|
Hoofdstuk 8 - Sneeuw
achter grote meren |
|
Stel je zit in het noordoosten van de
Verenigde Staten en je bent op weg van
Cleveland, Ohio, naar Buffalo, New York. Het
is een prachtige,
zonnige dag in november of december,
maar er
staat wel een stevige, koude westenwind.
Hier en daar ligt wat sneeuw, een
overblijfsel van een koufrontpassage niet zo
lang geleden. Geleidelijk aan begint het in
het
noordwesten donkerder te worden. Niet
veel later betrekt de hemel en er
zijn wat kleine sneeuwbuitjes. Plotseling is
het geheel bewolkt en grijs en het gaat veel
harder sneeuwen.
Er valt 10, 20, misschien
wel 25 cm
sneeuw
per uur. In de sneeuw zakt
het zicht sterk terug. De hoop dat je
Buffalo nog kunt bereiken, laat je in één
klap varen. Hoe kan zo'n onvoorstelbare
weersverandering zich over zo korte afstand
voltrekken? |
|
De Grote Meren |
|
Voor een verklaring is het van belang te
weten dat de route loopt langs de
zuidoostkant, de lijzijde, van het Eriemeer,
een van de Grote Meren
aan
de grens tussen de Verenigde Staten
en
Canada. Cleveland ligt aan de zuidkant van
het meer, Buffalo ter hoogte van de
noordpunt. Als het Eruiemeer of de andere
meren dichtvriezen is dat pas later in de
winter, na de jaarwisseling. Tot het zover
is, kunnen grote temperatuurtegenstellingen
ontstaan tussen het open water, nooit kouder
dan nul graden, en de arctische vrieslucht
erboven. De opbouw van de atmosfeer boven de
meren wordt dan zo onstabiel dat bewolking
ontstaat die uiteindelijk kan uitgroeien tot
sneeuwbuien. Volgens dit mechanisme gevormde
sneeuwbuien doen zich elk jaar voor aan het
eind
van de herfst en het begin van de
winter. Ze nemen in de gebieden aan de
lijzijde van
de meren een kwart tot de helft van de
totale hoeveelheid sneeuw voor hun rekening.
In bepaalde streken
kan het dan 48 uur
achtereen
sneeuwen; dat is langer dan de
duur van de sneeuwval tijdens het
langstrekken van een 'gewone' depressie. Van
20-23 november 2000 sneeuwde het in
Buffalo, NY zelfs 60 uur lang. |
|
|
2: Wolkenbanden over het Bovenmeer en het Michiganmeer, twee van de Grote Meren in het
noordoosten van de Verenigde Staten bij de
grens
met Canada. Waar de lucht het langst over het warme water van een
meer strijkt, is de bewolking het sterkst
ontwikkeld. De zuidelijke rand
van het Bovenmeer is egaal wit door sneeuwval; de sneeuw is
veroorzaakt door het warmwatereffect (lake
effect snow). Instrument: MODIS.
Satelliet:
Terra. Datum: 5 februari 2007. Bron: NASA/GSFC/MODIS Land Rapid
Response Team. |
3: Sneeuw in de omgeving van de Grote Meren
in de Verenigde Staten op 9 december 2006.
De sneeuwval kan er worden veroorzaakt door
langstrekkende depressies en door het warmwatereffect. De
sneeuwband die zich uitstrekt van linksonder
tot aan het Michiganmeer werd
gevormd tijdens het overtrekken van een storing op 1 december 2006.
De sneeuw ten zuidoosten van de Grote Meren viel op 7 en 8 december
en is een gevolg van het warmwatereffect; het is de zogeheten 'lake effect
snow' . Het patroon van achtergelaten sneeuw
wijkt in dit laatste
geval sterk af.
Afzonderlijke buien werden door een krachtige wind ver het land op gevoerd
en lieten elk een eigen langgerekt en
ongeveer
10 kilometer breed sneeuwspoor
achter. Instrument: MODIS. Satelliet: Terra. Bron: NASA/GSFC/MODIS
Land Rapid Response Team. |
4: Als de meren dichtgevroren zijn, is het
doorgaans gedaan met de zware sneeuwval als
gevolg van het warmwatereffect. Op 9 maart
2007 was
het Eriemeer (midden) vrijwel geheel met ijs bedekt. Dit meer is
met een gemiddelde waterdiepte van 19 meter
het ondiepste van de Grote
Meren en bevriest daardoor relatief snel. Ook op het Huronmeer bevindt
zich veel ijs. Het Ontariomeer is redelijk ijsvrij. Instrument: MODIS.
Satelliet: Aqua. Bron: NASA/GSFC/MODIS Land Rapid Response Team. |
|
De bewolking en de buien zijn gewoonlijk
geordend in wolkenstraten die min of meer
evenwijdig aan de wind over het meer liggen.
Op figuur 1 is dit patroon duidelijk
herkenbaar;
het satellietbeeld is afkomstig
van de Sea-viewing Wide Field-of-view Sensor
(SeaWiFS) op de Amerikaanse satelliet
SeaSTAR. De wolkenstraten zijn slechts
enkele kilometers breed,
maar kunnen soms
meer dan 200 km lang worden. Nu eens is er
sprake van slechts één zo'n wolkenband, maar
meestal zijn het er tien of twintig,
gescheiden door enkele kilometers
onbewolkte
hemel.
|
|
De sneeuwhoeveelheden die er vallen lopen
sterk uiteen: soms niet meer dan 1 of 2 cm,
maar een bui kan ook 120 cm sneeuw achterlaten.
De meeste sneeuw valt in
dit
geval dus niet
tijdens de passage van een koufront van een
winterse depressie, maar enige tijd later in
de koude lucht achter het front. Elders is
het dan opgeklaard, maar aan de lijzijde van
de meren doet de invloed van het warmwatereffect zich gelden en wordt het
weer alleen maar slechter. De door dit effect
vallende sneeuw veroorzaakt in de Verenigde
Staten veel overlast en vormt een
belangrijke kostenpost, bijvoorbeeld voor
sneeuwruimen of door verkeersschade.
Talrijke werk- en schooldagen gaan verloren.
Alleen al in de staat Michigan wonen meer
dan 1,5 miljoen mensen in het
gebied waar
het verschijnsel zich voordoet en
ondervinden industrie, recreatie en landbouw
veel hinder. De sneeuwval treedt, behalve in
de reeds genoemde steden, ook op in Syracuse
en Rochester in de staat New York, Erie,
Pennsylvania en London, Ontario. |
Het temperatuurverschil tussen de lucht en
het wateroppervlak is niet
de enige factor die een rol speelt bij de
vorming van sneeuw achter
Lake Erie
en de
andere Grote Meren. Zo moet er voldoende
wind staan om
de arctische lucht te kunnen doen uitstromen
over het meer en om de opgewarmde lucht weer
de andere
oever op te voeren.
Bij meer wind
is de uitwisseling tussen
het warme water en
de koude lucht effectiever.
Het moet ook
weer niet te
hard waaien; als de arctische
lucht te snel over het meer wordt gejaagd,
is er te weinig tijd om vocht en warmte op
te pikken. De windrichting bepaalt waar de sneeuwbuien
zullen toeslaan. Bovendien bepaalt zij de
zogeheten strijklengte,
de afstand waarover
de
koude lucht in contact is met het
relatief warme water van het meer.
Om flinke convectie te krijgen is een
strijklengte nodig van ten minste
80 km. Voor het Eriemeer en het Ontariomeer
betekent dit, dat de
koude lucht bij voorkeur over de volle
lengte van de meren moet strijken.
Het Huronmeer, het Bovenmeer en het Michiganmeer
zijn breed genoeg om ook bij een
luchtstroming dwars op het meer sneeuwbuien
te krijgen. |
|
Kaart van de Grote Meren in de
Verenigde Staten en Canada |
|
|
|
Seizoeneffect neerslag rond Grote
Meren |
|
|
De mate van onstabiliteit van de atmosfeer
bepaalt tot hoe hoog de sneeuwbuien zich
kunnen ontwikkelen. In de koude lucht
bevindt zich vaak een inversie, die
verticale ontwikkeling van de buien
belemmert. Als de inversie niet hoger ligt
dan 1000 m, is de grenslaag te ondiep voor
de vorming van fikse buien. Is de grenslaag
dieper dan 2500 m, dan valt er gewoonlijk
een dik pak sneeuw. |
|
De condensatiewarmte die vrijkomt bij de
wolkenvorming boven het meer, is een
belangrijke bron van energie voor de
sneeuwbuien.
Verder speelt
de relatieve vochtigheid van de aangevoerde arctische lucht een rol. Naarmate deze lucht
droger is, duurt het langer en is er dus een
grotere strijklengte nodig, om de lucht
verzadigd te doen raken. Ook de
eigenschappen van het terrein aan de
lijzijde van het meer spelen een rol.
Hoe ruwer het landschap des te meer wordt de
luchtstroming afgeremd. De vertraagde lucht
moet naar boven uitwijken, wat eventuele
buien een
extra stimulans geeft. Als de oevers enkele
honderden meters boven het niveau van het
meer liggen, krijgen buien opnieuw een
impuls.
Op jaarbasis levert een hoogteverschil van
100 meter 50 cm
extra sneeuw op of meer. |
Het warmwatereffect zoals dat optreedt bij
de Grote Meren in de Verenigde Staten en
Canada,
komt ook op andere plaatsen op aarde voor.
Als kou uit Siberië naar het oosten
wegstroomt, treedt het verschijnsel op boven
de Japanse Zee en valt er veel sneeuw langs
de westkust
van de Japanse
Eilanden Honshu en Hokkaido. Is de stroming
iets zuidelijker, dan strijkt ze over de
Gele Zee en brengt sneeuw in delen van
Korea.
Dichter bij huis komen de convectieve
sneeuwbanden ook voor boven de Finse Golf,
wanneer een oostnoordoostelijke stroming er
koude lucht
uit Siberie aanvoert. Gezien de
vorm van de Finse Golf treedt daar meestal
een enkelvoudige sneeuwbuienband op;
Europese meteorologen
spreken dan van
lijnconvergentie. |
|
Foto-5 |
|
|
|
Foto-6 |
|
|
5: Wolkenbandenpatroon boven het Nipigonmeer,
het Bovenmeer en het Michiganmeer,
veroorzaakt door het warmwatereffect. Opname
van de
Sea-viewing Wide Field-of-view Sensor (SeaWiFS) op de Amerikaanse satelliet SeaSTAR, 5 december
2000. |
6: Warmwatereffect boven de Noordzee, 6
januari 2003. Het beeld is afkomstig van de
Advanced Very High Resolution Radiometer
(AVHRR) van
de Amerikaanse operationele weersatelliet NOAA 16. Het beeld is
samengesteld uit stralingsmetingen in
verschillende kanalen of
golflengtegebieden: zichbaarlichtkanalen 1 en 2 en infraroodkanaal 4. De
beeldbewerking vond plaats op het Institut
für Meteorologie van de
Freie Universität
van Berlijn. |
|
|
|
Sneeuwval als gevolg van het warmwatereffect
treedt vooral op in november en december met
eventueel een uitloop in januari. Van
augustus tot
en met oktober is het water van
de meren eveneens relatief warm, maar de
buien die zich dan ontwikkelen brengen
regen. De eerste maanden van het jaar vormt
zich ijs op de meren. Het moment waarop het
ijs komt en de hoeveelheid ijs varieert van
jaar tot jaar en van meer tot meer. Als het
ijs er is, is het met de sneeuwbuien
goeddeels gedaan.Van maart tot augustus is het water van de meren relatief koel; dan gaat er juist een stabiliserend effect van uit: langs de oevers is het zonniger dan op grotere afstand van het meer. Voor een reis van Cleveland, OH naar Buffalo, NY is dit dus een veel geschikter periode. |
|
Foto-8 |
|
|
|
Foto-9 |
|
|
8: Het Eriemeer is,
zoals aan het eind van bijna elk
winterseizoen, dichtgevroren op 9 maart
2003. Uitzonderlijker is dat ook het
Bovenmeer en
het Huronmeer vrijwel geheel zijn dichtgevroren en dat het Michiganmeer een ring van ijs toont langs de
oevers en bij het noordelijk uiteinde.
Satelliet: Terra. Bron: NASA/GSFC MODIS Land
Rapid Response Team. |
|
9: In het voorjaar is het boven de meren
onbewolkt. In beeld zijn het Huron meer, het
Eriemeer, het Ontariomeer en delen van het
Bovenmeer en
het Michiganmeer. De wolkenstraten vormen zich nu boven land,
waar ook patronen met gesloten cellen te
zien zijn. Datum: 6 april 2002.
Satelliet:
Terra. Bron: NASA/GSFC MODIS Land Rapid Response Team. |
|
Bron:
Kees Floor - Het weer op satellietbeelden |
|
|
|