Kruiend ijs
 
Kruiend ijs duidt op ijsschotsen die vaak het gevolg zijn van harde wind na een flinke vorstperiode. Boven meren of andere grote wateroppervlakken, zoals het IJsselmeer of de Waddenzee, krijgt de wind vat op de enorme ijsvelden, die dan in beweging komen. De ijsplakken worden door de wind over een grote afstand tegen elkaar geduwd, waardoor de spanning over de hele lengte toeneemt. De krachten die daarbij optreden zijn enorm.
De grote ijsplaten worden moeiteloos tegen de zwaartekracht in omhooggeduwd en kunnen zo over dijken heenschuiven. De ijsblokken of -velden kunnen ijsdammen opwerpen als ze over elkaar schuiven, kistwerken genaamd. Kistwerken ontstaan vooral in scherpe bochten of bij obstakels.
 
Kruiend ijs (kistwerk) tegen de dijk nabij de vuurtoren van Urk op 12 februari 2012 
 
IJsbrekers ter bescherming van de dijk van het eiland Marken 
 
Kruiend ijs aan de oever van Utah Lake, december 2020 
 
Kruiend ijs kan in een rivier ijsdammen vormen en zo het water opstuwen; nogal wat dijkdoorbraken waren daar het gevolg van. Het ijs kan ook dijken beschadigen. De scheepvaart ondervindt veel hinder van kruiend ijs. Ook schepen kunnen grote schade oplopen. 
 
De naweeën van een ijsperiode kunnen vanwege kruiend ijs en langzaam smeltende ijsrestanten lang duren en de temperatuur tot ver in het
voorjaar drukken. Kronieken over koude winters eindigen vaak met spectaculaire verhalen over kruiend ijs en ijsbergen. Na de koude winter van 1996 vormden zich metershoge kistwerken langs sommige dijken, vooral langs het IJsselmeer. 
 
Na de zeer koude winter van 1939-1940 werden bij Edam ijsschotsen van ruim een halve meter dik over de dijk geschoven en achter de dijk vormden zich bergen van ijs van tien meter hoogte. Na de strenge winter van 1941-1942 kwam Ameland pas eind maart na zeventig dagen uit zijn isolement. Spectaculair was ook de nawerking van de koude in februari 1929: eind maart slaagt de postboot er nog niet in om van Enkhuizen naar Urk te varen.  
 
Oorzaken 
 
Temperatuurschommelingen 
Wanneer de temperatuur daalt, trekt het ijs samen en vormt het spanningsbreuken, water sijpelt vervolgens in deze spanningsscheuren en bevriest. Wanneer de temperatuur stijgt, zet de ijskap uit. Deze opeenvolging van gebeurtenissen vindt cyclisch plaats totdat de totale ijskap aanzienlijk is uitgebreid. Als deze ijskap in contact komt met een kustlijn, kan deze een aanzienlijke kracht op het land uitoefenen, waardoor kustmateriaal wordt verplaatst. Wanneer de temperatuurschommelingen drastisch genoeg zijn, trekt de samentrekking van de ijskap zich ver genoeg van de kust af om een waterstrook te vormen; Een daling van 0 °C naar -20 °C resulteert bijvoorbeeld in een volumeafname van 11% van een ijskap van 1,5 km. Deze waterbaan bevriest vervolgens. Wanneer de temperatuur voldoende snel stijgt (~1 °C/uur gedurende meer dan vijf uur), breidt de ijskap zich uit naar het land. De fysieke samenstelling van het ijs zelf is ook belangrijk; ijs dat is gevormd uit met water doordrenkte sneeuw, bekend als wit ijs, belemmert het proces van thermische ijsuitzetting omdat het albedo hoger is dan dat van andere vormen van ijs, wat resulteert in een lagere thermische geleidbaarheid. Om ervoor te zorgen dat de omstandigheden de thermische uitzetting van ijs en op zijn beurt ijsschuiven vergemakkelijken, moet het ijs gevoelig zijn voor temperatuurveranderingen, waardoor zwart ijs geschikter wordt voor de vorming van ijsschuiven. 
Wind 
Omdat land sneller opwarmt dan ijs en warmte overdraagt aan het aangrenzende ijs, smelt het ijs dat zich het dichtst bij de kust bevindt het eerst
als de temperatuur stijgt. Er bevindt zich dan water tussen de ijskap en de kustlijn, waardoor de beweging van ijskappen wordt vergemakkelijkt wanneer de wind erop inwerkt. Een open waterkanaal zorgt voor verminderde weerstandskrachten op de ijskap, waardoor de kans groter wordt
dat er een ijsverschuiving plaatsvindt. De richting van de wind stuurt uiteindelijk de beweging van de ijsschuif. De effectiviteit van wind als drijvende kracht achter ijsbewegingen is afhankelijk van een groot aantal factoren, waaronder de grootte en vorm van het waterlichaam en de windkracht. Grote, wijd open watermassa's hebben een groter oppervlak waarop de wind kan inwerken in vergelijking met kleinere, beschutte watermassa's. Aanhoudende, snelle wind oefent meer kracht uit dan langzamere windstoten, waardoor ze optimaal geschikt zijn om ijskappen aan land te drijven.
Fluctuerende waterstanden 
Dalende waterstanden veroorzaken een buigkracht tussen het ijs dat de kust al heeft doorbroken en het ijs dat direct voor de kust drijft. Deze buigkracht veroorzaakt scheuren in het ijs waar water naar binnen kan sijpelen en bevriezen. Wanneer het waterpeil weer stijgt, ondervindt het ijs compressiekrachten die het vervolgens op land duwen. Dit mechanisme is vergelijkbaar met het hierboven beschreven thermische uitzettingsproces.
Bronnen: Wikipedia-nl, Wikipedia-en

    Categorieën: Meteorologie  I  Weer A tot Z  
 
Web Design