Luchtmassa
 
In de meteorologie is een luchtmassa een luchtvolume dat wordt gedefinieerd door de temperatuur en vochtigheid ervan. Luchtmassa's bestrijken vele honderden of duizenden vierkante kilometers en passen zich aan de kenmerken van het oppervlak eronder aan. Ze worden geclassificeerd op basis van de breedtegraad en hun continentale of maritieme bronregio's.
 
Koudere luchtmassa's worden polair of arctisch genoemd, terwijl warmere luchtmassa's als tropisch worden beschouwd. Continentale en superieure luchtmassa's zijn droog, terwijl maritieme en moessonluchtmassa's vochtig zijn. Weerfronten scheiden luchtmassa's met verschillende dichtheidskenmerken (temperatuur of vocht). Zodra een luchtmassa zich verwijdert van het brongebied, kunnen onderliggende vegetatie en waterlichamen het karakter ervan snel veranderen. Classificatieschema's pakken zowel de kenmerken van een luchtmassa als de modificatie aan.
1: Verschillende luchtmassa's die zowel Noord-Amerika als andere continenten treffen, zijn doorgaans van elkaar gescheiden door frontale grenzen
 
Afbeelding-1
 
Classificatie en notatie
 
De Bergeron-classificatie is de meest algemeen aanvaarde vorm van luchtmassaclassificatie, hoewel anderen meer verfijnde versies van dit schema hebben geproduceerd over verschillende delen van de wereld. Luchtmassaclassificatie omvat drie letters. De eerste letter beschrijft de vochteigenschappen
 
– c staat voor continentale luchtmassa’s (droog)
- m staat voor maritieme luchtmassa’s (vochtig).
 
De bronregio volgt:
- T staat voor tropisch.
- P staat voor polair.
- A staat voor arctisch of antarctisch gebied.
- M staat voor moesson, "E" staat voor equatoriaal.
- S staat voor adiabatisch drogen en opwarmende lucht gevormd door
  aanzienlijke neerwaartse beweging in de atmosfeer
 
Een luchtmassa die in de zomer boven de woestijn ten zuidwesten van de Verenigde Staten ontstaat, kan bijvoorbeeld cT worden genoemd.
Een luchtmassa die in de winter boven Noord-Siberië ontstaat, kan worden aangeduid als cA.
 
Bronregio's van mondiale luchtmassa's
 
Afkorting. Naam (Nederlands) Aanduiding Kenmerken van de temperatuur Vochteigenschappen
  A of AA   Arctic/Antarctic   Arctische
  luchtmassa's
  Extreem koud, gevormd over de
  polen
  Zeer droog door de kou; continentaal
  onderscheidt zich niet van maritim
  De cP   Continental Polar   Subpolaire lucht van
  continentaal
  Zeer koud, wordt gevormd over de
  subpolaire zones
  Zeer droog, vanwege kou en formatie over
  een landmassa
  De mP   Polar Maritime   De polaire zeelucht   Zeer koel, vanwege de hoge
  breedtegraad, door de invloed van
  de oceaan niet te koud te matigen
  Matig vochtig vanwege lage temperaturen,
  maar niet zo droog als de continentale
  luchtmassa's vanwege de verdamping op het
  zeeoppervlak
  De cT   Tropical Continental   Continentaal
  tropische lucht
  Zeer warm, vanwege de vorming van
  subtropische lage breedtegraden
  Droog, sindsdien gevormd over land.
  De mT   Tropical Maritime   Maritieme
  tropische lucht
  Zeer warm, vanwege de vorming van
  subtropische lage breedtegraden
  Zeer vochtig, door het warme water van
  de zeeën
  De E   Equatorial   Equatoriale ’s-    Heet   Extreem vochtig; Continentaal verschilt niet
  van de zee, omdat grote gebieden van het
  land bedekt zijn met tropische regenwouden.
 
Luchtmassa's van Europa
 
Het weer in Europa wordt vooral beïnvloed door de volgende luchtmassa’s.
 
Afk. Benaming Geografische oorsprong
  cA   De continentale Arctische lucht   Noord-Siberische Arctische lucht
  xA   Arctische lucht   Noord-Europese Arctische lucht
  mA   Maritieme Arctische lucht   Noordelijke Zee Arctische lucht
  cP   Continentale subpolaire luchtl   Russische subpolaire lucht
  xP   Subpolaire lucht   Noord-Europese subpolaire lucht
  mP   Maritieme subpolaire lucht   Noord-Atlantische subpolaire
  lucht
  cPs   Verwarmde continentale
  subpolaire lucht
  Verwarmde subpolaire lucht
  xPs   Verwarmde subpolaire lucht   Luchtveroudering boven Europa
  mPs   maritim verwarmde subpolaire
  lucht
  Beweegt over subtropische
  zeeën
 
Afk. Benaming Geografische oorsprong
  cSp   Continentaal lucht van de
  gemiddelde breedtes
  (Oosterse) Europese lucht op
   het vasteland
  xSp   Lucht op de middelste
  breedtegraad
  (West)Europese lucht
  mSp   Maritieme lucht van het
  medium. Breedtegraad
  De Lucht van de Noord- 
  Atlantische Zee
  cS    De continentale subtropische
  lucht
  Zuidoost-Europa Subtropische
  lucht
  xS   Subtrope lucht   Zuid-Europese subtropische
  lucht
  mS    maritieme subtropische luch   De subtropische lucht van de
  Atlantische Oceaan
  cT   Continentale Tropische lucht   Afrikaanse tropische lucht
  xT   Tropische lucht   Middellandse Zee Tropische lucht
  mT   Maritieme tropische lucht   Atlantische tropische Oceaan
 
Transformatie
 
Na het ontstaan zal de luchtsoort bij luchtdrukveranderingen het brongebied verlaten. Bij het passeren van gebieden met bijvoorbeeld een andere oppervlaktegesteldheid, zal de luchtsoort langzaam die andere, bij dat gebied horende eigenschappen, overnemen (transformeren). Lucht die zich naar lagere breedte verplaatst zal opwarmen. Bij een luchtstroming richting hogere breedte zal vooral de onderste luchtlaag afkoelen. De luchtvochtigheid van continentale lucht neemt boven zee snel toe, maar andersom blijft maritieme lucht veel langer vochtig en behoudt het veel langer zijn eigenschappen. De eigenschappen van een luchtsoort hangt dan ook af van het brongebied, de afgelegde weg en de verstreken tijd sinds het verlaten van het brongebied, de leeftijd.
 
Koude en warme massa
Naast de indeling naar geografische luchtsoorten, wordt er ook een onderscheid gemaakt naar het temperatuurverschil tussen de lucht bij de grond en het oppervlak daaronder. Bij warme massa is de luchttemperatuur op waarnemingshoogte (1,5 meter boven het aardoppervlak) hoger dan de temperatuur van het aardoppervlak en bij koude massa is dit andersom. Bij warme massa koelt het aardoppervlak de onderste luchtlaag, terwijl
deze koude massa opwarmt. Dezelfde luchtsoort kan zich dus het ene moment als koude massa voordoen en later als warme massa. Dit treedt bijvoorbeeld op als een luchtsoort van land boven zee komt of andersom, maar ook door de dagelijkse gang. Tijdens de nacht heeft land een relatief lage temperatuur en is er vaak sprake van warme massa, terwijl overdag het land opwarmt, waardoor de lucht zich voordoet als koude massa
Koude massa
Bij koude massa wordt de onderste luchtlaag opgewarmd. Deze zal daardoor stijgen, wat convectie wordt genoemd. Er is dus sprake van een onstabiele opbouw van de lucht. Hoewel deze luchtbel warmer is dan de omringende lucht, zal deze wel afkoelen bij toenemende hoogte,
waardoor condensatie op kan treden als de luchtvochtigheid hoog genoeg is. Er treedt daardoor wolkenvorming op. Deze wolken behoren tot het wolkengeslacht cumulus en cumulonimbus. Deze bewolking bedekt nooit de gehele hemel, omdat er ook compenserende luchtdalingen zijn, subsidentie. Hier lost eventuele bewolking op. Het zicht in koude massa is over het algemeen goed, afgezien van de buien. De wind is vaak vlagerig.
Warme massa
Bij warme massa wordt de onderste luchtlaag afgekoeld. Deze luchtlaag kan niet verder dalen, waardoor er een stabiele opbouw is. Bij droge lucht kan er dan een wolkeloze hemel zijn. Bij een front zal de warme massa echter opgetild worden, waardoor de gehele luchtmassa condenseert en uitgestrekte, gelaagde bewolking ontstaat, stratus en stratocumulus. Het zicht in warme massa is vaak slecht, waarbij ook vaak mist optreedt. De wind is over het algemeen gelijkmatig.
Bronnen: Wikipedia-nl, Wikipedia-de

    Categorieën: Meteorologie  I  Weer A tot Z  
 
Web Design