|
Meteorologische encyclopedie - hoofdstuk B |
|
Badland: |
Engelse benaming voor gebieden met sterke
regenerosie. Het proces is het sterkst bij
zachte gesteenten in onbegroeid gebied. Het
regenwater schuurt geultjes uit die
samenkomen en groter worden. Op den duur
ontstaat een dicht geulstelsel waarin al het
vruchtbare bodemmateriaal
wordt weggespoeld. |
|
Backbent-occlusie: |
Een backbent-occlusie is een occlusiefront
dat om de kern van een depressie heen begint
te krullen.
Op satellietfoto's is deze
herkenbaar als de depri de
vorm van een
krul krijgt.
Op weerkaarten of op de SatRep gaat het
herkennen nog sneller. Op de laatstgenoemde staat
er soms "BB-OCCL"
bij vermeld. |
|
De knijpzone is in dit geval de plaats nabij
of net buiten het uiteinde van
het
teruggebogen occlusiefront, wanneer deze
voor het eerst terug de depressiekern in
begint te krullen.
De isobaren zitten daar
heel dicht op
elkaar. Dat betekent een grote
gradiënt met als gevolg
veel wind. Beide
meteorologische eigenaardigheden zijn op de
geplaatste SatRep te zien. |
|
De backbent van een stormdepressie die in de
kracht van zijn leven is,
passeert doorgaans
snel.
Zoals je ziet op de kaart, bevindt het
occlusiepunt
zich net buiten
de depressiekern en veroorzaakt de backbent-occlusie ter plekke een vore van
lagedruk.
De passage van een backbent gaat op de
barometer gepaard met een snelle, nog
verdere daling van de luchtdruk, gevolgd
door een bijna
explosieve stijging. Op een barogram kan je een stijgklap goed
herkennen. Maar op de al eerder genoemde
isallobarische
kaart zijn de
luchtdrukstijgingen- en dalingen voor
bijvoorbeeld heel Europa geplot.`Op
dergelijke kaarten is
de werkelijke waarde
van
een stijgklap beter
af te lezen dan op een barogram. |
|
|
|
Backbent-occlusie (Bron: KNMI) |
|
|
Ballonvaart: |
Ballonvaarders en hun passagiers moeten
alles van het weer weten alvorens ze veilig
de lucht in kunnen. Voor ballonvaarders
worden daarom speciale, gedetailleerde
weersverwachtingen gemaakt.
Een luchtballon
heeft geen eigen aandrijving en is volledig
afhankelijk van weer en wind;
het hangt van de wind af waar de ballon
terechtkomt. Zowel bij de start als de
landing zijn de windcondities van het
grootste belang. Speciale verwachtingen zijn
te vinden op internet en NOS Teletekst
pagina 707. |
|
Bandbliksem: |
Op een band of lint lijkende bliksem. Het
verschijnsel wordt veroorzaakt doordat het
kanaal waardoor de ontlading plaatsvindt
zich, waarschijnlijk onder invloed van de
wind, horizontaal verplaatst. De
deelontladingen gaan alle door hetzelfde
kanaal. Duurt het nu maar lang genoeg
voordat de gehele ontlading is voltooid, dan
kan op een foto zo´n bliksem als een lint
of
band te zien zijn.
Er is een groot aantal
ontladingen nodig om een bandbliksem te
laten ontstaan. Men heeft een bandbliksem
waargenomen die 20 seconden duurde. |
|
Banenkaart: |
Weerkaart waarop door een meteoroloog de
door de kern van een bepaald weersysteem
gevolgde route is aangegeven. Voorbeelden
daarvan
zijn de kernen van lagedrukgebieden,
hogedrukgebieden, daalgebieden en
stijggebieden. De meteoroloog kan op deze
wijze ook schattingen
maken van toekomstige
verplaatsingen. Tegenwoordig maakt de
meteoroloog ook voor dit doel steeds vaker
gebruik van de computer. |
|
Bar: |
De bar is een niet-SI-eenheid van druk, maar is wel een blijvend erkende eenheid die heel vaak in de industrie en het dagelijkse leven gebruikt
wordt. Het is daarvoor een praktische eenheid, omdat de luchtdruk op aarde ongeveer 1 bar is, en de bar bij het SI-stelsel aansluit,
in tegenstelling tot de verouderde eenheid atmosfeer (atm). De SI-eenheid van druk is de pascal (Pa).
Een bar is gedefinieerd als 100.000 Pa = 1·10⁵ Pa = 100 kPa. Van deze eenheid kunnen decimale veelvouden en delen worden gevormd.
Het gebruikelijkste is de millibar (symbool: mbar = 100 Pa), vooral voor het aangeven van de atmosferische druk. |
|
Barat: |
Buiige en soms hevige schade brengende wind,
die waait over de Celebeszee tot aan de
noordoostkust van het eiland Sulawesi (Celebes).
De barat komt het meeste voor van december
tot februari. Het is een plaatsgebonden en
dus lokale wind, maar heeft geen specifieke
eigenschappen. |
|
Barber: |
Lokale wind in Canada. Het is een hevige
blizzard. De naam betekent barbier, ofwel
kapper. Dat heeft alles te maken met de
harde sneeuw-
kristallen die in die
stormwinden met
zeer koude continentaal
polaire lucht (cPL) op de huid erg pijnlijk
aan kunnen komen. |
|
Bora: |
Deze droge
en koude
wind uit het
noordoosten
waait over
de
Adriatische
Zee en de
kustgebieden
tussen
Trieste en
Dubrovnik.
De Bora
ontstaat
boven het
hoogplateau
van de
Balkan
wanneer
een
hogedrukgebied
zich in die
regio
bevindt en
lage druk
over de
zuidelijke
Adriatische
Zee.
In die
situatie
waait de
wind over de Dinarische
Alpen en
versnelt
door het
zogeheten
valeffect.
In principe
is de Bora
dus een
valwind die
snelheden
kan bereiken
tot 220 km
per uur. |
|
Baro: |
Is Latijns voor 'druk'. Een barometer is dus
eigenlijk een drukmeter van de lucht. |
|
Barocline: |
Een barocline is een golfvormige verstoring
in de luchtstroming op de plaats waar warme
en koude lucht elkaar ontmoeten. |
Barograaf: |
Deze barograaf bestaat uit enige boven
elkaar geplaatste bijna luchtledige dozen.
Bij vermeerdering van de luchtdruk
gaat de
bovenkant ervan omlaag en deze beweging
wordt
door de hefboom overgebracht waardoor
de wijzer omhoog
gaat. Wordt de luchtdruk
kleiner,
dan gaat de bovenkant van de dozen
door de veerkracht naar boven en daardoor
gaat
de wijzer naar beneden. |
|
Het uiteinde van de wijzer is voorzien van
een pen met inkt. Deze pen rust tegen de
papieren rol. Deze cilinder wordt
weer door
een mechanisme gedurende een week regelmatig
rond- gedraaid.
De pen beschrijft zo in het
algemeen een kromme lijn.Op het einde van de
week haalt men het papier van de rol af en
kan men lezen hoe de luchtdrukverhouding
de afgelopen week is geweest. Op de papieren
rol is een weekprogramma af te lezen.
Op de horizontale lijnen bevinden zich de
getallen van de luchtdruk van beneden naar
boven de cijfers 960 mb tot 1060 mb. En op de verticale lijnen weer de dag en uur indeling. |
|
|
|
Barograaf (Bron:
onbekend) |
|
|
Barogram: |
De continue registratie van een barograaf.
Met name het karakter van de
luchtdrukverandering is een belangrijk
gegeven. De grootte van de
luchtdrukverandering wordt telkens over een
periode van drie uur bepaald en vermeid in
de weerrapporten. |
|
Barokliene Atmosfeer: |
Ook wel: barokliene onstabiliteit)
Ontwikkelende onstabiliteit ten gevolge van
temperatuurverschillen in de atmosfeer boven
een groot gebied. Voorbeelden daarvan zijn
de slecht weergebieden bij een front, op de
grens dus tussen twee luchtsoorten.
Tegenover een barokliene atmosfeer
staat een barotrope atmosfeer. |
|
Barometer (Bron: Cobb&co) |
|
|
Barometer: |
De luchtdruk wordt gemeten met een
barometer. In de meeste barometers zit een
luchtledig doosje dat afhankelijk van de
drukverandering meer of minder ingedrukt
wordt. Die beweging wordt overgebracht op
een wijzerplaat, waarop de luchtdruk kan
worden afgelezen. De luchtdruk is de kracht
die het gewicht van de lucht in de atmosfeer
op een oppervlak uitoefent. In de
weerberichten wordt de luchtdruk opgegeven
in
hectopascal (hPa). |
|
Snelle veranderingen van druk gaan meestal
vergezeld van veel wind of zijn voorbode
van
storm. Als de stand van de barometer snel
oploopt of daalt betekent dat vaak dat
het
weer gaat veranderen. Uit onderzoek naar het
verband tussen
de barometerstand
en het weer
blijkt dat in 80% van de gevallen een
stijgende luchtdruk tot een weersverbetering
leidt en een dalende luchtdruk tot slechter
weer. |
|
Barometercorrecties: |
Om de barometeraflezingen op de
verschillende plaatsen, met ook
verschillende omstandigheden, te kunnen
vergelijken dienen, volgens internationale
afspraak, op de
aflezing van een
kwikbarometer diverse correcties te worden
toegepast in een vaste volgorde.
In de eerste plaats de zgn.
B indexcorretie, waarmee onvolkomenheden van
het instrument zelf worden gecompenseerd. |
|
|
Verder een
temperatuurcorrectie. De lengte van een
kolom kwik hangt immers mede af van de
temperatuur van
dat kwik. Vervolgens wordt
gecorrigeerd naar
de geografische breedte waarop het
instrument zich bevindt.
Tenslotte wordt een
hoogtecorrectie toegepast. De stand van de
barometer wordt
herleid tot de waarde die zou worden
afgelezen indien het instrument zich op
gemiddeld zeeniveau zou bevinden. In
Nederland wordt het NAP (Normaal Amsterdams
Peil) aangehouden. |
|
Barometrische druk: |
Een andere naam voor luchtdruk. Het is de
druk uitgeoefend door de atmosfeer op een
gegeven punt.
Deze wordt meestal weergegeven
in hectoPascal (hPa). |
|
Barotrope Atmosfeer: |
Een luchtmassa (boven een bepaald gebied)
waarin weinig temperatuurverschillen
voorkomen. In een barotrope atmosfeer komen
in het
algemeen storingen moeilijk of niet
tot verdere ontwikkeling. De barotrope
atmosfeer staat tegenover de barokliene
atmosfeer. |
|
Beaufort schaal: |
In vroegere tijden werd de windsnelheid
geschat met name door zeelieden. Hierbij
konden verschillen ontstaan doordat niet
iedereen op dezelfde manier waarnam. In 1805
bepaalde een
Engelse admiraal Sir Beaufort
de graden van de naar hem genoemde schaal
volgens de kracht van de
wind op de zeilen
en de snelheid van een fregatschip bij
verschillende windsterkten.
Vanaf 1838
stelde de Britse Marine het gebruik van de
Beaufort's schaal verplicht. Deze "schaal
van Beaufort" wordt niet meer in deze
betekenis gebruikt. Tegenwoordig zijn deze
graden vertaald in effecten van de wind op
de golven en op verschijnselen boven land. Lees meer over Beafort windschaal |
Beaufort |
Snelheid
m/sec |
Snelheid
km/h |
Kopen |
Benaming
stoomschepen sinds 1898 |
0 |
0.0
- 0.2 |
0
- 1 |
0
- 1 |
Stilte |
1 |
0.3
- 1.5 |
1
- 5 |
1
- 3 |
Flauw
en stil / Zwakke wind |
2 |
1.6
- 3.3 |
6
- 11 |
4
- 6 |
Flauwe
koelte / Zwakke wind |
3 |
3.4
- 5.4 |
12
- 19 |
7
- 10 |
Lichte
koelte / Matige wind |
4 |
5.5
- 7.9 |
20
- 28 |
11
- 16 |
Matige
koelte / Matige wind |
5 |
8.0
- 10.7 |
29
- 38 |
17
- 21 |
Frisse
bries / Vrij krachtige wind |
6 |
10.8
- 13.8 |
39
- 49 |
22
- 27 |
Stijve
bries / Krachtige wind |
7 |
13.9
- 17.1 |
50
- 61 |
28
- 33 |
Harde
wind |
8 |
17.2
- 20.7 |
62
- 74 |
34
- 40 |
Stormachtig |
9 |
20.8
- 24.4 |
75
- 88 |
41
- 47 |
Storm |
10 |
24.5
- 28.4 |
89
- 102 |
48
- 55 |
Zware
storm |
11 |
28.5
- 32.6 |
103
- 117 |
56
- 63 |
Zeer
zware storm |
12 |
>
32.6 |
>
117 |
>
63 |
Orkaan |
|
BECMG: |
Afkorting van het Engelse becoming (=
wordend). Wordt vooral gebruikt in de
TAF en de TREND. Zij betekent dat er
zich in een aangegeven
periode naar
verwachting een bepaalde verandering in
weersgesteldheid zal voltrekken. |
|
Bedekkingsgraad: |
De mate waarin de hemel bedekt is met
wolken. Deze wordt aan de hand van
schattingen bepaald en uitgedrukt in
achtsten. 0/8 is onbewolkt,
4/8 is halfbewolkt en 8/8 is geheel
bewolkt. |
|
|
wolkenloos
|
|
1/8 |
|
2/8 |
|
3/8 |
|
4/8 |
|
5/8 |
|
6/8 |
|
7/8 |
|
bewolkt |
|
hemel niet
zichtbaar |
|
Belat: |
Lokale wind in Saoedi-Arabië. Het is een
noordwestelijke sirocco-achtige
landwind, die vanuit de woestijnen erg
warme continentaal tropische lucht (cTL)
aanvoert. De belat manifesteert zich met
name aan de zuidwestkust van het
schiereiland en waait in de periode van
december tot maart. |
|
Benauwd: |
Warm weer wordt als benauwd ervaren
wanneer de lucht erg vochtig is. Men
spreekt ook wel van drukkend, zwoel,
klam of broeierig.
Of iemand het benauwd
heeft hangt ook af van inspanning,
de
gezondheid, de kleding en de mate van
transpireren. |
|
Benauwd weer: (drukkend weer)
|
Beschrijvende term voor een bepaald
weerbeeld, dat samenhangt met de
aanwezigheid van warme lucht met een
zeer hoge relatieve vochtigheid.
Van de huid van het menselijk lichaam
kan dan weinig vocht verdampen, waardoor
een benauwd gevoel ontstaat. Dit
weerbeeld is karakteristiek
in
de zomer vlak voor onweer. |
|
Bengalen-cycloon: |
Tropische cycloon, die woedt in de Golf
van Bengalen ten zuidoosten van India.
Deze wervelstorm ontstaat in het
zuidwestelijke deel van de
Golf van Bengalen en trekt vervolgens
doorgaans in de richting van de klok
langs de kusten van India en Birma,
vooral in de maanden juni tot
en
met november. |
|
Beregenen: |
Techniek in de fruitteelt om bij strenge
vorst grote schade aan de fruitbomen te
voorkomen. Wanneer er in het voorjaar
strenge vorst wordt verwacht, bestaat
het gevaar dat de jonge vrucht kapot
vriest. De fruitteler sproeit dan water
over de bomen. Dat water bevriest wel,
maar
omdat dat beregenen continu
plaatsvindt, wordt de vrucht op de
temperatuur van smeltend ijs gehouden:
0°C. Dit levert vaak de
sprookjesachtige
taferelen op van lange ijspegels die aan
de bomen hangen. |
|
Bergklimaat: (gebergteklimaat)
|
Klimaat dat sterk beïnvloed wordt door
de hoogteligging. Met de toename van de
hoogte daalt de gemiddelde temperatuur
elke 300 m ca. 2°C,
wordt het verschil tussen ´in de
schaduw´ en ´in de zon´ groter en neemt
de neerslag toe. Op grote hoogte blijft
ook in de zomer de
temperatuur onder
0°C. Naarmate men hoger komt, neemt de
windactiviteit toe. Deze omstandigheden
maken dat de vegetatie naar boven toe
minder wordt en daardoor de erosie
sterker, zodat vaak kaal gesteente
zichtbaar wordt (zonder bodemlaag),
eventueel afgedekt door een laag sneeuw
of ijs.
De weersgesteldheden zijn
uitzonderlijk: veelvuldig zijn er
heftige onweersbuien, terwijl valwinden
het weer in de lagere delen op
slag
kunnen doen veranderen. Als het gebergte
hoog genoeg is
zal er een E-klimaat
ontstaan, waar de gemiddelde temperatuur
in de warmste maand niet hoger
wordt dan 10°C. Lees meer over E-klimaten |
|
Bergen: |
Vooral hoge bergen hebben grote invloed
op het weer. De lucht heeft vaak moeite
om een berg te passeren zodat het aan de
ene kant van
de berg heel ander weer kan
zijn dan aan de andere. Bergen hebben
ook invloed op de wind en kunnen zorgen
voor een versnelling van de wind.
Bovendien kunnen bergen de vorming van
wolken en neerslag versterken. |
|
Bergstation: |
Waarnemingsstation in de bergen. Vanwege
de grotere hoogte waarop het station is
gebouwd ten opzichte van zeeniveau, zijn
er wel eens
problemen ten aanzien van de herleiding
van de Luchtdruk. Ook zijn er soms,
doordat nu eenmaal in het bergland het
weerbeeld van dal tot
dal
sterk uiteen kan lopen, grote
verschillen in de door naburige
bergstations gerapporteerde
weersomstandigheden. |
|
Bergwind: |
Tegenovergestelde van de dalwind. Beide
winden zijn, net als de land- en
zeewind, Lokale winden die optreden ten
gevolge van de dagelijkse
gang, van de
temperatuur. De bergwind is
een koude
wind en waait tijdens de avond en de
nacht vanaf de bergen naar het dal. Hij
ontstaat in
het algemeen tijdens heldere
nachten met weinig wind. Na
zonsondergang koelt de
lucht tegen de
berghellingen sterker af dan de lucht op
gelijke hoogte boven het dal. De koudere
lucht heeft een grotere dichtheid en op
die manier ontstaat er een koude
luchtstroming vanaf de berghellingen
naar het dal.
De bergwind wordt vaak in de nanacht nog
versterkt, doordat in de loop van de
nacht de lucht in het dal verder
afkoelt.
Het temperatuurverschil met
de lager gelegen,
en dus ook warmere
uitgang van het dal wordt daardoor
groter. Er ontstaat een klein relatief
hogedrukgebied boven het koude dal
en een klein relatief lagedrukgebied
boven de warmere dal uitgang. Op die
manier komt er een extra luchtstroming
op gang van het hoge- naar het
lagedrukgebied, dus vanuit het dal naar
de daluitgang, met als gevolg een
windtoename. |
|
Bestendig weer: |
Rustig weertype dat gedurende een lange
periode weinig van beeld verandert.
Doorgaans is daar sprake van in de
nabijheid van een groot en
krachtig hogedrukgebied. |
|
Bestendige wind: |
Vrij zwakke wind van gelijkmatige
sterkte die continu voelbaar is. Het
tegenovergestelde hiervan is een
vlagerige wind of buiige wind. |
|
Betrokken: |
Volledig (8/8) bewolkt. In
metarberichten dikwijls afgekort tot OVC
(overcast). |
|
Bevriezen: |
Natuurkundig proces. Het overgaan van
water van de vloeibare naar de vaste
fase. Voorbeelden zijn het bevriezen van
een plas water en het bevriezen van
mistdruppels tegen de bladeren van een
plant (rijp). Het bevriezen is een
exotherm proces. Bij een ander materiaal
dan water
heet dit proces ´stollen´. |
|
Bewolking: |
Bedekkingsgraad van de hemel met wolken.
In de meteorologische rapporten wordt
deze doorgaans in octa´s (achtsten)
aangegeven.
In de luchtvaartberichtgeving gaat dat
anders. Dat is te zien op pagina 707 van
Teletekst. |
|
feu = 1 en 2 octa´s bewolking |
sat = scattered = 3 en 4 octa´s
bewolking |
brkn = broken = 5,6 en 7 octa´s
bewolking |
ovc = overcast = geheel bewolkt |
|
Achter deze code is een getal vermeid en
dat is de hoogte van de betreffende
wolkenbasis in honderden voeten.
De soort bewolking wordt
hier niet
vermeld. |
Bijzon: |
Bijzonnen verschijnen als twee heldere
plekken aan beide kanten van de zon.
Hierdoor ontstaat de illusie dat er
3
zonnen aan de hemel staan. Ze komen vaak
in een combinatie
met een 22-graden-halo voor en worden
onder dezelfde omstandigheden
geproduceerd.
Bijzonnen zijn het resultaat van
zonlicht dat door een dunne laag
ijskristallen gaat, die zich binnen een
Cirruswolk bevinden of op lager niveaus
vallen. Bijzonnen komen alleen voor
als
de hexagonale ijskristallen een
horizontale oriëntatie hebben. Dat wil
zeggen met de
grote platte kanten (van
het achthoekig ijskristal) naar beneden
gekeerd. Er is dus een
groot aantal
willekeurige vallende ijskristallen
nodig om bijzonnen in stand te houden. |
|
Als ze goed ontwikkeld zijn, kunnen
beide bijzonnen licht gekleurd zijn.
Rood aan de binnenkant en blauw aan de
buitenkant. Soms verschijnt er maar een
bijzon of is de ene bijzon merkelijk
helderder dan de andere. Ze zullen
echter meestal als twee heldere of
oplichtende plekken zonder een bepaalde
kleur aan beide kanten van de zon |
|
Bijzonnen kunnen ook ontstaan door
lichtreflecties in een dunne laag
ijskristallen binnen
een Cirruswolk
verschijnen.
Een ongewoon heldere maan kan
hetzelfde effect teweegbrengen, maar deze
zogenaamde bijmanen komen zeer zelden voor. |
|
|
|
Bijzon a/d rechterkant van de
zon. (A.C. Hoegen) |
|
|
Bijzonnen kunnen soms in de loop van de dag
samen met de zon aan hoogte winnen, hoewel
dit niet verder kan gaan dan tot een hoek
van
45° boven de horizon. Als de bijzonnen
door een Cirruswolk worden teweeggebracht,
kan dit duiden op de nadering van een
frontaal systeem
of op een zich ontwikkelend
lagedrukgebied. |
|
Bimetaalthermometer: |
Deformatiethermometer waarbij het
temperatuurgevoelige element bestaat uit een
stuk bimetaal. Dit is een, meestal gebogen,
strook van twee
op elkaar bevestigde
strippen van metalen met een verschillende
uitzettingscoëfficiënt. Bij verandering van
temperatuur verandert de strook van vorm,
doordat het ene metaal anders op de
temperatuurverandering reageert dan het
andere. De strook buigt meer of strekt zich
juist. Op een achter het uiteinde van de
strook gemonteerde schaalverdeling is
vervolgens de heersende temperatuur af te
lezen. |
|
Binnenzee: |
Zoutwatergebied dat geheel of vrijwel geheel
omsloten is door land. Door de beschermde
ligging heeft een binnenzee meestal een
karakteristieke flora en fauna. De stroming
van het water in binnenzeeën wordt bepaald
door windrichting, eb- en vloedbeweging en
door dichtheidsverschillen die ontstaan door
verschil in temperatuur of zoutgehalte. |
|
Bioklimatologie: |
Tak van de klimatologie die het verband
tussen levensvoorwaarden en klimaten en dus
ook de invloed van bepaalde klimatologische
verschijnselen
op mensen, dieren en planten
onderzoekt. Bijvoorbeeld de vraag of de
gemiddelde mens op een grijze en druilerige
dag een slechter humeur heeft dan op een
stralende zomerdag. |
|
Biosfeer: |
Het dunne buitenste laagje van de aardbol en
het gedeelte van de lucht daarboven waarin
zich het leven afspeelt. Binnen de biosfeer
bestaat
een evenwicht tussen opbouwen
verbruik van organische stoffen, de basis
van alle leven. Alle organismen hebben een
eigen functie bij het
handhaven van het
biologisch evenwicht. De mens is het enige
organisme dat zozeer ingrijpt dat het
evenwicht ernstig en onherstelbaar
verstoord
dreigt te worden. |
|
Bise |
|
|
Bise: |
Deze
noordoostelijke
ijzige wind
waait
meestal in
het
binnenland
van
Zwitserland.
De Bise
wordt
veroorzaakt
door koude
polaire
lucht die op
de noordkant
van de Alpen
botst en dan
naar het
westen
geperst
wordt tussen
de Alpen en
de Jura. De Bise
ontstaat met
hetzelfde
druksysteem
als de
Mistral met
lagedruk ten
zuiden van
de Alpen en
hoge(re)
druk ten
noorden van
de Alpen. Op
het meer van
Genève zorgt
deze wind
vaak voor
stormachtig
weer dat
hoge golven
veroorzaakt. |
|
Bise brune: |
Lokale wind in Frankrijk. Noordwestelijke
bise aan de Rhöne in de Dröme-vallei. |
|
Bise nègre: |
Lokale wind in Frankrijk. Noordoostelijke
bise die voorkomt aan de zuidwestkant van
het Centraal Massief. |
|
|
Bise noire: |
Lokale wind in Frankrijk en Zwitserland.
Bise uit het noorden tot noordoosten in het
kanton Genève, in de zuidelijke Jura en de
Morvan.
De naam heeft deze wind te danken
aan het feit dat hij doorgaans gepaard gaat
met een donkere wolkenlucht. |
|
Bjerknes, paradox van: |
De paradox van Bjerknes (een Noorse fysicus
en een van de belangrijkste meteorologen van
de 20e eeuw) heeft betrekking op het feit
dat het
kort na de passage van een koufront
vaak warmer is dan ervoor. Weliswaar heeft
de luchtlaag van enige dikte dan een lagere
temperatuur dan
een luchtlaag van eenzelfde
dikte vóór het koufront, maar voor het
koufront uit kon een dunne koude plaklaag
aanwezig zijn. Ook kan na de
passage van een
koufront de zon schijnen in een veel meer
onstabiele atmosfeer dan ervoor. Daardoor
kan de temperatuur aan de grond gemakkelijk
een paar graden hoger zijn, terwijl die op
een hoogte van 1000 meter graden kouder is. |
|
B-klimaat: |
Een droog klimaat of aride klimaat is
een klimaat waar zo weinig neerslag
valt, dat boomgroei niet mogelijk is en
waar permanente rivieren niet
hun
oorsprong kunnen hebben. Volgens de
klimaatclassificatie van Köppen is dit
een B-klimaat. De classificatie wordt
bepaald door middel van de droogte-index
die uitgaat van de jaarlijkse
verdamping. Deze index bepaald ook de
grens tussen het zeer droge
woestijnklimaat en het minder
droge
steppeklimaat. Lees meer over B-klimaten |
|
BS-Steppenklimaat: |
Het semi-aride, semi-woestijn- of steppeklimaat is een subtype van droog klimaat en een uitdrukking die vaak wordt gebruikt om het klimaat aan
te duiden van een regio van de planeet
waar de jaarlijkse regenval tussen 500 en 800 mm ligt op de evenaar. Een hoeveelheid regen minder dan
400 mm per jaar kenmerkt woestijnen. |
|
BW-Woestijnklimaat |
Het droge klimaat of woestijnklimaat is een subtype van droog klimaat. Het is het klimaat van
een regio van de planeet waar de jaarlijkse regenval minder is dan 300 mm1 en waar het bestudeerde klimaatmodel wordt gekenmerkt door weinig regenval, onder de verdamping. |
|
|
|
Gebieden met een B-klimaat |
|
|
Door de mate van verdamping kan dit cijfer echter 250 mm per jaar bereiken of zelfs iets overschrijden. Het heeft verschillende oorzaken,
zoals de inrichting van het reliëf of de aanwezigheid van koude zeestromingen die verdamping voorkomen of beperken. en, bijgevolg, vochtigheid,
en aanleiding geven tot kustwoestijnen. De natuurlijke woestijnomgeving bevindt zich in de buurt van de tropen van elk halfrond, tussen
ongeveer 15 en 35 graden noorderbreedte. |
|
Blauwe lucht: |
Het licht van de zon is wit, maar toch is
een hemel zonder wolken blauw. Het witte
zonlicht is ook niet puur wit: het is
samengesteld uit
verschillende kleuren met
uiteenlopende golflengten. In volgorde van
afnemende golflengte zijn dat: rood-oranje-geel-groen-blauw-indigo-violet.
Lucht moleculen verstrooien alleen licht met
korte golflengten. Daarom zien we tegen de
zwarte achtergrond van de wereldruimte
alleen blauw:
de blauwe lucht dus. |
|
|
Blauwe lucht |
|
|
Grotere deeltjes verstrooien alle kleuren in
het witte zonlicht en leveren dus ook wit
licht op. Als er dus veel
stof of vocht
(waterdruppeltjes)
in de atmosfeer zit, dan
wordt de blauwe kleur fletser wordt of zelfs
witachtig.
In een industriegebied zien we
daarom zelden een diepblauwe lucht. Tijdens
opklaringen na een regenbui, die
de lucht
heeft schoon gewassen, en in schone lucht
aangevoerd uit de poolstreken is de lucht donkerblauw.
Hoe droger en schoner de lucht,
hoe blauwer de kleur.
Vandaar dat we ook
hoog in de bergen vaak een prachtige blauwe
hemel zien. Een diepblauwe lucht wijst
meestal op een lage relatieve vochtigheid.
Het hemelblauw is alleen zichtbaar tegen een
donkere achtergrond. Hoog aan de hemel recht
boven ons hoofd is dat de zwarte
sterrenhemel,
maar om de stralen nabij de horizon
te zien
moeten we over een grotere afstand door een
dikke luchtlaag bij het aardoppervlak
heenkijken. |
|
|
Laag in de atmosfeer zitten meer grotere
deeltjes en waterdruppeltjes waardoor we de
zwarte achtergrond niet meer kunnen zien.
Daarom is
de blauwe kleur bij de horizon
vaak bleker of bijna wit. Als er in de verte
bergen te zien zijn fungeren die als donkere
achtergrond. Daar ligt dan
soms een blauwig
waas overheen.
Buiten onze dampkring, waar het licht niet
wordt verstrooid, is de hemel inktzwart en
zijn ook overdag de
sterren zichtbaar. In de
weerrapporten wordt een hemel waarin de
waarnemer geen of vrijwel geen wolk kan
bekennen aangegeven als
onbewolkt. Dunne
sluierwolken waar de zon doorheen schijnt
worden als licht bewolkt gerapporteerd, ook
al bedekken ze de hele hemel. |
Black Frost: |
Zeer snelle afzetting van ijs op de
bovenbouw van masten van schepen als gevolg
van
nevel, mist of (onderkoelde) motregen.
De koude, vooral stalen delen van de schepen
worden bedekt met een dikke laag, vaak hard
en doorzichtig ijs. Het ijs kan plotseling
zo dik worden dat de stabiliteit van het
schip in gevaar komt en het schip zelfs kan
kapseizen.
Soms wordt 'black frost' ook wel 'glaze'
genoemd. De tegenhanger op zee
van 'black frost' is 'white frost', dit is ijsafzetting als gevolg van overkomend zeewater.
Dit vormt veel witter ijs. |
|
Bliksem: |
De sterke elektrische ontlading in onze
atmosfeer die bij onweer voorkomt. Voor de
hoofdontlading vindt er er een (zwakke)
inleidende voorontlading plaats. De lucht in
de directe omgeving van het bliksemkanaal warmt in korte tijd (enkele miljoenste seconde) zodanig op en expandeert enorm. |
|
|
|
Black Frost Bron: groupocean |
|
|
De verplaatsing van deze lucht nemen we waar als de donder. Spanningen kunnen snel oplopen tot enkele honderden kilovolts en de stromen
in het bliksemkanaal bereiken gemakkelijk ettelijke duizenden ampère. |
|
Bliksemgevaar: |
De bliksem is n van de gevaarlijkste
weersverschijnselen. Het is dan ook raadzaam
om bescherming te zoeken, zeker wanneer het
onweer nabij
is en de tijd tussen bliksem en
donder minder
dan 10 seconden bedraagt. Het
is verstandig om alert te zijn als het
gerommel in de verte
hoorbaar is, het
gevaar om persoonlijk door de bliksem
getroffen te worden is relatief gering, maar
de gevolgen kunnen ernstig zijn.
Gemiddeld
worden in Nederland 1 of 2
mensen per jaar dodelijk door de bliksem
getroffen, vroeger waren dat er
waarschijnlijk meer. |
|
|
|
Blikseminslag: |
Het inslaan van de bliksem. In principe is
het niet zo, dat de bliksem altijd op het
hoogste
punt inslaat. De bliksem
zoekt
altijd de gemakkelijkste weg door de
atmosfeer. Deze weg wordt vooral bepaald
door de verspreiding van de elektrische
lading in de lucht. Pas in de onderste 100 m
wordt bepaald op welke plaats de bliksem in
zal slaan. |
|
In veel gevallen zal dat inderdaad een hoog
punt, zoals een schoorsteen, of een punt
van een goed geleidend materiaal zijn. Metalen
zijn natuurlijk goed geleidende materialen.
Maar dat geldt ook voor het menselijk
lichaam. Daardoor loopt een mens
in een
weiland evenveel kans door de bliksem te
worden getroffen als een metalen paal in de
buurt die ongeveer dezelfde grootte heeft. |
|
In de hele wereld zijn op elk moment zo´n
1800 onweders actief, die bij elkaar zorgen
voor maar liefst tussen 8 en 9 miljoen inslagen per dag. In feite zijn er twee soorten
bliksem. |
|
|
De eerste is een felle, zeer korte stroomstoot van minder dan één duizendste seconde met een stroomsterkte van 5000 tot 200.000 ampère.
Door de zeer hoge temperatuur kan in de onmiddellijke nabijheid van de straal een luchtdruk ontstaan van 100 maal de atmosferische druk.
Deze bliksem
veroorzaakt explosieve schade, stukken uit
schoorstenen e.d., en maar zelden
brandschade. De andere is
een stroomstoot die
veel langer duurt,
enkele tienden van seconden, en die een veel
lagere sterkte heeft, nl. van 100 tot 300
ampère. Bij licht ontvlambare materialen,
zoals rieten daken, veroorzaakt hij vaak
brand. Deze laatste bliksem wordt
ook wel
´warme bliksem´ genoemd. |
|
Bliksemstraal: (bliksemflits)
|
Bliksemstralen komen zowel horizontaal
(tussen wolken of binnen een wolk) als
verticaal (tussen een wolk en het
aardoppervlak) voor.
De verticale stralen
zijn gemiddeld zo´n 6 km lang;
de
horizontale ontladingen tussen de 8 en 16
km. De doorsnede is 2 tot 3 cm.
De
bliksemstraal heeft een snelheid in de orde
van 60.000 km, ongeveer anderhalf maal de
omtrek van de aarde,
per seconde.
De
temperatuur in de bliksemstraal ligt rond de
30.000°C, ongeveer vier maal zo heet als het
oppervlak van de zon. In tegenstelling tot
wat
veel mensen denken, gaan de meeste
bliksemstralen van beneden naar boven.
Voorafgaand aan deze ontladingen heeft er
wel een vrijwel onzichtbare voorontlading plaats vanuit de wolk naar het
aardoppervlak. De ontlading bestaat
uit een
groot aantal deelontladingen, die alle
door
hetzelfde bliksemkanaal gaan. |
|
Bliksemontlading: |
Een bliksemontlading bestaat uit 3 deelprocessen: de voorontlading, de hoofdontlading, en een eventuele vervolgontlading door hetzelfde ionisatiekanaal.
De
voorontlading ontstaat van de wolk en
springt in stappen van 50-100 m naar het
aardoppervlak en
maakt daarmee het ionisatiekanaal. Dit
betekent dat op een hoogte van 50-100 m
boven het aardoppervlak de bliksem "beslist"
waar hij gaat
inslaan binnen een
gebied van zeg 50 m rond
het uiteinde van de voorontlading. De
daadwerkelijke inslag volgt het
ionisatiekanaal geproduceerd
door de
voorontlading. Op een hoogte van
50-100 meter maakt een geleidende pen van 2
meter hoogte weinig indruk en zal dus een
zeer geringe aantrekkende werking hebben. Lees meer over onweer |
|
Blizzard: |
Zeer koude, noordelijke lokale wind in
Canada en Noord-Amerika. Blizzards zijn
hevige sneeuwjachten, die optreden bij
passages van
koufronten in de winter. Achter
het koufront wordt continentaal polaire
lucht (cPL) aangevoerd waardoor sterke
temperatuurdalingen optreden.
Deze
striemende winden zijn vaak beladen met
verblindende poedersneeuw, die onderweg van
de
grond wordt meegenomen. Dank zij de
noord-zuid ligging van de gebergten kunnen
de noordenwinden tot diep in het binnenland
van de VS doordringen, waar zij op de warme
zuidenwinden stoten.
De arctische lucht dringt dan soms door tot
de subtropen. In Europa hebben deze stormen
veel minder invloed omdat
de arctische lucht
daar eerst een lange weg over de relatief
warme zee heeft afgelegd. |
|
Bloedregen: |
Dit is door zeer fijne stofdeeltjes roodachtig gekleurde neerslag. Deze deeltjes zijn algen of van woestijngebieden afkomstige stofdeeltjes,
die tijdens hevige stormen over grote afstand vervoerd zijn. Verplaatsing over een afstand van meer dan 1000 km is geen zeldzaamheid.
Het verschijnsel treedt voornamelijk op in Zuid-Europa. |
|
Blokkade: |
We spreken van een blokkade als een
hogedrukgebied ook in de hogere luchtlagen
sterk aanwezig is. Het hogedrukgebied
blokkeert de doorgang
van depressies en
stuurt ze naar het noorden
of zuiden.
Blokkades veroorzaken in Nederland vaak
winters met schaatsijs en zomers met warmte
|
|
Bloknummer: |
Ten behoeve van de meteorologische
berichtenuitwisseling is de geografische
wereldkaart verdeeld in een groot aantal
genummerde kleine
gebieden. Zo heeft
Nederland, samen met België, Luxemburg,
Denemarken en Zwitserland het bloknummer 06.
De Britse eilanden hebben
het bloknummer 03,
Frankrijk 07, Spanje en Portugal 08, enz.
Aan dit bloknummer wordt vervolgens het
stationsnummer toegevoegd. |
|
Blue jets: |
Dit zijn blauwachtige stralen die verticaal
schuin omhoog schieten en een hoogte
bereiken van 40-50 kilometer. Ze komen niet
zo hoog als de
rode sprites, maar lijken wel
duidelijker.
De blue jets schieten omhoog
met een snelheid van 350.000 kilometer per
uur. Ze worden in verband gebracht met de
hagel in buien. |
|
Bohorok: |
Lokale wind, genoemd naar het gelijknamige
gebied waar hij voorkomt. Bohorok is een
streek ten noordwesten van Medan op het
eiland Sumatra
in de Indonesische archipel.
Het is doorgaans een warme valwind vanuit
het westen tot zuidwesten met duidelijke
föhneigenschappen. In bepaalde
omstandigheden kan de bohorok zich echter
ook wel als een koude valwind gedragen. De
bohorok komt op vrijwel geheel Sumatra voor,
aan de lijzijde van de bergketens over de
hele lengte van het eiland: van het
Karogebergte in het noorden tot het
Barisan-gebergte in
het zuidwesten.
De wind
komt vanaf de Indische Oceaan, is
oorspronkelijk vrij vochtig, maar verliest
zijn meeste vocht bij het overschrijden van
de gebergten. |
|
Bolbliksem: |
Een eigenaardig type bliksem in de vorm van
een bol die zich traag voortbeweegt. Deze
bol kan plotseling verdwijnen in het niets,
ofwel met
een explosie. De afmetingen ervan
variëren van de grootte van een tennisbal
tot zo'n 10 à 20 cm in diameter. Over het
ontstaan ervan zijn verscheidene theorieën,
echter geen enkele is tot nu toe bewezen. |
|
Bolle wind: |
Een warme luchtstroming uit het zuiden wordt
in de zeilwereld ook wel een bolle wind
genoemd. Tegenovergesteld is een holle wind
voor een
koude luchtstroming uit het
noorden. |
|
Bora: |
Lokale wind, die langs vrijwel de gehele
kust van het voormalige Joegoslavië
voorkomt. Bora komt van boreas, in het
Grieks de Noordenwind
der Hellenen´. De
bora is het prototype van een koude valwind
en laat zich het meest in het winterhalfjaar
voelen. Het is een katabatische wind,
stromend vanuit het hooggelegen binnenland,
in dit geval dus de Balkan,
naar de warmere
kusten. Boven hooggelegen, met sneeuw
bedekte en
dus koude, plateaus is de lucht
relatief zwaar en bevindt zich daardoor
doorgaans een zwak hogedrukgebied.
De
Adriatische Zee is daartegenover
dan
relatief warm. Aangezien warme lucht lichter
is dan koude lucht, ontstaat daar dus een
zwak lagedrukgebied. Op deze manier komt er
een stroming op gang van het hogedrukgebied
naar het lagedrukgebied. Wanneer de stroming
aan de rand van het kustgebergte is
aangeland,
valt deze ijskoude en zware
luchtmassa als het ware naar beneden.
Ondanks de adiabatische verwarming, van
ongeveer 1°C per 100 m,
die de lucht
ondergaat, is de lucht die vanuit de bergen
naar de kust stroomt aanmerkelijk kouder dan
de lucht die daar in eerste instantie
aanwezig was. De ijzige winden van de bora
bereiken soms snelheden van 200 km per uur. |
Boswind: |
Lokale wind, die voorkomt aan de rand van
bosgebieden. De boswind waait vanuit het bos
in de richting van de aangrenzende velden en
is het tegenovergestelde van de veldwind.
Deze winden zijn vergelijkbaar met zee- en
landwind en met berg- en dalwind. Het zijn
allemaal winden die ontstaan ten gevolge van
het dagelijkse verloop van de temperatuur.
Het bos is in de nacht warmer en overdag
koeler dan de aangrenzende
velden. Boven het
koudere vlak ontstaat een relatief
hogedrukgebied en boven het warmste vlak
ontstaat een
relatief lagedrukgebied. Er
komt
dan een zwakke stroming op gang van het
hogedrukgebied naar het lagedrukgebied. Door
verwarming door de zon is de oppervlakte van
het
veld overdag
doorgaans warmer dan het
bos. De boswind waait dus vooral overdag,
tijdens warme dagen. |
|
Bosbranden: |
Bosbranden ontstaan niet alleen door droogte
maar ook de blikseminslagen. In grote delen
van de Verenigde Staten en Australië is dat
zelfs een
van de belangrijkste oorzaken van
bosbranden. Voor het opsporen van bosbranden
maken de Amerikanen gebruik van beelden van
de
Terra-satelliet. Het Duitse KNMI (Deutscher
Wetterdienst) hanteert een
waarschuwingssyteem voor bosbranden en
onderscheidt vijf waarschuwingsfasen: bij
fase 1 is het risico op bosbranden zeer
gering, fase 5 staat voor zeer groot gevaar. |
|
Bourdon-thermometer: |
Dit is, evenals de bimetaalthermometer, een
deformatiethermometer. Het principe is
echter anders. De Bourdon-thermometer is een
dunwandige, gebogen metalen buis, gevuld met
een organische vloeistof. Ook hier is de
mate waarin het element van vorm verandert
een indicatie voor de heersende temperatuur.
Bij toename van de temperatuur zet de
vloeistof in de buis uit, waardoor de buis
zich meer strekt. Een aan het element
bevestigde wijzer maakt de temperatuur op
een schaalverdeling zichtbaar. |
|
Bovenlucht: |
Term voor de verzameling van luchtlagen
boven de grenslaag. Het deel van de
meteorologie
dat zich
met de bestudering van de
bewegingen in de boven lucht bezighoudt is
de aërologie. De richting en
snelheid van de
stromingen in de bovenlucht zijn uitermate
belangrijk voor de weersverwachtingen.
Ze
bepalen immers waarvandaan de lucht op de
diverse hoogten wordt aangevoerd en welke
eigenschappen de lucht
in onze omgeving dus
zal gaan hebben |
|
Bovenraakboog: |
Optisch verschijnsel, dat op het hoogste
punt van een kring om de zon vaak in gebogen
V-vorm te
zien is en in wezen een onderdeel
vormt van een andere lichtkring. |
|
|
Luchtdruk |
Hoogte |
850
hPa |
ca.
1500 mtr hoogte |
700
hPa |
ca.
3000 mtr hoogte |
500
hPa |
ca.
5500 mtr hoogte |
300
hPa |
ca.
10.000 mtr hoogte |
|
|
|
Bracknell: |
Plaats in Engeland, ongeveer 60 km ten
westen van Londen, waar de computers van het
Europese regionale inzamelcentrum van het
Global Telecommunication System (GTS) staan.
In deze plaats is tevens de Engelse
nationale weerdienst gevestigd. |
|
Breedtegraad: |
Afstand tussen twee breedtecirkels of
parallellen. De breedtecirkels lopen
parallel aan elkaar. Tussen de evenaar en de
noordpool zijn 90 breedtegraden, evenals
tussen de evenaar en de zuidpool. De afstand
tussen de breedtecirkels is telkens iets
meer dan 110 km.
Nederland bevindt zich op
een breedte van ongeveer 52° noorderbreedte.
Zie ook: coördinaten. |
|
Brekingsindex: |
De mate waarin licht wordt gebroken,
uitgedrukt in een verhoudingsgetal. In de
meteorologie de mate van breking van het
zonlicht. Het zonlicht
is wit licht en is
dus opgebouwd uit alle kleuren. Doordat elke
kleur een verschillende brekingsindex heeft
en dus, in bepaalde omstandigheden,
onder
een andere hoek door de atmosfeer heen gaat,
ontstaan fenomenen als regenboog, avondrood,
enz. |
|
Breva del lago: |
Lokale wind op de grens van Zwitserland en
Italië. Het is een landwind aan het Meer van
Lugano. Door de ligging van het meer in de
bergen heeft
de wind ook de kenmerken van
een dalwind. |
|
Breva di Como: |
Lokale wind in het noorden van Italië. Het
is een landwind aan het Comomeer. Door de
ligging van het meer in de bergen heeft de
wind ook de kenmerken van een dalwind. |
|
Brickfielder: |
Lokale wind aan de zuidoostkust van
Australië bij Sydney. Het is een hete,
stofbeladen sirocco-achtige noordenwind, die
vanuit het Australische binnenland
continentaal tropische lucht (cTL) aanvoert.
De naam dankt deze wind aan het feit dat hij
heel veel stof oppikt bij de passage langs
de steenbakkerijen in de buurt van de stad. |
|
Bricklayers: |
Lokale winden in het zuiden van de Verenigde
Staten. De vertaling van de naam is
´metselaars´. Het zijn sirocco-achtige
noordenwinden,
die enorme hoeveelheden zand
en stof meevoeren, waarmee de huizen als het
ware worden bedekt. Ze worden ook wel ´hot winds´ of ´heat waves´ genoemd. |
|
Bries: |
Uit de zeevaart afkomstige benaming van de
wind. |
|
Brisa: |
Lokale wind in Argentinië. Het is een
zeewind nabij Montevideo, in de monding van
de Rio de La Plata. |
|
Broebroe: (brubru)
|
Lokale wind in het zuidwesten van Sulawesi (Celebes),
in de Indonesische archipel. De wind waait
van juni tot en met oktober, in hoofdzaak
uit
het zuiden. Het is een buiige, maar
warme valwind. |
|
Broeikaseffect: |
Het broeikaseffect is het proces waarbij warmtestraling van een planetair oppervlak geabsorbeerd wordt door atmosferische broeikasgassen en vervolgens uitgezonden wordt in alle richtingen. Doordat een deel wordt teruggezonden naar het aardoppervlak, neemt de oppervlaktetemperatuur toe. De atmosfeer is selectief transparant: het laat zichtbaar licht van de zon wel bijna volledig door. Zonder het broeikaseffect, dus zuiver het
effect van zonlicht en aardwarmte, zou de oppervlaktetemperatuur op Aarde gemiddeld -18 °C zijn; feitelijk is zij echter +15 °C. Het effect is genoemd naar de broeikas waar een glazen of plastic overkapping de uitstraling van warmte tegenhoudt en zo de temperatuur in de broeikas laat oplopen. Menselijk handelen, zoals ontbossing en de verbranding van fossiele brandstoffen zorgen ervoor dat op Aarde de concentratie van een aantal broeikasgassen stijgt, waardoor het broeikaseffect wordt versterkt. Dit leidt tot de opwarming van de Aarde.
Lees meer over het klimaat |
|
Brongebied: |
In het algemeen in de meteorologie een
gebied waar de voor een bepaalde
verwachtingstermijn te beschouwen lucht zijn
oorsprong heeft.
Met betrekking tot het ontstaan van een
luchtsoort een uitgestrekt gebied met een
min of meer homogeen aardoppervlak, zoals
zee, woestijn, begroeiing, sneeuwof
ijsvlakte. Daarnaast moeten de waarden van
de oppervlaktetemperatuur en -vochtigheid in
het hele brongebied ongeveer gelijk zijn. Op
die manier krijgt een hoeveelheid lucht die
enige tijd in dat brongebied verblijft een
tamelijk homogene samenstelling.
Voorbeelden
van brongebieden zijn de Atlantische Oceaan,
de Sahara, de Russische steppen (zowel ´s
zomers als ´s winters), en het gebied
rond
de noordpool.
Op het zuidelijk halfrond het binnenland van
Australië, de tropische regenwouden,
Antarctica, enz. |
|
Bui: |
Een bui is een wolk, waaruit korte tijd
neerslag valt, in het algemeen korter dan
een uur. Een bui kenmerkt zich meestal door wisselende
intensiteit van de neerslag. Een winterse bui is een bui met sneeuw, natte sneeuw of hagel. In maart ook wel maartse bui genoemd.
Daarnaast kennen we onweersbuien en sneeuwbuien. In de zeilwereld heeft bui een andere betekenis en wordt er een windvlaag mee bedoeld
Een gemiddelde bui heeft een levensduur van ongeveer een half uur en maakt verschillende stadia van ontwikkeling door. Het begint met
convectie, waarbij in gunstige omstandigheden (voldoende vocht en onstabiliteit) in het convectief
condensatieniveau een kleine wolk van het
geslacht cumulus ontstaat: een cumulus
humilis. |
|
Vervolgens ontwikkelt de wolk zich via de
cumulus mediocris en de cumulus congestus
tot de cumulonimbus: de buienwolk. In dat
laatste
stadium
is de cumulonimbus voorzien van een ijskap
in de vorm van een aambeeld: de incus. Ten
slotte vallen de neerslagelementen in de
vorm
van regen, sneeuw, hagel, of een
combinatie daarvan uit de wolk naar het
aardoppervlak. De intensiteit en de vorm van
de neerslag hangt af van
de hoeveelheid
vocht in de lucht en de mate van
onstabiliteit. Hoe groter de onstabiliteit,
des te sterker zijn de stijgende
luchtbewegingen en des
te langer worden
de neerslagelementen als het ware
vastgehouden en kunnen zij zich ontwikkelen.
Zodra ze te groot en te zwaar geworden zijn,
vallen ze, met medenemen van de omringende
lucht, naar beneden. De lucht die op deze
wijze door de neerslagdelen wordt
meegenomen,
spreidt zich aan het
aardoppervlak naar alle zijden uit.
Dat zijn
de beruchte windstoten, die soms tot grote
verkeershinder kunnen leiden.
Soms gaat een
bui gepaard
met onweer. Wanneer alle neerslag uit de
buienwolk verdwenen is,
blijft doorgaans
alleen de ijskap over,
die overgaat in
cirrus. |
|
Buienlijn: |
Een buienlijn is een lijn van zware buien en/of onweersbuien. Vaak bevatten deze veel regen en onweer, terwijl er ook sterk veranderlijke zware windstoten op kunnen treden en soms ook hagel. De lijn kan een koufront, trog of ander systeem in de mesoschaal zijn. Doordat buienlijnen zich
snel kunnen ontwikkelen en gepaard kunnen gaan met windstoten van meer dan 100 km/h en scherpe windsprongen, kunnen ze zeer verraderlijk zijn. Ze komen veel voor in de intertropische convergentiezone en de tropische golf. |
|
Buiig: |
Weerbeeld, waarbij buien een grote rol
spelen. Er zijn droge perioden, maar van
tijd tot tijd valt er een bui. |
|
Buiige wind: |
Vlagerige wind, die in een situatie met
buien vaak voorkomt. De buiige wind kan in
sommige gevallen bij zware buien grote
snelheden bereiken
en zeer hinderlijk zijn
voor verkeer en kleine lucht-
en
scheepvaart. |
|
Buienradar: |
Op de tv zijn tegenwoordig steeds vaker
bewegende gekleurde plaatjes te zien, die
een indruk geven van plaats en intensiteit
van de neerslag. Deze plaatjes worden
gemaakt
van radarecho's die door regendruppels of
sneeuwvlokken worden
teruggekaatst.
De buienradar zendt elektromagnetische
straling uit. De golflengte is zo gekozen
dat kleine wolkendruppetjes
de straling niet
terugkaatsen,
maar grotere (regen)druppels
en sneeuwvlokken wel. Hoe meer straling
wordt teruggekaatst,
dus hoe intenser de
echo,
des te actiever is de neerslag. |
|
Proefondervindelijk is gebleken dat de
zwakste echo's staan voor een
neerslagintensiteit van rond
de 0,2 mm per
uur, terwijl de zwaarste echo's garant staan
voor minimaal 30 mm per uur. Door nu
meerdere plaatjes als een film achter elkaar
af te spelen, krijg je een indruk hoe de
neerslag trekt
en zich ontwikkelt. De afstand kan worden berekend uit het
tijdverschil tussen het uitzenden van
het
signaal en het weer terugontvangen daarvan.
In 1938 werden voor het eerst op deze manier
vliegtuigen waargenomen en gevolgd. |
|
|
|
Werking buienradar |
|
|
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het principe verder uitontwikkeld en radar raakte meer en meer in gebruik. Daarbij bleek dat niet alleen schepen en vliegtuigen op het radarscherm verschenen; ook neerslaggebieden waren zichtbaar. Lees meer over buienradars |
|
Buienwolk: |
Een stevig uitgebouwde stapelwolk die tot
ettelijke kilometer hoogte reikt. Meestal is
er langs boven een aambeeld te zien. Typisch
aan een buienwolk is de vezelachtige
structuur bovenaan.
De wolk behoort tot het
geslacht cumulonimbus. |
|
Buran: |
Zeer gevreesde lokale wind in Rusland en
Siberië. De naam is de Russische vertaling
van ´storm´. Het is een hevige, bijtende en
koude,
sneeuwstorm uit noordoostelijke richting,
die continentaal polaire lucht (cPL)
aanvoert. |
|
Burgelijke schemering: |
We spreken van de burgelijke (of civiele)
schemering vanaf het moment dat het
middelpunt van de zon beneden de horizon
zakt en deze duurt
totdat het middelpunt van de zon 6 graden
onder de horizon zit. |
|
|
|
Buys Ballot: |
Beroemd meteoroloog en oprichter van het
KNMI in 1854. Professor Christophorus
Henricus Diedericus Buys Ballot (1817-1890)
is vooral bekend geworden door zijn Wet
waarin hij het verband tussen wind en
luchtdruk uit waarnemingen aantoonde.
Daarmee maakte hij de mogelijk
weersverwachtingen te maken. Ook wind- en
stormwaarschuwingen zijn
door hem
geïntroduceerd en hij speelde een grote rol
in de internationale samenwerking
in de meteorologie en was grondlegger in
1873 van de Internationale Meteorologische
Organisatie (IMO), de voorloper van de
Wereld
Meteorologische Organisatie (WMO). |
|
De familie Buys Ballot kocht in de periode
1848 en 1861 een viertal landgoederen in de
omgeving van Epe, Heerde
en Wapenveld. De meteoroloog verbleef in de
zomermaanden op zijn buitenverblijf op het
landgoed de Dellen, een landgoed waarin hij
veel investeerde. De aanplant door Buys
Ballot van grove den veranderde het aanzicht
van de landgoederen
bij Epe. Lees meer over Buys ballot |
|
|
Buys-Ballot, De wet van: |
Deze wet geeft de windrichting weer in
functie van het luchtdrukveld en wordt als
volgt geformuleerd: Een waarnemer met zijn
wind in de rug
heeft
op het noordelijk halfrond de lagedruk aan
zijn linker- en de hogedruk en zijn
rechterzijde; op het zuidelijk halfrond is
dit precies omgekeerd.
In het noordelijk halfrond draait de wind
rond een hogedrukgebied in wijzerzin en in tegenwijzerzin rond een lagedrukgebied.
Op het zuidelijk
halfrond is de bewegingszin
omgekeerd |
BW-klimaat: |
Het woestijnklimaat komt vooral voor in de
Sahara (Noord-Afrika), Arabië en Australië,
en op hoog gelegen droge vlaktes in bergen.
Volgens de klimaatclassificatie van Köppen
is het woestijnklimaat
een BW-klimaat en is
daarom een droog klimaat (B-klimaat).
Het verschil tussen een woestijnklimaat en
een steppeklimaat wordt door Köppen bepaald
aan de hand van de droogte-index. Het
woestijnklimaat beslaat 12% van het
aardoppervlak. Er is weinig begroeiing,
voornamelijk sterke planten die lang zonder
water kunnen, zoals cactussen en andere
succulenten. In de buurt van een oase
groeien soms palmen. |
|
Er valt bijna geen neerslag (ongeveer meer
dan 200 mm per jaar), maar als het regent
(één keer in de paar jaar) komt het met
grote hoeveelheden tegelijkertijd uit de
hemel. De grond in dit klimaat is droog,
onvruchtbaar en bestaat meestal uit zand en
rotsen. In gebdieden met dit klimaat wonen
daarom ook
heel weinig mensen. |
|
|
|
Woestijn klimaat |
|
|
Het woestijnklimaat kent een groot
temperatuurverschil tussen dag en nacht.
Overdag is het tussen de 25 ºC en 45 ºC en
's nachts dalen
de temperaturen onder de 0
°C. Lees meer over het BW-Klimaat |
|
|
|
|