Windschalen
 
In 1846 vond de Engelsman Robinson een instrument uit voor het meten van de snelheid van de wind: de cupanernorneter. Vanaf dat moment konden weerwaarnemers de windsnelheid overal op aarde meten en met elkaar vergelijken. Ook vóór die tijd hadden mensen echter belangstelling gehad voor het beschrijven van de windsnelheid. Vooral bij 'gebruikers' van de wind, zoals bijvoorbeeld zeelieden en molenaars, bestond de
behoefte om windsnelheden in een getal uit te drukken. De schaal die men hierbij gebruikte varieerde van plaats tot plaats en was afhankelijk
van wat voor werk men deed.
 
Zo ontwikkelde de Nederlander Jan Noppen. een toezien van de Waterstaat. die leefde van 1706-1764, een windschaal die gebaseerd was
op het effect van de wind op de wieken van een molen. In de meeste waarnemingsboeken uit de archieven van het Hoogheemraadschap van Rijmland staan de windsnelheden vermeld volgens deze schaal van Noppen. De molenwindschaal gaat van windkracht 0 en 1, waarbij de
molens bij gebrek aan wind niet kunnen draaien, tot windkracht 15 en hoger, waarbij de molenwieken eveneens stil staan, ditmaal omdat
malen te gevaarlijk is.
 
 Molenschaal   Beaufort   Omschrijving   Effect op de wieken
 0  0   Doodstil   Molens kunnen niet malen
 1  1   Doodstil   Als de molens even, maar zeer flauw omgaan
 2  2   Slappe koelte   Als de molens doorgaans zacht omgaan,
  doch doormalen
 3–4  3   Matige of doorgaande
  koelte
  Als ze matig of redelijk stijf doormalen
 5–6  4   Stijve koelte   Als ze zo stijf doormalen, als zonder zwichten
  te wagen is
 7–8  5   Harde koelte   Een vierde à een derde der zeilen is gezwicht;
  stijf omgaan
 9–10  6   Sterke wind   Een half à twee derde der zeilen is gezwicht
 11–12  7   Zeer harde wind   Drie vierde der zeilen is gezwicht
 13–14  8   Stormig   Zonder enig zeil
 15–16  9 - 10   Doorgaande storm   Als malen te gevaarlijk is
 16+  11 - 12   Zeer zware storm   Als malen te gevaarlijk is
 
Molen Naarden
Foto: 1
1: Voor een molenaar is het zeer belangrijk te weten wat de invloed van de wind zal zijn op zijn molen. Afhankelijk van dr windkracht maten
    de wieken met meer of minder zeil bespannen worden om de molen met een zelfde snelheid te laten malen. Omgekeerd kan de mate van
    bespanning gebruikt worden om een Windkrachtschaal te benoemen. zoals Jan Noppen  deed in de 18e eeuw.
 
Bekender dan de windschalen die op liet land ontworpen en gebruikt werden, zijn de windschalen uit de zeevaart. Al in de zeventiende eeuw was
er de windschaal van een zekere Charles Tomlingson. Zijn schaal liep van windkracht 1 net voldoende om een vissersboot bestuurbaar te houden,
tot windkracht 8. waarbij men maar het best zo snel mogelijk de dichtstbijzijnde haven kon opzoeken. Halverwege de achttiende eeuw hield John Smeaton een voordracht voor de Britse Royal Society, waarin hij een windschaal voorstelde met elf verschillende windkrachten. Later paste marineman Alexander Dalrymple deze schaal aan voor gebruik op zee. Waarschijnlijk vormde deze bewerkte schaal het fundament waarop
Francis Beaufort, als schout bij nacht en  hydroloog eveneens verbonden aan de Britse Marine, kon voortbouwen. 
 
Schaal van Beaufort 
 
Beauforts schaal is nu de bekendste en wordt nog steeds gebruikt in weersverwachtingen, wind- en stormwaarschuwingen en weerrapporten.
De schaal beschrijft de uitwerking van de wind op een oorlogsschip, waar over Beaufort enige tijd het bevel voerde, en loopt van 0 tot 12
(absoluut windstil tot eenorkaan). De oorspronkelijke aantekeningen van Beaufort uit 1806. met een eerste versie van de door hem ontworpen windschaal, bevinden zich in de bibliotheek van de Britse Meteorologische Dienst in Bracknell (Engeland); Tabel 2 geeft weer hoe de schaal er in
het Nederlands zou hebben uitgezien (Moens 1977). Het duurde meer dan dertig jaar voor de windschaal algemener werd toegepast: in 1838
werd zij officieel ingevoerd bij de Britse Marine. Vrij snel daarna raakte zij tevens ingeburgerd bij de koopvaardij. Op een conferentie van maritiem meteorologen in Brussel in 1853 werd besloten de Beaufortschaal internationaal te gaan gebruiken voor het optekenen van de wind die werd ondervonden door schepen. 
 
Bft Benaming (Tabel-2)   Maatstaf voor volgetuigd schip in volle zee
0   Stilte   -
1   Flauw en stil   Juist voldoende om het stuur in het schip te hebben
2   Flauwe koelte   In glad water loopt een goed bezeild linieschip ruimschoots zeilend 1 tot 2 knopen
3   Licht koelte   In glad water loopt een goed bezeild linieschip ruimschoots zeilend 3 tot 4 knopen
4   Matige koelte   In glad water loopt een goed bezeild linieschip ruimschoots zeilend 5 tot 6 knopen
5   Frisse bries   Bij het achtervolgen van een ander schip en goed vol en bijzeilend kunnen alle zeilen nog worden gevoerd
6   Stijve bries   Idem kunnen bramzeilen en een rif in de marszeilen enz. nog worden gevoerd
7   Harde wind   Idem kunnen de dubbelgereefde marszeilen, kluiver enz. nog worden gevoerd
8   Stormachtig   Idem kunnen de marszeilen met drie reven enz. nog worden gevoerd
9   Storm   Idem kunnen de dichtgereefde marszeilen en onderzeilen nog worden gevoerd.
10   Zware storm   Het dichtgereefde grootmarszeil en de gereefde fok kunnen nog juist worden gevoerd
11   Zeer zware storm   Alleen stormtagzeilen kunnen worden
12   Orkaan   Zeilen waaien uit de lijken
 
Het belang van de windschaal van Beaufort lag vooral in de eenduidige koppeling tussen schaaldelen en begrippen als 'flauwe bries', 'harde wind'
en 'storm'. die al ruim voor de windschalen hun intrede deden, gebruikt werden. maar met een minder duidelijk afgebakende betekenis.
Bovendien was er de mogelijkheid tot ijking van de schaaldelen aan de hand van het effect van de wind op het door Beaufort gebruikte schip,
al is dat natuurlijk weinig praktisch, doordat de meeste gebruikers wel over dezelfde windschaal beschikken maar over een ander schip. Daar de Beaufortschaal vooral ontworpen was voor gebruik op zee. was er een voor de hand liggend alternatief voor de oorlogsbodem v. Beaufort:
het zeeoppervlak zelf.De Duitse zeekapitein P. Petersen publiceerde in 1927 een beschrijving van de uitwerking van de wind op het zeeoppervlak
bij elk van Tabel 3). Op talrijke schepen wordt deze beschrijving nog vele malen per dag gebruikt om de windsnelheid te schatten. 
 
Bft Golfhoogte (Tabel-3)   Beschrijving van de zichtbare van de windkracht op het zeeoppervlak
0   0   Spiegelgladde zee
1   0,1   Golfjes, welke de zee een geschubd aanzicht geven; schuimvorming heeft niet plaats
2   0,2   Kleine, nog korte golven, maar beter gevormd: de toppen hebben een glasachtig aanzicht en breken niet
3   0,6   Kleine golven; de golftoppen beginnen te breken en het hierdoor gevormde schuim heeft een overwegend glasachtig
  aanzicht, terwijl hier en daar op Zichzelf staande Witte schuimkoppen kunnen voorkomen
4   1,0    Kleine, langer wordende golven; de witte schuimkoppen beginnen vrij veel voor te komen
5   2,0   Matige golven, van aanmerkelijk grotere lengte; overal zijn witte schuimkoppen te zien en hier en daar komt
  opwaaiend schuim voor
6   3,0   Grotere golven beginnen zich te vormen, de brekehde koppen doen overal grote witte schuimpkoppenn ontstaan
  (opwaaiend schuim komt veelvuldig voor)
7   4,0   De golven worden hoger en het witte schuim van de brekende koppen begint zich als strepen in de richting wan,
  de wind te ontwikkelen
8   5,5   Matig hoge golven met aanmerkelijke kamlengte; de toppen der golven waaien af en vormen goed ontwikkelde
  schuimstrepen in de richting van de wind
9   7,0   Hoge golven; zware strepen schuim in de richting van de wind; de karakteristieke rollers beginnen zich vormen;
  liet zicht kan door verwaaid schuim worden beïnvloed.
10   9,0   Zeer hoge golven metlange overstortende goltkammen; grote oppervlakken schuim worden door de wind in zulke
  zware witte strepen verspreid, dat de zee een wit aanzicht krijgt; zware overslaande rollers; het zicht is door schuim
  verminderd
11   11,5   Buitengewoon hoge golven; kleine en middelmatig grote schepen verliezen elkaar in de golfdalen tijdelijk uit zicht;
  de zee is geheel bedekt met lange, in de windrichting lopende schuimstrepen; de randen der golfkammen verwaaien
  overal; het zicht is sterk verminderd
12   > 14   De lucht is met schuim en verwaaid zeewater gevuld; de zee is volkomen door wit door schuim, is zicht op enige
  afstand bestaat niet meer
 
Windsnelheid boven land 
 
Naast 1838, het jaar waarin de Britse Marine de Beaufortschaal ging gebruiken, en 1846, het jaar van de cupanemometer, speelt nog een
derde jaartal een rol in de geschiedenis van de Beaufortschaal. In 1837 demonstreerde Morse de werking van de eerste in de praktijk bruikbare elektromagnetische telegraaf. Daarmee werd het mogelijk internationaal berichten uit te wisselen, zoals weerrapporten en stormwaarschuwingen.
In de tweede helft van de vorige eeuw kwam zo'n systeem van berichtenuitwisseling tot stand. Afgesproken werd de wind in schaaldelen Beaufort
te geven. Daarmee was de opmars van deze windschaal niet meer tegen te houden.
 
Omdat windmetingen niet alleen op zee werden uitgevoerd, maar ook boven land, was echter aanvullende informatie nodig voor de waarnemers
op de wal. Deze informatie kan men bijvoorbeeld halen uit een omschrijving van de windeffecten boven land, zoals weergegeven in Tabel 4,
Het idee erachter is hetzelfde als bij de Petersenschaal. Pas in 1947 werd het verplicht om uit te gaan van de waarden van windsnelheidsmeters.
Op zee waren de cupanemometers niet zo praktisch, omdat de beweging van een schip correcties noodzakelijk maakt en het bovendien moeilijk
is om op een schip een goede plek te vinden voor een windmeter. Boven land gelden deze bezwaren echter niet of zijn ze gemakkelijker te ondervangen, zodat het eigenlijk verbazingwekkend is dat de Beauforts het daar zo lang hebben volgehouden.
 
Het enige wat men hoefde te doen om de overstap van de Beaufortschaal naar gemeten waarden te kunnen maken, was het vinden van het
verband tussen de verschillende schaaldelen en de wind die de windsnelheidsmeter aangaf in m/s, in km/h, maar meestal in knopen. Overigens
bleek dat niet zo eenvoudig. In Duitsland werkte de van zijn klimaatindeling bekende W. Koppen aan dit probleem. Zijn omzettingstabel is weergegeven in Tabel 5 en werd in 1898 door het Seewetteramt in gebruik genomen. De waarden uit de tabel werden verkregen door
vergelijking van windmetingen met schattingen van de windsnelheid volgens de op dat moment beschikbare omschrijvingen, Ook in Engeland
werd dergelijk onderzoek verricht en wel door G.C. Simpson.  
 
Kracht Benaming Km/h m/sec Knopen   Kenmerken boven land
0  Stil 0 - 1 0 - 0,2 < 1  Rook stijgt recht of bijna recht omhoog. 
1  Zwak 1 - 5 0,3 - 1,5 1 - 3  Windrichting goed af te leiden uit rookpluimen. 
2  Zwak 6 - 11 1,6 - 3,3 4 - 6  Wind merkbaar in gezicht. 
3  Matig 12 - 19 3,4 - 5,4 7 - 10  Stof waait op. 
4  Matig 20 - 28 5,5 - 7,9 11 - 16  Haar in de war; kleding flappert
5  Vrij krachtig 29 - 38 8,0 - 10,7 17 - 21  Opwaaiend stof hinderlijk voor de ogen; gekuifde golven. op meren en kanalen;
 vuilcontainers waaien om
6  Krachtig 39 - 49 10,8 - 13,8 22 - 27  Paraplu's met moeite vast te houden
7  Hard 50 - 61 13,9 - 17,1 28 - 33  Het is lastig tegen de wind in te lopen of te fietsen
8  Stormachtig 62 - 74 17,2 - 20,7 34 - 40  Voortbewegen zeer moeilijk
9  Storm 75 - 88 20,8 - 24,4 41 - 47  Schoorsteenkappen en dakpannen waaien weg; kinderen waaien om
10  Zware storm 89 - 102 24,5 - 28,4 48 - 55  Grote schade aan gebouwen; volwassenen waaien om
11  Zeer zware
 storm
103 - 117 28,5 - 32,6 56 - 63  Enorme schade aan bossen
12  Orkaan > 117 > 32,6 > 63  Verwoestingen
 
In 1906 voerde.de Britse Meteorologische Dienst de door Simpson ontworpen tabel in. Tabel 5 laat zien dat de beide omzettingstabellen ruwweg uiteenlopen, maar deze verschillen waren in die tijd, waarin ook nog de Eerste Wereldoorlog moest worden uitgevochten, niet bespreekbaar.
Pas in 1926 werd een compromis aanvaard (niet opgenomen in Tabel 5). De verschillen bleken veroorzaakt te zijn door verschillen in hoogte
van de opstelling van de windmeter: het compromis gold voor een waarnemingshoogte van zes meter. In 1948 gingen de weerkundigen echter
over op een standaard-meethoogte van 10 meter; de Britse omzettingstabel uit 1906, die was afgeleid voor die waarnemingshoogte, werd
daarom opnieuw uit de kast gehaald. Tevens werd afgesproken te onderzoeken of de waarden in de omzettingstabel wel correct waren.
 
De Nederlander Verploegh leverde aan dit onderzoek een belangrijke bijdrage. Hij verzamelde in de jaren vijftig 4371 paren van gemeten
en geschatte windwaarnemingen, afkomstig van de toenmalige lichtschepen Texel en Terschellingerbank. Zijn conclusie was dat de omzettings-
tabel uit 1906 inderdaad niet klopte en dat een wetenschappelijk verantwoorde schaal die recht deed aan de schattingen uit de praktijk er anders uitzag. (zie Tabel 5, geheel rechts). Helaas werd Verploegh schaal alleen in Nederland gebruikt. Nadat in internationaal overleg duidelijk geworden
was dat de wetenschappelijke schaal te weinig steun kreeg, besloot ook het KNMI in Nederland bij het uitgeven van waarschuwingen en verwachtingen terug te gaan naar de zogeheten WMO-schaal uit 1947 (WMO staat voor Wereld Meteorologische Organisatie, een orgaan
van de Verenigde Naties) en daarmee dus naar de Britse schaal van Simpson uit 1906. 
 
Zee bij 1 Bft
Windsnelheid: 1 - 3 Knopen = 1 Beaufort   
Golfhoogte: 10 cm.
 
Zee bij 2 Bft
Windsnelheid: 4 - 6 Knopen = 2 Beaufort 
Golfhoogte: 20 - 30 cm
 
Zee bij 1 Bft
Windsnelheid: 7 - 10 Knopen = 3 Beaufort  
Golfhoogte: 60 cm - 1.0 mtr
 
Zee bij 2 Bft
Windsnelheid: 11 - 16 Knopen = 4 Beaufort 
Golfhoogte: 1,0 - 1,5 mtr 
 
Zee bij 1 Bft
Windsnelheid: 17 - 21 Knopen = 5 Beaufort  
Golfhoogte: 2,0 - 2,5 mtr
 
Zee bij 2 Bft
Windsnelheid: 28 - 33 Knopen = 6 Beaufort  
Golfhoogte: 3,0 - 4,0 mtr  
 
Zee bij 1 Bft
Windsnelheid: 28 - 33 Knopen = 7 Beaufort 
Golfhoogte: 4,5 - 5,0 mtr
 
Zee bij 2 Bft
Windsnelheid: 34 - 40 Knopen = 8 Beaufort 
Golfhoogte: 5,5 - 7,5 mtr 
 
Zee bij 1 Bft
Windsnelheid: 7 - 10 Knopen = 9 Beaufort 
Golfhoogte: 6.0 - 10 mtr
 
Zee bij 2 Bft
Windsnelheid: 48 - 55 Knopen = 10 Beaufort
Golfhoogte: 9,0 - 12,5 mtr 
 
Zee bij 1 Bft
Windsnelheid: 56 - 63 Knopen = 11 Beaufort 
Golfhoogte: 11,5 - 16 mtr 
 
Zee bij 2 Bft
Windsnelheid: > 64 Knopen = 12 Beaufort 
Golfhoogte: > 14 mtr 
 
Windkracht 
 
De Petersenschaal legde een verband tussen het uiterlijk van de zee en de heersende wind. Het uiterlijk van de zee wordt voor een belangrijk gedeelte bepaald door de golven; de golfkenmerken kan men meten. Tabel 3 geeft het verband tussen de windsnelheid in schaaldelen Beaufort
en de golfhoogte, dat is de afstand tussen de de toppen en de dalen van de golven. Overigens duurt het enige tijd voordat het zeeoppervlak zich heeft aangepast. aan de wind; de opgegeven waarde schatten van de windsnelheid is de geldt vanaf het moment dat de aan- passing heeft plaatsgevonden. Behalve de hoogte is ook de periode een belangrijk kenmerk van zeegolven; de periode is de tijd die verstrijkt tussen het
passeren van twee opeenvolgende golftoppen. De vuistregel hiervoor is zo eenvoudig dat opname in Tabel 3 achterwege kon blijven:
de periode in seconde is namelijk gelijk aan de windkracht in Beaufort.  
 
De benaming 'windkracht' die ook in weerberichten wordt gebruikt
zo is windkracht 5 hetzelfde als 5 Beaufort is overigens misleidend.
In feite geeft de Beaufortschaal een aanwijzing voor de windsnelheid.
Er is natuurlijk een verband tussen de windsnelheid en de kracht die
een voorwerp dat wind vangt ondervindt: deze kracht is evenredig
met het kwadraat van de windsnelheid. Neemt de windsnelheid toe
met een factor 3, dan ondervindt het voorwerp een winddruk die
negen maal zo groot is. In Tabel 7 is de kracht weergegeven die
de wind uitoefent per vierkante  meter naar de wind toegekeerd obstakel. De kracht is evenredig met de derde macht van de waarde volgens de Beaufortschaal. Bij windkracht 6 is de kracht dus
3 x 3 x 3 = 27 maal zo als bij windkracht 2.
 
Een eenvoudige methode voor het aan de windsnelheid is de volgende. Men lette op een grote vlag aan een staande vlaggemast. Forrester beschrijft het verband tussen de Beaufortschaal en de stand van de vlag. Zonder wind, 0 of 1 Beaufort, hangt de vlag stil en recht naar beneden. Bij windkracht 3 maakt de hoek van 30º met de stok.
Een hoek van 60' duidt op 5 Beaufort en de vlag wappert voluit bij
een dikke windkracht in Beaufort. zes of meer.
 
De methode is onder andere bruikbaar op het strand. Badgasten moeten tevens weten dat vanaf windkracht 4 het zand stuift,
zodat zonnebaden zonder windscherm onaangenaam wordt.
 
Met. Office 1906  Seewetteramt 1898  Wetenschappelijke 
Bft (Engeland) WMO (Duitsland) Paal
  Gem.  Grens  Gem.  Grens Gem. Grens
0 >1  > 1  0 - 2 
1 - 3  2 - 4  3 - 5 
4 - 6  5 - 7  6 - 8 
7 - 10  8 - 12  11  9 - 12 
13  11 - 16  13 13 - 15  15  13 - 16 
18  17 - 21  17  16 -19  20  17 - 21 
24  22 - 17  21  20 - 23  24  22 - 26 
30 28 - 33  25  24 - 27  29  27 - 31 
37  34 - 40  30  28 - 33  35  32 - 37 
44  41 - 47  35  34 - 39  40  38 - 43 
10  52  48 - 55  41  40 - 46  47  44 - 50 
11  60  56 - 63  47  27 - 57  56  51 - 63
12    < 64    > 58    > 64
 
De wind speelt overigens op het strand ook een andere rol bij de behaaglijkheid: hij voert de warmte af van de huid, die daaraan door
zonnestraling is toegevoegd. Belangrijk voor een behaaglijk gevoel is dat de huid zonder veel moeite op 30 à 33 'C gehouden kan worden.
Als het te hard waait is dat niet langer het geval. Zeer goed strandweer is het alleen bij volop zon en windkracht 3 of minder. Bij windkracht 4
kan men onder overigens ideale omstandigheden meestal nog net spreken van vrij goed tot goed strandweer. Waait het nog harder, dan is het
al meteen vrij slecht of hooguit matig strandweer.   
 
Biologische windschaal 
 
De meeste windschalen zijn afgeleid van de uitwerking van de wind op voorwerpen waarmee gewerkt wordt of die in de omgeving aanwezig
zijn: molenwieken, oorlogsschepen of vissersboten, vlaggen, het zeeoppervlak, tv-antennes, enzovoort. Wat is echter de invloed van de wind
op de mens en op de wereld van planten en dieren? Deze vraag werd gesteld door Lyall Watson: hij beantwoordde haar met zijn biologische windschaal (Tabel 8). De schaaldelen zijn direct overgenomen van de algemeen in gebruik zijnde officiële Beaufortschaal. Hij acht deze schaal in
principe bruikbaar als maat voor de windhinder, zowel bij voorwerpen als bij mens, plant en dier. Windhinder wordt namelijk veroorzaakt door de kracht die de wind uitoefent en deze kracht is evenredig met de derde macht van de waarde volgens de Beaufortschaal, zoals we reeds zagen. Daardoor vindt Watson ook het vermelden van windsnelheden onnodig; voor hem is de Beaufort net zo goed een eenheid als de knoop,
de mv's of de km/h.  
 
Tabel-6  Beaufortschaal voor de windkracht
Kracht Benaming Km/h m/sc Knopen
0  Stil 0 - 1 0 - 0,2 < 1
1  Zwak 1 - 5 0,3 - 1,5 1 - 3
2  Zwak 6 - 11 1,6 - 3,3 4 - 6
3  Matig 12 - 19 3,4 - 5,4 7 - 10
4  Matig 20 - 28 5,5 - 7,9 11 - 16
5  Vrij krachtig 29 - 38 8,0 - 10,7 17 - 21
6  Krachtig 39 - 49 10,8 - 13,8 22 - 27
7  Hard 50 - 61 13,9 - 17,1 28 - 33
8  Stormachtig 62 - 74 17,2 - 20,7 34 - 40
9  Storm 75 - 88 20,8 - 24,4 41 - 47
10  Zware storm 89 - 102 24,5 - 28,4 48 - 55
11  Zeer zware storm   103 - 117 28,5 - 32,6 56 - 63
12  Orkaan > 117 > 32,6 > 63
 
De hogere waarden van de Beaufortschaal heeft Watson bij zijn biologische windschaal niet nodig. Mensen en dieren ondervinden dan zoveel hinder
van de wind dat ze weinig of niets kunnen ondernemen en weinig anders kunnen doen dan wachten tot de storm is uitgeraasd. De hinder die door mensen wordt ondervonden is deels een gevolg van het verloop van de windsnelheid met de hoogte. Watson illustreert dit aan de hand van een zware storm: 10 Beaufort.
 
De windsnelheid, uiteraard volgens de afgesproken WMO normen
gemeten op 10 m hoogte, bedraagt 90 km/h, maar op ooghoogte waait het niet harder dan ongeveer 60 km/h. Ter hoogte van het middel staat
een wind van 25 km/h, op kniehoogte bedraagt de windsnelheid 10 km/h, bij de enkels is er slechts 3 km/h over, terwijl het bij de tenen nagenoeg windstil is.
 
Het heeft echter weinig zin om te zeggen dat het bij de tenen windstil is (windkracht l) en er bij de knieën een matige wind staat (kracht 3),
rond de middel een krachtige wind (6 Bft), terwijl er een stormachtige
wind rond de oren blaast(windkracht 8). De problemen die we bij w'indkracht 10 ervaren berusten, zo stelt Watson, vooral op de uiteenlopende winddruk op verschillende delen van het lichaam,
wat het zo moeilijk maakt om rechtop te blijven staan.
 
De winddruk, de kracht die de wind op een oppervlak van een vierkante meter uitoefent, wordt door de Beaufortschaal eigenlijk beter
weergegeven dan door windsnelheden; dit zijn er alleen maar aan gekoppeld voor het genoegen van op meetlnstrumenten verlekkerde zeelieden
en natuurwetenschappers, aldus Watson. Een zeer belangrijke drempel ligt bij de grens van 6 naar 7 Beaufort. Als deze wordt overschreden,
krijgen mensen het moeilijk, gaan hele bomen zwaaien, waait bij planten en struiken alles wat los zit weg en kunnen insekten en kleine vogels
niet meer uitvliegen. Het is dezelfde grens die geldt voor de wind- en stormwaarschuwingen die het KNMI al uitgeeft sinds 20 februari 1864.
Pas veel later werd in de berichtgeving voor de radionieuwsdienst en voor de kustwateren bovendien voor windkracht 6 gewaarschuwd,
omdat de toegenomen recreatieve scheepvaart en watersport gevoeliger is voor wind dan de beroepsvaart. 
 
Tabel-8.  Biologische Beaufortschaal volgens Watson.
Kracht Menselijke activiteit Planten Zaden en blad Vogels Ongewerfelde
0   Rook stijgt recht omhoog   In rust   Gevederde zaden vallen
  in minderdan 10s naar
  beneden
  Allemaal in de weer   Herfstdraden zweven
1   Rook stijgt bijna recht 
  omhoog
  Geen beweging   Wind voert lichte
  gevederde zaden mee
  Thermiek met veel
  zevende vogels
  Bladluizen zweven: jonge
  spinnen zweven aan
  herfstdraden
2   Wind voelbaar in het
  gezicht
  Blad ritselt   Vluchtpluizen van wilgen
  komen voor in "wolken"
  Weinig thermiek   Alle soorten aktief
3   Stoft waait op   Twijgjes bewegen   Gevleugeld zaad vertoont
  glijvlucht
  Geen Thermiek   Spinnen, luizen en
  sprinkhanen verplaatsen
  zicht niet
4   Haar in de war,
  kleding flappert
  Kleine takken bewegen   Alle gevederde zaden
  blijven in de lucht
  Voor zeevogels ideale
  wind om te zweven
  Kevers aan de grond:
  muggen steken niet meer
5   Oplaaiend stof,
  hinderlijk voor ogen
  Kleine bomen (in blad)
  bewegen
  Blad dwareld op   Nachtelijke trek houdt op   Alle vliegen aan de grond,
  behalve horzels
6   Het wordt moeilijk de
  armen tegen te houden
  Grote takken bewegen   Wind voert alles blad en
  talrijke zaden mee
  Nog maar weinig kleine
  vogelsoorten wagen zich
  in de lucht
  Nachtvlinders en bijen
  vliegen  niet meer
Biologische winddrempel
7   Wandelen wordt lastig   Hele bomen in beweging   De wind voert alles mee
  wat los en vast zit
  Kleine vogels zoeken
  schuilplaats
  Vlinders en horzels
  vliegen niet meer
9   Voortbeweing wordt
  zeer moeilijk
  Twijgen breken af     Weinig vogels in de lucht   Alleen libellen vliegen nog
9   Kinderen waaien om   Takken breken af     Alleen zwaluwen en
  eenden wagen zich in de
  lucht
  Alle insecten aan de
  grond
10   Volwasenen waaien om   Bomen worden
  ontwortled
    Alle vogels aan de grond  
 
Toch nog verwarring
 
Met de officiële afspraken over de Beaufortschaal lijkt duidelijkheid geschapen over het gebruik ervan. Niets is echter minder waar. Na een zware storm blijkt steeds weer dat er uiteenlopende berichten de ronde doen over hoe hard het heeft gewaaid. Oorzaak van de verwarring is dat de windsnelheid niet alleen afhangt van de meethoogte, maar ook van de tijdsduur waarop de windmeting betrekking heeft. Een windsnelheid die
geldt voor een tijdvak van een uur zal afwijken van een windsnelheid over een willekeurige periode van tien minuten in dat uur. De uitschieters die optreden zijn gewoonlijk aanzienlijk hoger dan het uurgemiddelde (zie kader, onderdeel 6). De Beaufortschaal sluit het best aan bij uurgemiddelde windsnelheden; denk bijvoorbeeld aan de tijd die het zeeoppervlak nodig heeft om zich aan te passen aan de heersende wind.
 
De waarschuwingen van het KNMI voor de scheepvaart bevatten de windkracht in Beaufort die wordt verwacht gedurende een periode van minstens een uur. In de uurlijkse weerrapporten werkt men met gemiddelden over tien minuten. Dat zijn de waarden die bijvoorbeeld worden gebruikt op 06-8003, het landelijk tele fonisch weerbericht
van het KNMI of op pagina 705 van Teletekst.
 
In de weerrapporten die de meteoroloog onder ogen krijgt staat
bovendien de hoogste wind vermeld over een willekeurige aan een gesloten periode van tien minuten in het voorafgaande uur.
De verschillende meetwaarden kunnen nogal uiteenlopen,
vooral bij kortdurende stormen. 
 
Tabel 9 geeft een voorbeeld voor het geval van de onverwachte storm
van 12 mei 1983 (Hemelvaartsdag). De hoogste windsnelheid die werd gerapporteerd over een willekeurig tijdvak van tien minuten, bedroeg
11 Beaufort (Cadzand). Volgens de geldende afspraken beschouwt
men alleen de opgetreden waarden rond het hele uur; de maxi-landelijk tele fonisch weerbericht van het KNMI of op pagina 705 van Teletekst.
In de weerrapporten die de meteoroloog onder ogen krijgt staat
bovendien de hoogste wind vermeld over een willekeurige aan een
gesloten periode van tien minuten in het voorafgaande uur.
 
De verschillende meetwaarden kunnen nogal uiteenlopen, vooral bij kortdurende stormen. Tabel 9 geeft een voorbeeld voor het geval van
de onverwachte storm van 12 mei (Hemelvaartsdag) 1983.
De hoogste windsnelheid die werd gerapporteerd over een willekeurig tijdvak van tien minuten, bedroeg 1 1 Beaufort (Cadzand). Volgens de geldende afspraken beschouwt men alleen de opgetreden waarden
rond het hele uur; de maxi- male kracht van de storm wordt dan windkracht 10 (IJmuiden, Vlissingen Cadzand.
 
Tabel-9 Windsnelheden op hemelsvaartdag 1983
Station Maximale windsnelheid (10 min. gem)
Moment Hele uur Moment Hele uur
  Trad 1x op Trad 2x op
 Terschelling 9 9 8 8
 Den Helder 8 8 8 7
 IJmuiden 10 10 10 8
 Valkenburg 9 8 8 7
 Hoek van Holland 9 9 9 8
 Zierikzee 10 8 8 8
 Vlissingen 10 10 10 8
 Lelystad 8 8 8 7
 Huibertsgat 9 9 9 9
 Texelhors 9 8 8 7
 Oosterschelde 10 9 8 7
 Cadzand 11 10 10 8
 Tholen 9 8 8 8
 Schaar 10 9 9 8
 Goeree 9 9 8 7
 Eueroplatform 9 9 8 7
 
Bovendien moet de wind een vol uur waaien; dit betekent dat we een uurgemiddelde-waarde nodig hebben of dat de desbetreffende wind
kracht in minstens twee opeenvolgende uurlijkse waarnemingen (rond het hele uur) moet zijn gerapporteerd. Houdt men deze regel aan,
dan kwam de Hemelvaartsdagstorm niet hoger dan windkracht 9 (Huibertgat),

Uit Tabel 9 blijkt dat het gebruik van slechts één windwaarneming voor het bepalen van de maximale windsnelheid op veel plaatsen een
overschatting oplevert van de werkelijke kracht van de storm. (Over het gebruik van waarden rond het hele uur of waarden van een
willekeurige tijdstip in een uurvak valt natuurlijk te twisten.) Iets dergelijks was het geval bij de zogenaamde 'orkaan' van 25 januari 1990.
 
 
Windsnelheden van orkaankracht werden slechts éénmaal en slechts op één station (IJmuiden) gemeten. Uitgaande van uurgemiddelde windsnelheden ging het om een zeer zware storm, windkracht l l. De lijst met zware stormen van deze eeuw, zoals opgesteld door B. Zwart
(KNMI, De Bilt) gebruikt eveneens het criterium van uurgemiddelde windsnelheden; deze moeten dan bovendien nog zijn opgetreden op een
over land bereikbaar bemand operationeel KNMI waarnemingsstation.In de media wordt de zwaarte van stormen vaak schromelijk overdreven.
Bij gebrek aan kennis over de internationaal overeengekomen Beaufortschaal aarzelt men niet te berichten over stormen in Nederland van
windkracht 12 0f meer. Verder is een veel gemaakte en onuitroeibaar gebleken fout dat men de maximale windkracht bepaalt uit gemiddelden
Over 10 minuten, of veel erger nog, uit de windstoten, in plaats van daarvoor lengte en snelheid
 
Literatuur
A. Blackadar, The Beaufort Wind ScaIe, Wearhenvise (oktober 1986), blz. 278.
F.H. Forrester, How Strong is the wind?, Weathervt.'ise (juni 1986), blz. 147.
W.D. Moens, De schaal van Beaufort, Nautisch Technisch Tijdschrift/De Zee 6 (oktober 1977).
L. Watson, Heaven's Brealh (New York).
 
      Bronnen: Publicatie Zenit Juli/Augustus 1996 door Kees Floor  
      Categorieën:  Meteorologie Weer A tot Z  
 
Web Design