|
|
Een isobaar is een lijn met gelijke of constante druk op een grafiek, plot of kaart; een isoplet of contourlijn van druk. Nauwkeuriger gezegd: isobaren zijn lijnen die op een kaart zijn getekend en plaatsen met een gelijke gemiddelde atmosferische druk, verlaagd tot zeeniveau, gedurende een bepaalde tijdsperiode met elkaar verbinden.
In de meteorologie wordt de weergegeven barometrische druk teruggebracht tot zeeniveau, niet de oppervlaktedruk op de kaartlocaties. De verdeling van isobaren hangt nauw samen met de omvang en richting van het windveld en kan worden gebruikt om toekomstige weerpatronen te voorspellen. Isobaren worden vaak gebruikt bij weerrapportage op televisie. |
|
Isallobars zijn lijnen die punten met een gelijke drukverandering gedurende een specifiek tijdsinterval met elkaar verbinden. Deze kunnen worden onderverdeeld in anallobars, lijnen die punten met gelijke druk verbinden, nemen toe gedurende een specifiek tijdsinterval, en katallobars, lijnen die punten met gelijke druk verbinden, nemen af. Over het algemeen bewegen weersystemen langs een as die hoge en lage isallobare centra met elkaar verbindt. Isallobare gradiënten zijn belangrijke componenten van de wind omdat ze de geostrofische wind vergroten of verkleinen. |
|
|
|
Isobaren rondom lage- en hogedrukgebieden |
|
|
Een isopycnal is een lijn met constante dichtheid. Een isohoogte of isohyps is een lijn met een constante geopotentiële hoogte op een kaart met een constant drukoppervlak. Isohyps en isohoogte zijn eenvoudigweg bekend als lijnen die gelijke druk op een kaart weergeven. |
|
|
Op draaiende planeten, zoals de Aarde, treden er echter enkele bijzondere effecten op. Voor de windrichting is het Corioliseffect voornaamste.
De windrichting die loodrecht op de isobaren begint verandert daardoor. Zodra de lucht in beweging komt ondervindt deze een kracht loodrecht op
de richting van de beweging. De Wet van Buys Ballot geeft aan naar welke kant. Op Aarde is op het noordelijk halfrond de afwijking naar rechts: bij een lagedrukgebied is de richting van de wind tegen de wijzers van de klok in en bij een hogedrukgebied met de wijzers van de klok mee. Op het zuidelijk halfrond is de afwijking naar links en zijn de verdraaiingen net andersom. Uiteindelijk draait de wind meestal bij tot bijna evenwijdig aan de isobaren. Er is dan sprake van bijna geostrofische wind. |
|
|
|
|
|
|
|