
|
Tsjechië: |
Tsjechië, dat tot 1993 deel uitmaakte van Tsjechoslowakije,
is een heuvelachtig land in Centraal-Europa. Door de ligging
heerst er een mengeling
van klimaten die onder invloed staat van het zachte,
regenachtige weerbeeld van Atlantisch Europa, maar ook van
hete zomers en strenge winters. De zomers zijn warm, maar
regenachtig, de winters koud en nat, vooral in de hogere
gebieden van het land waar de sneeuw vier maanden per jaar
blijft liggen. |
|
Tsunami: |
Bij aardbevingen onder de oceanen kunnen golven ontstaan die
zich met een snelheid van meer dan 500 km/uur voortplanten.
In de oceaan is de
golf vele tientallen kilometers breed en slechts enkele
centimeters hoog. Wanneer zo'n golf bij ondieper kustwater
komt, kan hij tot enorme afmetingen groeien. Er ontstaat
daardoor een ware vloedgolf van tientallen meter hoogte die
tot enkele kilometers in het binnenland grote schade
kan aanrichten. Een dergelijke vloedgolf wordt een tsunami
genoemd. Voordat een tsunami toeslaat, trekt het water zich
eerst terug, waarbij soms onwetend - van de lage
waterstanden gebruik gemaakt wordt om te jutten. Tsunami's
hebben in het verleden vele duizenden doden geëist en langs
alle kusten van oceanen zijn er waarschuwingscentra. Zie ook
impulsgolf. |
|
Tuba: (Trechter, slurf) |
Meteorologisch: windhoos, waterhoos, tornado. Bijkomende
vorm van het wolkengeslacht cumulonimbus, soms te zien bij
de cumulus.
Het zijn uitzakkende delen van de wolkenbasis in de vorm van
een omgekeerde kegel. Een tuba geeft ook de wolk een
dreigend aanzien. |
|
Turbiditeitsfactor van Linke: |
Bij een onbewolkte lucht bepaalt de turbiditeit
(troebelheid) van de atmosfeer hoe sterk het zonlicht wordt
verstrooid en gereflecteerd. Meer stof
en waterdamp zorgen
ervoor dat de directe straling afneemt (de zon brandt minder
fel in een heiige of vochtige atmosfeer), terwijl de
indirecte (diffuse) straling dan juist groter is.Een van de
manieren om met behulp van een getal de troebelheid van de
atmosfeer te beschrijven, is via de turbiditeitsfactor van
Linke (TL). Voor een (hypothetische) volledig droge,
stofvrije atmosfeer stelde hij de waarde van TL op 1. In de
praktijk bevat de atmosfeer altijd waterdamp en stof en zal
de waarde dus groter dan 1 zijn. Welke de waarde van TL
precies is, hangt in de praktijk af van 3 factoren: |
|
a. het weertype (in de drogere, en vaak ook schonere lucht
achter een koufront is TL veelal lager). |
b. De tijd van het jaar: in de wintermaanden en in maart
zijn, omdat koudere lucht minder vocht kan bevatten,
de TL-waarden lager (vaak rond 2 a 3) dan in de zomer (4
tot 10). |
c. De ligging van de stations. Aan de kust is de lucht vaak
schoner dan in het binnenland (althans bij aanvoer over
zee).
Daardoor is aan de kust TL wat kleiner dan landinwaarts. |
|
Turbulentie: |
In de atmosfeer de benaming voor onregelmatig wervelende
beweging van lucht. In een luchtstroming ontstaan wervels
van verschillende grootte (variërend van enkele millimeters
tot honderden meters) met draaiingsassen in verschillende
richtingen. De rotatiesnelheid kan sterk uiteenlopen.
Passagiers in een vliegtuig ondervinden soms last van
turbulentie in een buienwolk. Turbulentie kan vooral op
geringe hoogte gevaarlijk zijn voor
para-, ultralight en hanglidervliegers. Men onderscheidt
mechanische turbulentie (wervels opgewekt door de
bodemruwheid), schuifspanningsturbulentie in gebieden met
grote verschillen in windrichting en windsnelheid over
kleine afstanden en convectieve turbulentie in en
rond
bellen opstijgende warme lucht. |
|
Turbulentiestratus: |
Een vrij dunne stratuslaag, ontstaan ten gevolge van
turbulentie onder een inversie. In de 'menglaag' zal
warmtetransport van boven naar beneden plaatsvinden.
Daardoor wordt het waterdampgehalte homogeen, de
'mengverhouding' de hele menglaag is dan overal even groot.
Maar de laag is bovenin het koudst, dus daar zal de
relatieve vochtigheid het grootst zijn.
Bereikt die de 100%
dan ontstaat er tegen de inversie aan stratus, in dit geval
'turbulentiestratus' genoemd. |
|
Tweelingstormen: |
We spreken van tweelingstormen als in een korte periode de
ene storm de andere opvolgt. Uit onderzoek blijkt dat de
kans op een volgende storm twee tot drie dagen na een storm
groter is dan de kans op een enkele storm. Enkele
voorbeelden hiervan: 16 tot 25 november 1928 (3 stormen in
een week); 21 tot 23 december 1954 (2 stormen in 3 dagen) en
laatst nog tussen 25 en 31 december 1999 (2 stormen in een
week). |
|
Tyfoon: |
Wervelstorm van verwoestende kracht in het zuidwestelijke
deel van de noordelijke Stille Oceaan. De tyfonen koersen
veelal in noordelijke richting naar de Filippijnen, China of
Japan,
waar veel schade wordt aangericht. Op de Filippijnen
wordt een tyfoon ook wel taifoon of baguio genoemd.
In het Caribisch gebied, de Noord-Atlantische Oceaan en de
Golf van Mexico noemt men zo'n wervelstorm een hurricane, in
Australië een
Willy-Willie en in andere delen van de wereld gebruikt men
gewoon de algemene benaming en wordt gesproken vaneen
tropische cyclonen.
Dergelijke stormen ontstaan in tropische
gebieden boven oceanen met een zeewatertemperatuur van
minstens 26 graden. Het seizoen voor
tropische wervelstormen duurt in de meeste landen vier of
vijf maanden van halverwege de zomer tot het eind van de
herfst. |
|
|
|
|
|
|