|
1-NOVEMBER |
Als het met Allerheiligen sneeuwt, leg dan uw pels gereed. |
Brengt Allerheiligen de winter aan, doet Martinus de zomer staan. |
Brengt Allerheiligen winterweer, tien dagen duurt dat zeer. |
Een Allerheiligen met zonneschijn, geeft in de winter veel pijn.
|
Geeft Allerheiligen zonneschijn, dan zal het spoedig winter zijn. |
Het nazomertje van Allerheiligen, kan voor de winter niet beveiligen. |
Houden de kraaien voor Allerheiligen school, zorg dan voor hout en kool. |
Met Allerheiligen vochtig weer, volgen sneeuwbuien keer op keer. |
|
2-NOVEMBER |
Als Allerzielen zacht begint, volgen veel regen en veel wind. |
Allerzielens witte pelder, maakt het voorjaar mild en helder.
|
Allerzielen zonder vuur, spaart geen brandhout uit de schuur. |
Met Allerzielen wit gewemel, in het voorjaar blauwe hemel |
Sneeuw op Allerzielen voorspelt een zacht voorjaar. |
|
6-NOVEMBER |
Het weer van Leonardusdag blijft gewoonlijk tot Kerstmisdag. |
|
11-NOVEMBER |
Al moet Sinte Merten een mantelken dragen, hij moet toch nog wandelen in zomerse dagen. |
Als op Sint Merten de ganzen op 't ijs staan, moeten ze met Kerstmis door 't slijk gaan. |
Als het blad niet valt voor Sint Martijn zal 't een strenge winter zijn. |
Als het nevelig is met Sint Martijn, dan zal de winter niet koud zijn. Heeft de Sint een witte baard, dan blijft ons sneeuw noch ijs gespaard. |
Blad aan de bomen met Sint Martijn, dan zal het een strenge winter zijn. |
Brengt Sint Maarten zonneschijn, 't zal een koude winter zijn. |
De Misse van Sint Maarten brengt ons de winter in 't herte.
|
Is het donkere lucht op Sint Martijn, zo zal het een zachte winter zijn.
Maar is dag van Sint Martijn helder,
de vorst dringt door tot menig kelder. |
Is op Sint Maarten nog loof aan de bomen, zo moogt ge van een lange winter dromen. |
Na het feest van Sint Maarten, krijgt de winter schone kaarten.. |
Nevels in Sint Maarten nacht, brengen winters kort en zacht. |
Staat met Sint Maarten op 't ijs de gans,
zo houdt ze Kerstmis in 't water een dans. |
Sint Maarten zet zich met veel dank, bij het haardvuur op de bank. |
Sint Martinus, warmte en regen, brengt het zaad geen grote zegen.
|
Wolken met Sint Merten geven onbestendige winter aan. |
Zo het loof niet valt voor Sint Martijn zo zal 't een harde winter zijn.
|
Zuidenwind op de dag vóór Sint Martijn, 't zal een zachte winter zijn. |
|
15-NOVEMBER |
Leopoldus die goed weder vindt , blijft dat dagen goed gezind. |
|
19-NOVEMBER |
Sint Elisabeth doet verstaan , hoe de winter zal vergaan. |
|
21-NOVEMBER |
Maria’s opdracht, klaar en hel, maakt de winter streng en fel.
|
Maria’s opdracht, vaak ijs in de gracht. |
|
22-NOVEMBER |
De dag aan Caecilla gewijd, tekent ons de wintertijd.
|
De dag aan Sint Cecilia gewijd, is de maatstaf voor wintertijd.
|
|
23-NOVEMBER |
Wintert het op Sint Clemens fel, wordt de lente klaar en fel.
|
|
25-NOVEMBER |
Doet Catharina haar witte mantel aan,
ze blijft er zeven weken rond mee gaan. |
Op Sint Catharina sterkt de winter.
|
Sint Cathrijn komt dikwijls in het wit. |
Sint Katrien in het wit gekleed, zeven weken sneeuw ons leed.
|
Sint Katrien heeft dikwijls een witte rok. |
Sint Katrien verschijnt graag in een witte mantel.
|
Sint Katrijn gooit de koude steen in de Rijn.
|
Vorst op Sint Catharina, dan vriest het zeven weken lang. |
Vriest het op Sint Katrien, dan vriest het nog zes weken nadien
|
Zoals de dag van Sint Cathrijn, zal de laatste januari zijn. |
|
27-NOVEMBER |
Sint Achuit doet het zaaikleed uit. |
|
30-NOVEMBER |
Als Sint Andries onder de sneeuw moet bukken,
zal ook dit jaar geen koren lukken. |
Met Sint Andries worden de varkens vies. |
Sint Andries brengt de vries, maar Sint Elooi brengt de dooi. |
Sint Adreas snee, doet het koren wee.
|
Sint Andreas, spörrieke piep! Vandaag zie ik u nog, maar morgen niet. |
|
Bronnen:
Wikipedia-nl |
|