|
De windschaal van
Beaufort |
|
In vroegere tijden werd de windsnelheid
geschat met name door zeelieden. Hierbij
konden verschillen ontstaan doordat niet
iedereen op dezelfde manier waarnam. In 1805
bepaalde een
Engelse admiraal Sir Beaufort
de graden van de naar hem genoemde schaal
volgens de kracht van de wind op de zeilen
en de snelheid van een fregatschip bij
verschillende windsterkten.
Vanaf 1838
stelde de Britse Marine het gebruik van de Beaufort's schaal verplicht. Deze "schaal
van Beaufort" wordt niet meer in deze
betekenis gebruikt. Tegenwoordig zijn deze
graden
vertaald in effecten van de wind op
de golven en op verschijnselen boven land. |
|
Beaufort |
Snelheid
m/sec |
Snelheid
km/h |
Knopen |
Benaming
stoomschepen sinds 1898 |
0 |
0.0
- 0.2 |
0
- 1 |
0
- 1 |
Stilte |
1 |
0.3
- 1.5 |
1
- 5 |
1
- 3 |
Flauw
en stil / Zwakke wind |
2 |
1.6
- 3.3 |
6
- 11 |
4
- 6 |
Flauwe
koelte / Zwakke wind |
3 |
3.4
- 5.4 |
12
- 19 |
7
- 10 |
Lichte
koelte / Matige wind |
4 |
5.5
- 7.9 |
20
- 28 |
11
- 16 |
Matige
koelte / Matige wind |
5 |
8.0
- 10.7 |
29
- 38 |
17
- 21 |
Frisse
bries / Vrij krachtige wind |
6 |
10.8
- 13.8 |
39
- 49 |
22
- 27 |
Stijve
bries / Krachtige wind |
7 |
13.9
- 17.1 |
50
- 61 |
28
- 33 |
Harde
wind |
8 |
17.2
- 20.7 |
62
- 74 |
34
- 40 |
Stormachtig |
9 |
20.8
- 24.4 |
75
- 88 |
41
- 47 |
Storm |
10 |
24.5
- 28.4 |
89
- 102 |
48
- 55 |
Zware
storm |
11 |
28.5
- 32.6 |
103
- 117 |
56
- 63 |
Zeer
zware storm |
12 |
>
32.6 |
>
117 |
>
63 |
Orkaan |
|
De schaal van Beaufort wordt gebruikt om de
snelheid van de wind aan te duiden. De tabel
werd in 1805 opgesteld door de
marinecommandant
Sir Francis Beaufort van het fregat Woolwich
van
de Royal Navy.
In 1905 werd de schaal aangepast aan de
stoomvaart door Sir George Simpson en in
1921 deed hij dit nogmaals, maar dan meer
toegepast voor
het niet-zeevarende deel van de
mensheid.
Ook voegde hij de windsnelheden toe aan de
schaal. Hieronder staat de schaal van
Simpson uit
1905 en 1921. |
|
De belangrijkste wijziging, in 1946, werd
vastgesteld door het International
Meteorological Committee. De schaal werd
gebaseerd op de gemiddelde windsnelheid op
een hoogte van 10 meter
boven de grond. Zo
veranderde de Windkracht-schaal van Beaufort
in een Windsnelheid-schaal. Er werden
overigens ook nog een aantal schalen aan de
bovenkant toegevoegd voor het categoriseren
van de hogere orkaan-windsnelheden. |
|
Beaufort |
Kenmerken
voor op land |
0 |
Windstil;
rookt stijgt vrijwel recht omhoog. |
1 |
Windrichting
goed af te leiden aan rookpluimen. |
2 |
Wind
merkbaar in het gezicht; bladeren ritselen. |
3 |
Bladeren
en kleine twijgen constant in beweging; stof waait op. |
4 |
Haar
in de war; kleding flappert; kleine takken bewegen. |
5 |
Opwaaiend
stof hinderlijk voor ogen, vuilcontainers waaien om, kleine takken
zwaaien. |
6 |
Paraplu's
met moeite vast te houden, grote takken bewegen en gefluit te horen. |
7 |
Het
is lastig tegen de wind in te lopen of te fietsen, hele bomen in beweging. |
8 |
Lopen
en fietsen wordt erg moeilijk, twijgen breken af. |
9 |
Schoorsteenkappen
en dakpannen waaien weg, takken breken af. |
10 |
Grote
schade aan gebouwen, volwassenen waaien om, bomen worden ontworteld. |
11 |
Enorme
schade aan bossen, zelden boven land. |
12 |
Verwoesting,
zeer gevaarlijk boven land. |
De schaal van Beaufort wordt gebruikt om de
snelheid van de wind aan te duiden. De tabel
werd in 1805 opgesteld door de
marinecommandant
Sir Francis Beaufort van het fregat Woolwich
van
de Royal Navy. Hij maakte een indeling
in 13 windsterkten, aan de hand van de
zeilvoering van
een fregatschip. Zijn schaal was gebaseerd
op windkracht, niet op windsnelheid: hij
keek naar het gedrag van zijn schip, niet
naar de wind zelf. In 1838 stelde de Royal
Navy de schaal van Beaufort verplicht voor
de windkrachtaanduiding in het
scheepsjournaal. |
|
De omschrijvingen van Beaufort varieerden
van Geen vertier (0 Bf) tot Zeilen waaien
uit de lijken (12 Bf). Daartussen lagen
uitdrukkingen als Bovenbramzeilkoelte (5 Bf),
Dubbelgereefde marszeilkoelte (7 Bf),
Dichtgereefd grootmarszeil en gereefde fok
(10 Bf). |
Beaufort |
Kenmerken
op zee |
0 |
Spiegelglad. |
1 |
Kleine
golfjes geven de zee een geschubd uiterlijk. Geen schuimvorming. |
2 |
Klein,
korte, golven met glasachtige toppen, breken niet. |
3 |
Kleine
golven breken. De eerste schuimkopjes verschijnen. |
4 |
Langer
wordende golven. Vrij veel schuimkoppen. |
5 |
Matige
golven. Overal schuimkoppen. |
6 |
Brekers
doen grote witte schuimplekken ontstaan. Opwaaiend schuim. |
7 |
Golven
worden hoger. Witte schuimplekken verwaaien tot strepen in de richting van
de wind. |
8 |
Matige
hoge golven. De toppen van de golven waaien af en vormen dikke
schuimstrepen. |
9 |
Hoge
golven. Rollers vormen zware schuimstrepen. Verwaaid schuim kan het zicht
verminderen. |
10 |
Zeer
hoge golven. Zware overslaande roller vormen zware witte strepen. Het
zicht is verminderd. |
11 |
Buitengewoon
hoge golven. De zee is geheel bedekt met schuimstrepen. Het zicht is sterk
verminderd. |
12 |
De
zee is volkomen wit door schuim. Geen zicht door verwaaid zeewater en
schuim in de lucht. |
|
|
|
|