|
Meteorologische encyclopedie - hoofdstuk M |
|
Maan: |
De Maan is ongeveer een kwart zo groot als
de planeet waarom hij draait, de Aarde.
Omdat dat nogal groot is voor een maan,
vinden sommige astronomen dat we de Maan als
dubbelplaneet moeten beschouwen.
Het oppervlak van de Maan is bezaaid met
kraters. Sommige zijn zo groot
dat ze vanaf
de Aarde met het blote oog kunnen worden
gezien.
Met een verrekijker zijn er al heel wat meer
details op het maanschijf te zien,
en als we
een telescoop gaan gebruiken, raak je niet
snel uitgekeken. Helaas kunnen we vanaf de
Aarde maar één zijde van de Maan zien.
De
andere zijde staat steeds van ons afgekeerd.
Dit komt door dat de Maan in ongeveer 27
dagen rond de Aarde draait, maar ook in
ongeveer
27 dagen rond zijn as. Hierdoor
keert de Maan altijd de zelfde zijde naar de
Aarde.
De achterkant van de Maan had men nog nooit
gezien,
totdat de Russische ruimtesonde Loena 3 hem in 1959 voor het eerst
fotografeerde. |
|
Met het blote oog zijn duidelijk donkere en
lichte gebieden op de Maan waar te nemen.
De donkere gebieden bestaan uit gestolde
lava, dat vroeger uit het binnenste van de
Maan naar boven kwam zetten. Vroeger dacht
men dat deze donkere gebieden zeeën waren.
Daarom hebben de donkere gebieden nu nog
namen als Zee der Stilte en Oceaan der
Stormen.
Overigens bleken er aan de achterkant van de
Maan veel minder zeeën te zijn. Men denkt
dat de maankorst daar dikker is, zodat de
lava daar vroeger niet zo gemakkelijk naar
boven kon komen. |
|
Zoals eerder vermeld, kunnen we slechts één
zijde van de Maan zien. Dat zou 50% zijn.
Maar omdat de baan van de Maan niet
cirkelvormig is, en de Maan sneller draait
naarmate
hij dichter bij de Aarde staat, lijkt de
Maan een beetje te schommelen, waardoor we
net over de maanrand kunnen kijken, en zo
57% van zijn oppervlak vanaf de Aarde kunnen
zien.
Dit effect heet 'libratie'. |
|
Vanaf de Aarde gezien, vertoont de Maan
'schijngestalten' of 'fasen'. Dit houd in
dat we soms de Maan niet kunnen zien (Nieuwe
Maan), soms maar een helft kunnen zien
(eerste of laatste kwartier) en dat soms de
Maan helemaal verlicht is (Volle Maan). |
|
Dit wordt veroorzaakt door het feit, dat de
Maan zelf geen licht geeft, maar het licht
van
de Zon weerkaatst. Als de Maan nu in
zijn baan tussen de Aarde en de Zon instaat,
is de naar ons toegekeerde zijde van de
Maan, onzichtbaar, terwijl de voor ons niet
zichtbare zijde verlicht is. Staat de Maan
nu 'achter' de Aarde, dan is het volle maan.
Aan het begin van de maancyclus is het
altijd nieuwe maan. Hierna groeit de Maan,
via een sikkel naar Volle Maan (de wassende
maan). Na volle maan 'krimpt' de Maan weer
tot een sikkel,
om vervolgens weer te
verdwijnen( afnemende maan). |
|
|
|
|
De Maan is het enige hemellichaam waarop
mensen hebben gestaan. Op 21 juli 1969,
landden Neil Armstrong en Buzz Aldrin als
eerste mensen
op de Maan. Deze gebeurtenis
werd door miljoenen mensen overal ter wereld
live op televisie bekeken. Bekend zijn de
woorden van Neil,
toen hij de eerste stap op
de Maan zette: "Het is een kleine stap voor
een mens, een enorme sprong voor de
mensheid." |
|
Maanden: |
Maand was vroeger de benaming voor de
omlooptijd van de maan. We kennen de
astronomische maanden met verschillende
definities afhankelijk
van de omlooptijd van de maan om de aarde.
Daarnaast wordt de burgerlijke maand
onderscheiden met een geheel aantal dagen.
In de meteorologie wordt maandelijks de
balans opgemaakt van het weer. De
klimatologische maandoverzichten zijn op de
website te vinden
op Klimaat gegevens. |
|
|
Maansverduistering op 3 maart 2007 |
|
|
Maansverduistering: |
Een maansverduistering doet zich voor
wanneer de zon, de aarde en de maan op één
lijn staan (met de aarde in het midden).
Normaal weerkaatst de maan het licht van de
zon naar
de aarde, maar tijdens een
maansverduistering staat de aarde in de weg
en ontvangt de
maan geen zonlicht: de maan bevindt zich
in
de schaduw van de aarde. Het zonlicht dat
door de aardatmosfeer dringt is rood, wat
een rode gloed op de verduisterde maan kan
veroorzaken. |
|
Een 'penumbrale' maansverduistering doet
zich voor wanneer de maan door
de bijschaduw
van de aarde trekt (het met grijs aangegeven
deel van de aardeschaduw) en niet door de
kernschaduw. In dat geval is de volle maan
wat minder helder. Een totale
maansverduistering doet zich voor wanneer de
maan wel door de kernschaduw (umbra) van de
aarde trekt; als slechts een gedeelte van de
maan door de umbra gaat, is er sprake van
een gedeeltelijke maansverduistering. |
|
Maansverduisteringen doen zich alleen voor
tijdens volle maan, wanneer de maan
tegenover de zon staat. Er doet zich echter
niet tijdens elke volle maan een
verduistering voor, omdat
de baan van de maan ongeveer 5,1° helt ten
opzichte van de ecliptica (het vlak waarin
de aarde rond de zon draait). Hierdoor kan
een maansverduistering alleen optreden als
de maan zich in een "knoop" bevindt, één van
de twee punten waar het baanvlak de
ecliptica snijdt. Meestal gaat de baan onder
of boven langs de schaduwkegel van de aarde. |
|
In tegenstelling tot zonsverduisteringen,
die in een klein gebied van de aarde
te zien
zijn, zijn maansverduisteringen waarneembaar
vanaf elke plek
waarvan men de maan kan
waarnemen. Dit is op aarde, bij volle maan,
dus vrijwel overal waar het nacht is. De
verduistering vindt immers plaats
op
de maan zelf, die geen direct zonlicht ontvangt. |
|
|
Tijdens een maansverduistering op aarde doet zich op de maan een zonsverduistering voor: de aarde staat voor de zon. De Oude Grieken concludeerden dat de aarde een bol was omdat tijdens maansverduisteringen de rand van de schaduw altijd rond was. |
|
Maart: |
Volgens de Oudromeinse kalender was maart de
eerste maand van het jaar. De Romeinen
spraken van Martius naar Mars, hun God van
oorlog
maar ook van vruchtbaarheid en wasdom.
In de
volksmond wordt maart thor- of dondermaand
genoemd naar de Germaanse God van donder
en
oorlog, Thor of Donar. Tegenwoordig is maart
de lentemaand, zeker nu door de opwarming
het voorjaar in de natuur eerder begint. |
|
Maartse buien: |
Karakteristiek in het voorjaar is een
weertype met buien afgewisseld door flinke
zonnige perioden. In deze maand worden dat
ook wel "Maartse buien" genoemd. Onze
zuiderburen hebben het over voorjaarsbuien,
terwijl Duitse en Engelse weerkundingen
spreken over "Aprilwetter" en "April showers".
Meestal is het dan guur met relatief lage
temperaturen en een vlagerige wind. |
|
De koude uit de poolstreken afkomstige lucht
wordt aan de achterkant van depressies naar
het gebied van de Noordzee gevoerd. In het
vroege voorjaar is de zee en de lucht vlak
boven het
water warmer dan de poollucht op
grote hoogte in de atmosfeer. Warme lucht is
lichter dan koude, zodat het warme
luchtlaagje vanaf de zee zal stijgen wat tot
de vorming van talrijke wolken leidt. Dat
proces is enigszins vergelijkbaar met
opstijgende luchtbelletjes in een pan kokend
water. In de atmosfeer kunnen de stapelvormige wolken
tot enorme afzonderlijke buiencomplexen
uitgroeien. |
|
Is het koud genoeg is kunnen de buien ook (natte) sneeuw opleveren met kans op plotselinge gladheid en vooral in de kuststreken soms nog een sneeuwtapijt achterlaten. In het binnenland sterft de buienactiviteit 's avonds snel uit omdat het daar dan sterk afkoelt. |
|
|
|
Maartse buien foto: Kees Floor |
|
|
Overdag, wanneer het land door de zon sterk wordt opgewarmd, bereidt de buienactiviteit zich landinwaarts uit en kunnen er ook daar fikse buien vallen. Toch leveren de "Maartse buien" in het algemeen maar weinig neerslag op, omdat ze snel passeren en maar kort duren. Tussen de buien
door klaart het flink op en heeft de lucht een diep blauwe kleur. Dat komt omdat de poollucht weinig verontreiniging bevat en relatief droog is.
Het zonlicht wordt dan minder verstrooid waardoor de stapelwolken tegen een mooie blauwe hemel afsteken |
|
Macroklimaat: |
Klimaat dat zich uitstrekt over een groot
gebied. |
|
Maestro: |
Deze wind geeft een noordwestenwind in de
buurt van de Adriatische Zee, wanneer boven
de Balkan een lagedrukgebied ligt. Deze wind
is een
frisse wind met rustig weer en lichte
bewolking. |
|
Magnetische declinatie: |
De magnetische declinatie is de hoek tussen
het geografisch noorden en het magnetisch
noorden. Ze wordt uitgedrukt in booggraden
en is positief wanneer het magnetisch
noorden zich ten oosten van het geografisch
noorden bevindt. De declinatie varieert in
tijd en ruimte. In België wordt ze
voortdurend door het KMI in de “Magnetische
Observatoria” te Dourbes en
Manhay alsook in
het station van het Zwin gemeten. Het kennen
van
de magnetische declinatie laat toe de
aanduidingen op het kompas (gericht naar het
magnetisch noorden) te corrigeren zodat de
richting van het geografisch noorden
aangegeven wordt. Het archeomagnetisme maakt
het mogelijk de waarde van de declinatie in
het verleden terug te vinden
door vroeger
geregistreerde artefacten te onderzoeken. |
|
Magnetosfeer: |
Bovenste laag van de atmosfeer die zeer
geleidelijk overgaat in de interplanetaire
ruimte. De chemische samenstelling van de
magnetosfeer is uitzonderlijk omdat het
aandeel van
waterstof 75% is, en de overige
ruimte vrijwel geheel door helium wordt
ingenomen. |
|
Main hours: (hoofduren)
|
Meteorologische waarnemingen worden overal
op de wereld op hetzelfde tijdstip en op
dezelfde manier verricht. De tijd wordt
overal aangegeven
in uren GMT. De main hours
zijn 0000, 0600,
1200 en 1800 GMT. De
waarnemingen die op de main hours worden
verricht, hebben het grootste
verspreidingsgebied. |
|
Mamma: |
Bijkomende vorm van de wolkengeslachten
cirrus, cirrocumulus, altocumulus,
altostratus, stratocumulus en cumulonimbus.
De mammas zijn
buidel- of uiervormige valstrepen aan de
onderkant van een wolk, soms te zien bij
zware neerslag. De wolk krijgt daardoor een
zwaar beladen
en wel zeer dreigend
uiterlijk. |
|
Mammatus: |
Aan de onderzijde van een buienwolk is soms
een bijzondere vorm te zien die mammatus
genoemd wordt. Het zijn als het ware
vrouwenborstachtige uitstulpingen die
ontstaan door dalende en stijgende
turbulente bewegingen. Meestal zijn ze beter
te zien aan de achterzijde
van de buienwolk. |
|
Marin: |
Een sterke zuidoostenwind in de Golf van
Lion. Deze wind is na de Mistral de
belangrijkste wind in de regio. Het is een
warme vochtige wind,
die bewolkt weer geeft.
Vaak gaat deze samen met regen en hoort bij
depressies in Zuid Frankrijk of Noord
Spanje. |
|
Marinda: |
Een lokale zeewind die vanaf de Middellandse
Zee aan de kusten van Catalonië waait, in
het noordoosten van Spanje. |
|
Maritime lucht: |
luchtsoort die zich boven een groot
zeeoppervlak heeft gevormd. Maritieme lucht
heeft als eigenschap, dat ze veel meer vocht
bevat dan continentale lucht van dezelfde
geografische breedte. |
|
Maritieme meteorologie: |
De maritiem meteoroloog is gespecialiseerd
in het maken van verwachtingen voor de
scheepvaart. De berichten voor de
scheepvaart worden
24 uur per dag bewaakt in
samenwerking met Rijkswaterstaat. Naast
verwachtingen en waarschuwingen, houdt de
maritiem meteoroloog ook de waterstand en de
golfhoogtes langs de kust en het IJsselmeer
in de gaten. Het bekendst zijn de wind- en
stormwaarschuwingen die de maritieme
meteorologen in De Bilt uitgeven. Het KNMI
begon in 1864 met stormwaarschuwingen en was
een van de eerste instituten in de wereld
met een officiële stormwaarschuwingsdienst.
Wanneer windkracht 6 of meer wordt verwacht
wordt een windwaarschuwing gegeven. |
|
Mastjaar: |
Een mastjaar is een jaar waarin bomen veel
vruchten leveren. Het woord is echter een
beetje in de vergetelheid geraakt. Het komt
uit vroeger
tijden toen varkens in de herfst
het bos in werden gestuurd om zich tegoed te
doen aan eikels, beukenootjes en andere
boomvruchten. Waren die vruchten in
overvloed aanwezig dan werden de varkens
goed (vet) gemest. "Mast"
is een oud woord
voor mest in de betekenins van vetmesten. |
|
Matige koelte: |
Benaming op zee van de windkracht 4 op de
schaal van Beaufort. |
|
Matige vorst: |
Vorst betekent in de meteorologie dat de
temperatuur op waanemingshoogte van
anderhalve meter boven de grond onder het
vriespunt komt. Wanneer de temperatuur lager
is dan -5,0 graden en ligt tussen -5,1 en
-10,0 graden is dat matige vorst. |
|
Matige wind: |
Windkracht 3 of 4 op de schaal van Beaufort
met een 10 minuut gemiddelde windsnelheid
van 12- 19 km/uur (3,4- 5,4 meter per
seconde)
voor windkracht 3 en 20 -28 km/uur
(5,5- 7,9 meter per seconde) voor windkracht
4. In een matige wind, windkracht 3 waait
stof of en bij windkracht 4 raakt
bijvoorbeeld ook je haar in de war. Bij
windkracht 3 bewegen bladeren en twijgen,
bij windkracht 4 bewegen kleine takken.
Spinnen, luizen
en sprinkhanen verplaatsen zich niet bij
windkracht 3, terwijl windkracht 4 ideaal is
voor trekvogels. Kevers blijven dan
aan de
grond en muggen steken niet meer. Op zee
veroorzaakt een matige wind kleine golven,
bij windkracht 4 met brekende toppen en
witte schuimkopjes. Een matige
wind van windkracht 3 of meer wordt in
De
Bilt jaarlijks gemiddeld (1971-2000)
gedurende 44,79% van het totale
aantal uren
gemeten,
in Den Helder is dat 77,61%. |
|
Mauritius-orkaan: |
Tropische cycloon in de Indische Oceaan in
de buurt van de eilanden Madagascar en
Mauritius. Deze wervelstormen komen vooral
voor in de maanden januari t/m maart. |
|
Maximale mengverhouding: |
De mengverhouding die bij een bepaalde
temperatuur maximaal mogelijk is. |
|
Maximale vochtigheid: |
Hoeveelheid waterdamp die de lucht maximaal
kan bevatten bij een bepaalde temperatuur.
Hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de
maximale vochtigheid. |
|
Maximumtemperatuur: |
Op meteorologische stations wordt de
temperatuur van de lucht volgens
internationale afspraak gemeten in graden
Celsius op een hoogte van anderhalve meter
boven een open grasvlakte.
De
maximumtemperatuur is de hoogst gemeten
temperatuur over een bepaalde periode.
Voor klimatologische overzichten wordt de
maximumtemperatuur bepaald over het tijdvak
0- 0 uur UT,
voor de actuele weerrapporten
over de
periode 6- 18 uur UT of 7- 19 MET. De maximumtemperatur wordt in ons land in de
regel 2 tot 3 uur na de hoogste stand van de
zon bereikt.
Thermometer die gebruikt wordt voor het
meten van de hoogste temperatuur gedurende
een bepaalde periode. De professionele
versies werken
op hetzelfde principe als dat
van een koortsthermometer waarbij in de buis
een vernauwing is aangebracht die, wanneer
de temperatuur terug zakt,
de kwikkolom doet onderbreken. Een ander,
courant in de winkel verkrijgbaar type is
een combinatie van een minimum- en
maximumthermometer,
de zgn. thermometer van Six. |
|
Mediocris: |
In vertikale richting middelmatig
ontwikkelde Cumulus bewolking. |
|
Mediterraan klimaat: |
In de landen rond de Middellandse Zee zijn
de zomers warm en droog en de winters zacht
maar met veel neerslag. Het mediterrane
klimaat komt echter niet alleen in
Zuid-Europa voor maar bijvoorbeeld ook in
delen van Californië, Midden-Chili, de punt
van Zuid-Afrika en West- en Zuid-Australië. |
|
Meerdaagse weersverwachting: |
De meerdaagse van het KNMI bestaat uit een
verwachting in tekst en een tabel met de
verwachte waarden van de maximum- en
minimum-temperatuur, de procentuele kans op
zon, de verwachte windrichting- en kracht en
de verwachte hoeveelheid neerslag en de
procentuele kans
op neerslag tot vijf dagen
vooruit. Daarbij worden ook de marges van de
verschillende uitkomsten vermeld.
De
gegevens zijn gebaseerd op de berekeningen
van het Europees Weercentrum ECMWF in
Reading en het inzicht van de meteorologen
in De Bilt. De meerdaagse van het KNMI
biedt bovendien een trendverwachting voor 6
tot 9 dagen vooruit. |
|
Meetboei: |
Op zo’n 3000 plekken op zee wordt
tegenwoordig automatisch de temperatuur en
het zoutgehalte van het water gemeten.
De Argo floats, zoals deze meetboeien
wereldwijd
worden genoemd, verzamelen gegevens tot een
diepte van 2 kilometer in zee,
de bovenste
laag water dus. |
|
Die informatie is vooral van belang voor het
maken van berekeningen en voorspellingen van
de zeespiegelstijging. De opwarming van het
zeewater onder invloed van het
broeikaseffect, die leidt tot uitzetting van
het water, is een van de belangrijkste
oorzaken van de stijgende zeespiegel.
Verder worden de metingen op zee gebruikt
bij het maken van maand- en
seizoensverwachtingen.
De gegevens hebben
inmiddels al veel kennis opgeleverd over het
ontstaan en de ontwikkeling van tropische
stormen, zoals de hurricanes in het
Caribisch gebied.
De plannen om een waarneemnetwerk
van 3000 Argo floats op zee te realiseren zijn in
1998 gelanceerd. Zo’n dertig landen uit de
wereld en Europese Unie zijn nauw betrokken
bij de opzet en het in stand houden van het
netwerk. Het KNMI is vertegenwoordigd met
elf Nederlandse Argo floats. |
|
De leeftijd van een Argo float is ongeveer vier jaar. Om het netwerk in stand te houden moeten er dus steeds weer nieuwe bijkomen. Er wordt gewerkt aan plannen om het netwerk op peil te houden zodat
ook volgende generaties ervan kunnen profiteren. |
|
|
|
Meetboei Bron: BSH |
|
|
Dankzij de gegevens, die de eerstkomende jaren kunnen worden verzameld, krijgt de meteorologische wereld de beschikking over een
klimatologisch archief dat gebruikt kan worden voor onderzoek en nieuwe inzichten kan opleveren over de verandering van het klimaat. Ook voor
de visserij en bij het opsporen van olievlekken op zee komt de informatie goed van pas. Men kan er uit afleiden in welke richting en met welke snelheid het water in de oceaan stroomt en hoe dat de temperatuur van het water beïnvloedt. Ook kunnen kaarten worden gemaakt van de verschillen in zoutgehalte van het water. Het meetnet van Argo floats levert
aanzienlijk meer en ook betrouwbaardere
gegevens op dan voorheen met weerschepen
mogelijk was.
Bovendien is de informatie direct voor
iedereen wereldwijd beschikbaar via
internet. Het aantal weerschepen is de
laatste jaren aanzienlijk minder geworden.
Naast Argo floats leveren ook satellieten
tegenwoordig gedetailleerde gegevens op van
het weer op zee.
Lees meer over boeien |
|
Cabauw meetmast Bron: KNMI |
|
|
Meetmast: |
In Cabauw, vlak bij Lopik, staat een
meetmast van het KNMI met een hoogte van
213
meter.
De mast wordt gebruikt voor
meteorologische metingen in de onderste paar
honderd meter
van de atmosfeer, de zogenoemde grenslaag.
Juist in die onderste meters spelen zich
processen
af,
die van groot belang zijn voor
het weer
aan het aardoppervlak en het
klimaat. De meetmast Cabauw, die in 1972 in gebruik
is genomen, was één van de eerste
weerstations waarvan de gegevens automatisch
in De Bilt worden ingezameld. Op
verschillende hoogtes van de mast staan
instrumenten voor metingen van temperatuur,
wind, vochtigheid en straling. Op elke
niveau zijn drie uithouders aangebracht
waarop de metertjes staan. Zo worden voor
elke windrichting betrouwbare
metingen
verkregen.
Lees meer over de meetmast |
|
Mei: |
Mei is genoemd naar Maja, de godin van wat
bloeit en groeit in het voorjaar en van
de
vruchtbaarheid van
de vrouw. De maand wordt
daarom ook wel bloei-, bloemen- of Vrouwenmaand
genoemd. . |
|
|
Mei is de afsluitende maand van de meteorologische lente en de zonnigste van het jaar. Zeker overdag is het vaak warm , maar 's nachts is vorst aan de grond nog goed mogelijk. De IJsheiligen van 11 tot en met 14 mei zijn er berucht om en worden door de vorstschade aan bloeiende gewassen gevreesd door de land- en tuinbouw |
|
Meltemi: (Etesische wind) |
Deze wind ontstaat in de zomer boven de
Egeïsche Zee. Het is een harde wind die over
de Griekse eilandenwaait. Vaak wordt
windkracht 7 of 8 gehaald. In Turkije staat
deze wind bekend als Meltemi en in
Griekenland als Etesische wind. Boven de
Egeïsche Zee heeft de wind zomers een
noordelijke windcomponent. Dit wordt
veroorzaakt door drie verschillende
gebeurtenissen: |
|
1: De invloed van een diep lagedrukgebied
boven Noord India dat de moesson veroorzaakt
in Azië. Een uitloper strekt zich uit tot
Italië,
doordat boven de Sahara een atmosferische depressie ontwikkelt. |
2: Versterking van het Azorenhogedrukgebied
dat haar invloed ver oostelijk uitgebreid.
Dit gebeurt vooral in de zomer. |
3: Versterking van het windveld in de
Egeïsche Zee door de warmte van Turkije.
Hier ontstaat een klein thermisch
lagedrukgebied.
Deze laatste is vooral belangrijk voor het ontstaan van de wind. |
|
Deze wind zorgt voor droog en een goed
weertype. De grootste hitte wordt hierdoor
getemperd. De wind waait van mei tot
september en gaat 's nachts liggen. Vooral
langs de kust waar
de aflandige wind uit de
heuvels en bergen van Griekenland de zee
bereikt kan turbulentie ontstaan. |
|
Menglaag: |
Luchtlaag waarvan de lucht door turbulentie
of convectie dooreen gemengd en homogeen
wordt. |
|
Mengverhouding: |
Het aantal grammen waterdamp per kg droge
lucht. |
|
Mercalli schaal van: |
Deze schaal is door de Italiaan Mercalli in
1902 bedacht. Men beschikte toen nog niet
over de gevoelige apparatuur van
tegenwoordig.
De intensiteit geeft aan in welke mate een
aardbeving is gevoeld, welke uitwerking deze
aardbeving heeft gehad op mensen, dieren,
voorwerpen
en gebouwen. Bij de zwaardere
bevingen wordt ook gekeken naar
verschijnselen
zoals een golvend landschap.
Aan de hand van de waargenomen
verschijnselen kan grofweg de omgeving van
epicentrum bepaald worden. De schaal van Mercalli wordt aangegeven in Romeinse
cijfers en loopt
van
I (niet gevoeld), tot XII (buitengewoon
catastrofaal). In Nederland liggen de
maximaal te verwachten intensiteiten rond de
VII-VIII
(bijv. Roermond beving). |
|
Meridiaan: (lengtecirkel) |
Denkbeeldige halve cirkel lopend van
noordpool naar zuidpool, om plaatsbepaling
op aarde mogelijk te maken. Er zijn 360
meridianen.
Volgens afspraak heeft men de meridiaan over
Greenwich vastgesteld als nulmeridiaan.
Vandaar uit zijn er 180 halve cirkels ten
oosten van
deze
lijn getrokken (maximaal 180° oosterlengte,
OL) en 180 halve cirkels ten westen van
deze
lijn (maximaal 180° westerlengte, WL).
De
180° WL en 180° OL vallen samen. Samen met
de parallellen vormen deze lengtecirkels het
graadnet, zodat elke plaats op de wereld
een
uniek snijpunt van
een meridiaan en een parallel heeft. |
|
Meridionale circulatie: |
Eén van de drie hoofdcirculatietypen uit de
circulatieclassificatie. De gemiddelde
stroming loopt ongeveer evenwijdig aan de
meridianen.
Een vrijwel stationair
(blokkerend) hogedrukgebied ligt tussen 50
en 70° NB, terwijl zich op lagere breedte
soms ook een vrijwel stationair
lagedrukgebied bevindt. Voorbeelden van
meridionale circulaties zijn de noordcirculatie, de noordoostcirculatie, de
oostcirculatie,
de zuidoostcirculatie en de
zuidcirculatie. |
|
Meridionalis: |
Latijnse naam voor de zuidelijke
windrichting. |
|
Mesopauze: |
De bovenste begrenzing van de mesosfeer op
een hoogte van ca. 85 km. Daar worden de
laagste temperaturen van de atmosfeer
gemeten die kunnen dalen tot 80 á100°C
beneden het vriespunt. Boven de mesopauze
begint de thermosfeer. |
|
Mesoscale Convective
Complex (MCC): |
Een mesoscale convective complex is de naam
voor een groot gebied met onweer, dat het
vaakst in de loop van de nacht ontstaat.
Droge lucht
zal sneller afkoelen dan
vochtige lucht.
In de loop van de avond en
de nacht kunnen daardoor op het grensvlak
tussen droge en vochtige lucht
forse
temperatuurverschillen ontstaan. Wanneer er
een stroming os vanuit de vochtige
luchtmassa in de richting van de droge
lucht, zal de
vochtige lucht gedwongen
worden te stijgen. Wanneer die vochtige
lucht ook nog een goed warm is, kan een
groot gebied
met onweer ontstaan.
Dit
gebeurt vaak
in de Verenigde Staten, waar MCC's grote
regenbrengers zijn in de agrarissche
gebieden, maar soms ook in Europa. Een MCC
kan zo groot
worden als de hele Benelux. |
|
Mesosfeer: |
Luchtlaag van de atmosfeer die zich boven de
stratopauze uitstrekt (tussen 40 en 80 km
hoogte). Aan de stratopauze bedraagt de
temperatuur
nog gemiddeld zo'n 30 á 50°C;
naarmate men
hoger gaat daalt deze
temperatuur tot aan de mesopauze. |
|
METAR: (Meteorological Aërodrome Report) |
Routinematige waarneming op een luchthaven,
bestemd voor internationaal gebruik. Deze
wordt ieder half uur verricht en bestaat uit
een zgn.
self evident code. Dat betekent,
dat de code met een minimum aan toelichting
kan worden gelezen. De METAR wordt eventueel
voorzien van
een landingsverwachting
(TREND). |
|
Meteoor: |
Brokstuk of stofdeeltje uit de wereldruimte
dat de aardbaan kruist. Bij binnendringen
wordt dit door de wrijvingswarmte verhit,
zodat een
opgloeiend spoor is te zien
("vallende ster"). De meeste meteoren
verbranden geheel in de dampkring Van
grotere exemplaren kan een restant
op aarde
neerkomen. Dat restant noemen we dan een
meteoriet. |
|
Meteograaf: |
Toestel dat de combinatie is van een thermo-,
hygro- en barograaf en zodoende de
temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en
luchtdruk continu registreert. |
|
Meteorologie: |
Meteorologie is de wetenschap die de
fysische en chemische eigenschappen van de
atmosfeer bestudeert. Het woord,
geïntroduceerd door Aristoteles, de
grondlegger van de
meteorologie en schrijver
van de meteorologica, is afgeleid van het
Griekse meteooros (hoog in de lucht) en
logos (woord of rede). Het onderzoeksterrein
bestrijkt de factoren die het weer bepalen,
zoals temperatuur, luchtdruk, vochtigheid,
neerslag,
wind en zon. In de meteorologie worden
regels en wetmatigheden onderzocht van
weersverschijnselen om het weer te
kunnen
verklaren. |
|
Meteorologische boei: |
In zee drijvend vat, waaraan een aantal
meteorologische waarnemingsinstrumenten is
bevestigd. Door middel van een zender wordt
de meteorologische informatie automatisch
aan een
landstation doorgeseind. De boeien
drijven los. Zodra ze te dicht een kust
naderen, worden ze opgevist en eventueel
elders weer uitgezet. |
|
Meteorologische calamiteit: |
Het optreden van fenomenen als storm, mist
en ijzel. Vanwege het levensgevaar voor de
bevolking en de vele vragen vanuit de media,
wordt er in voorkomende gevallen een enorme
druk
op de dienstdoende meteorologen gelegd.
Zo plannen bijv. de brandweerkorpsen hun
personele inzet op
het verwachte verloop van een zware storm.
Zij willen daarom veel informatie.
En
tijdens mist- en ijzel situaties willen de
wegbeheerders meer informatie. Deze
werkzaamheden horen thuis bij de normale
werkzaamheden van de operationele
meteorologie. |
|
Meteorologische code: |
Voor de uitwisseling van meteorologische
gegevens, zoals waarnemingen aan het
aardoppervlak, worden internationaal,
regionaal of nationaal vastgestelde codes en
codevormen gebruikt.
Elk codebericht bestaat
in de regel uit één of meer groepen van vijf
cijfers, veelal voorafgegaan door
een codewoord (codenaam). Voor elk
codebericht geldt een codevorm waarin de
volgorde van
de te rapporteren gegevens is
vastgelegd.
Sommige codeberichten of
onderdelen daarvan worden over de hele
wereld verspreid, andere slechts regionaal
of nationaal. |
|
Meteorologische herfst: |
Periode van 1 september tot 1 december. Voor
meteorologische doeleinden loopt de
meteorologische herfst niet synchroon met de
herfst
volgens de kalender. Dit geldt ook
voor de andere seizoenen. |
|
Meteorologische lente: |
De meteorologische lente op het noordelijk halfrond van 1 maart tot en met 31 mei. Op het zuidelijk halfrond begint de meteorologische lente volgens de klimatologische indeling op 1 september en eindigt op 30 november. |
|
Meteorologische winter: |
De meteorologische winter is die van de maanden december, januari en februari op het noordelijk halfrond en juni, juli en augustus op het zuidelijk halfrond. Als men het heeft over de gemiddelde wintertemperatuur, dan is die berekend aan de hand van deze periode |
|
Meteorologische zomer: |
Om praktische redenen begint de meteorologische zomer eerder, op 1 juni op het noordelijk halfrond en op 1 december op het zuidelijk halfrond. Deze duurt dan tot 1 september respectievelijk 1 maart. |
|
Meteoroloog: |
De meteoroloog of weerkunde houdt zich bezig met meteorologie om uit het scala aan waaremingen en gegevens weersverwachtingen en waarschuwingen te maken. Lees meer over opleiding tot meteoroloog |
|
|
|
Meteosat-satelliet: |
De Meteosat is een Europese satelliet van de satellietorganisatie Eumetsat in Darmstadt. De meeste Europese landen, ook Nederland, zijn vertegenwoordigd in
de Eumetsat dat in 1986 werd opgericht. |
|
De Meteosat is een geostationaire satelliet op 35.800 km hoogte en op een vast
punt boven de aarde. Inmiddels zijn er verschillende Meteosat-satellieten in omloop
en de nieuwste is de Meteosat Second Generation (MSG). De Meteosat MSG levert veel gedetailleerder informatie dan zijn voorgangers.
De satelliet maakt ieder kwartier een opname van de hele aardbol met een relatief hoog oplossend vermogen (3 bij 3 vierkante kilometer) in liefst twaalf golflengte gebieden. In één golflengte gebied wordt zelfs een opname gemaakt met een oplossend vermogen van 1 bij 1 kilometer.
Lees meer over weersatellieten |
|
Meteo-tsunami: |
Een tsunami is een vloedgolf uit zee die
door een aardbeving in de aardkorst onder de
oceaan wordt opgewekt. Tsunami’s kunnen ook
veroorzaakt worden door aardverschuivingen
onder de zeebodem, enorme
vulkaanuitbarstingen en inslagen van
meteorieten. Ook het weer kan aanleiding
geven tot een zeer bescheiden tsunami. |
|
Meteo-tsunami’s, zoals ze worden aangeduid,
hangen samen met plotselinge variaties in de
luchtdruk. De luchtdruk kan plotseling
veranderen wanneer zware buien overtrekken.
Om een meteo-tsunami te veroorzaken moeten
de luchtdrukvariaties zich voordoen boven
relatief ondiep water en recht op een haven
of baai aankoersen. Bovendien moeten er
toevallige resonantie effecten optreden die
elkaar versterken waardoor de golven kunnen
groeien. |
|
In ons land worden dergelijke
meteo-tsunami's seiches genoemd. Seiches
zijn niet zeldzaam: in de Rotterdamse haven
komen seiches van meer dan 25 cm hoogte
gemiddeld zo’n acht keer per jaar voor,
vooral tussen augustus en maart.
Lees meer over de tsunamie |
|
|
|
Haven van Ciutadella (Menorca) na de
rissaga van 15 juni 2006 |
|
|
Methaan: |
Methaan is na kooldioxide het belangrijkste
gas dat bijdraagt aan de versterking van het
broeikaseffect door de mens. Uit onderzoek
van oude ijskernen blijkt dat methaan al
sinds jaar en dag in de atmosfeer voorkomt.
Variaties in de hoeveelheid in het verleden
hangen sterk samenhangen met veranderingen
in temperatuur en kooldioxide (CO2). De
ijstijden kenden de kleinste hoeveelheden methaan, terwijl deze in warme periodes (interglacialen) weer
toenamen. Sinds de achttiende eeuw is de
hoeveelheid methaan in de atmosfeer scherp
toegenomen (met ongeveer 150%).
In de huidige atmosfeer is meer dan de helft
van het methaan het gevolg van menselijk
handelen. De belangrijkste nieuwe
bronnen zijn de productie en het gebruik
fossiele brandstoffen (kolen, olie, gas),
rijstbouw, veeteelt en afvalverwerking. Ook
bij bosbranden en uit bevroren toendra's
(smeltende permafrost in Siberie en Canada)
komt methaan vrij. |
|
Microbarometer: |
Een microbarometer is een zeer gevoelige
-vandaar micro- en hoog frequente variant
van de barometer. De microbarometers, die de
luchtdruk
zeer nauwkeurig meten, worden
geplaatst in arrays, een serie van
instrumenten, zodat de richting waarvandaan
het infrageluid komt bepaald
kan worden. |
|
Microklimaat: |
Het klimaat in een zeer beperkt gebied,
zoals een tuin of een stad. Bij het
bodemoppervlak oefenen vegetatie, grondsoort
en reliëf grote invloed
uit
op de warmte en vochtuitwisseling tussen
bodem en atmosfeer. De invloed is het
sterkst in de onderste paar honderd meter
boven de bodem,
de grenslaag. Het klimaat in
deze zone wordt microklimaat genoemd. In de
binnenstand
houden steen en beton de warmte
van de zon overdag
lang vast, zodat het in
stedelijke gebieden 's nachts vaak warmer
blijft dan daar buiten. |
|
Middelbare bewolking: |
Het weer speelt zich af in de onderste 10
kilometer van de atmosfeer, de troposfeer.
Wolken halverwege die laag, tussen 2 en 6
kilometer,
worden middelbare wolken genoemd.
In de meteorologie worden drie soorten
onderscheiden: altocumulus (grote
schaapjeswolk), altostratus
(zon of maan
blijven zichtbaar als of ze door matglas
schijnen) en nimbostratus (een donker grijze
regenlucht).
Lees meer over wolken |
|
Middellange-termijnverwachting: |
Weersverwachting geldig voor een periode van
2 tot 5 dagen vooruit. Bij verwachtingen
voor deze termijn maakt de meteoroloog
veelvuldig
gebruik
van moderne meteorologische modellen,
zoals
het ECMWF-model. Hoe langer de termijn, des
te groter daarnaast de rol van de statistiek
wordt. Verder is de informatie van
weersatellieten en weerkaarten van belang,
maar vooral voor
het ijken en interpreteren
van de modeluitvoer.
De inbreng van de meteoroloog in de middellange-termijnverwachting is veel
kleiner dan bij de korte-termijnverwachting. |
|
Midden Europese Tijd MET: |
De Midden Europese Tijd (MET) is de tijd die
hoort bij de meridiaan van 15 graden
Oosterlengte. Dit is de Universal Time + 1
uur.
De normale tijd (wintertijd) in Nederland
behoort hier toe. |
Midden Europese Zomer Tijd MEZT: |
De Midden Europese Zomer Tijd (MEZT) is de
tijd die hoort bij de meridiaan
van 15
graden Oosterlengte. Dit is de Universal
Time + 2 uur.
De zomertijd in Nederland behoort hier toe. |
|
Middernachtzon: Ten noorden van de Noordpoolcirkel en ten
zuiden van de Zuidpoolcirkel, op 66,5 graden
noorder- en zuiderbreedte, gaat de zon
hartje zomer niet onder. |
|
Een deel van Scandinavië beleeft daardoor de
Middernachtzon. Door de
schuine stand van de
as waar de aarde om draait komt de zon op
het Noordelijk Halfrond in de zomer hoger
boven de horizon dan in de winter en schijnt
de zon in de zomer langer dan in andere
jaargetijden. |
|
In Noord-Europa is het daardoor 's zomers
langer licht dan in Zuid-Europa,
een effect
dat ook in ons eigen land merkbaar is. Op de
Waddeneilanden kan
de zon nu ongeveer een
half uur langer schijnen dan in het zuiden
van
Limburg. waardoor een deel van
Scandinavië de Middernachtzon beleeft. |
|
|
|
Middernacht zon Verloop van 18,00
tot 06,00 |
|
|
Milieusatelliet Envisat: |
In 2002 is de Europese milieusatelliet
Envisat van ruimtevaartorganisatie ESA
gelanceerd. Het is de grootste Europese
satelliet die draait op
800 kilometer hoogte
in een baan over de Noord-
en Zuidpool. De Envisat heeft tien instrumenten aan boord,
waaronder Sciamachy, waarmee
de
luchtkwaliteit wordt gemeten. De satelliet
laat zien waar bepaalde broeikasgassen
zitten en biedt mogelijkheden om de naleving
van het
Kyoto-protocol te controleren. Kyoto
verplicht landen de uitstoot van
broeikasgassen terug te dringen. Daarnaast
kan de Envisat olievlekken opsporen,
de vegetatie in kaart brengen, bosbranden
volgen en ook vulkaanuitbarstingen,
aardbevingen en ijsbedekking waarnemen.
Voor
onderzoek van de ozonlaag is de
satelliet uitgerust met het Sciamachy-instrument. Sciamachy wordt in
2004 aangevuld met het Ozone
Monitoring
Instrument (OMI), een samenwerkingsproject
tussen Finland en Nederland. OMI krijgt een
plek op een Amerikaanse satelliet. |
|
Milieu: |
De uitwendige omstandigheden die invloed
hebben op leefomstandigheden, hjet welzijn
van planten, dieren en mensen, van water,
bodem of
het leefklimaat. De aantasting van
het mileu staat in het middelpunt van de
belangstelling van de klimaatonderzoekers
vanwege de veranderingen
van
het klimaat die daardoor veroorzaakt worden. |
|
Millibar: |
Oud eenheid van de luchtdruk, de kracht
waarmee de lucht op het aardoppervlak drukt,
(1 millibar = 100 Newton per vierkante
meter).
Het Internationale Systeem van Eenheden (SI)
schrijft tegenwoordig de Pascal voor als de
eenheid van druk. De luchtdruk is normaal op
zeeniveau ruim 100.000 Pascal. Hecto
betekent honderd, zodat 100.000 Pascal
gelijk is aan 1000 hectopascal (hPa). De
hectoPascal (hPa) is precies gelijk
aan de millbar: 1000 millibar is dus hetzelfde is
als 1000 hPa. |
|
De Pascal is genoemd naar de Franse geleerde
laise Pascal (1632-1662), die vooral bekend
werd om zijn natuurkundige wetten voor
vloeistoffen
en gassen. De luchtdruk is normaal op
zeeniveau ruim 100.000 Pascal. Hecto
betekent honderd, zodat 100.000 Pascal
gelijk is aan 1000 hectoPascal (hPa). |
|
De millibar is precies gelijk aan de
hectopascal: 1000 millibar is dus hetzelfde
is als 1000 hectoPascal. Voor zover al
gebruik werd gemaakt van
de millibar
verandert er dus niets aan de getallen, maar
alleen aan de naam van de eenheid waarin de
druk wordt aangegeven. De millimeter kan
worden omgerekend naar hectopascal door die
getallen met 1,33 te vermenigvuldigen.
Voor
centimeters is de omrekeningsfactor dus
13,3. |
|
Minimum thermometer: |
Thermometer die gebruikt wordt voor het
meten van de laagste temperatuur. |
|
Minimumtemperatuur: |
Op meteorologische stations wordt de
temperatuur van de lucht volgens
internationale afspraak gemeten in graden
Celsius op een hoogte van anderhalve meter
boven een open grasvlakte.
De
minimumtemperatuur is de laagst gemeten
temperatuur over een bepaalde periode.
Voor klimatologische overzichten wordt de
maximumtemperatuur bepaald over het tijdvak
0- 0 uur UT,
voor de actuele weerrapporten
over de
periode 18- 6 uur UT of 19 -7 uur MET. |
|
Minvano: |
Een lokale wind, die voorkomt in Brazilië.
Het is een zwakke siroccoachtige wind vanaf
de ampero naar de zuidelijke kusten van het
land. |
|
|
|
Mist: |
Mist kan zich vormen door afkoeling van zeer
vochtige lucht (tot onder het dauwpunt) of
door menging van koude met warme vochtige
lucht. De vorming van mist hangt af van
veel
factoren, zoals begroeiing, reliëf en de
nabijheid van open water.Mist kan ontstaan
door afkoeling rond zonsondergang of vaak
pas tegen zonsopkomst en vormt zich het
eerst
boven een weiland waarschijnlijk in de
buurt van een sloot waar de lucht vochtig
is.
De eerste mist zien we dus meestal langs
de weg en mistbanken die de weg opdrijven
lossen daar in eerste instantie op door
luchtbeweging en warmte van
het verkeer. De
mistvrije "tunnel" kan op sommige
weggedeelten een tijdje standhouden, maar op
andere plaatsen hangen de mistbanken meteen
over de weg.
In de meteorologie wordt mist als volgt
onderverdeeld: |
|
Zeer dichte mist - zicht minder dan 50 meter |
Dichte mist - zicht minder dan 200 meter |
Mist - zicht minder dan 1000 meter |
Nevel - zicht meer dan 1000 meter |
|
|
Mistaanslag: |
Afzetsel van niet onderkoelde mistdruppels
(of wolkendruppels) op voorwerpen waarvan de
oppervlaktetemperatuur
hoger is dan 0°C. |
|
Mistbanken: |
Mistgebieden met geringe ertikale en
horizontale afmetingen, meestal met zeer
dichte mist |
Mistboog: |
Een mistboog ontstaat net als een regenboog
als waterdruppels door de zon worden
beschenen.
Bij mist zijn de druppeltjes
echter heel klein. Het uiterlijk van een regenboog verandert naarmate de
waterdruppels kleiner
worden. Een mistboog
is meestal maar flets doordat de kleuren
elkaar grotendeels overlappen. Hierdoor is
de boog witachtig met hoogstens alleen aan
de rand wat verkleuring. |
|
De afmeting van een
mistboog ook kleiner
dan die van een regenboog en de overtallige
bogen staan op een grotere afstand van de boog. Behalve in mist is de mistboog ook te
zien in wolkenbanken, maar dan heeft hij een
verbrokkeld uiterlijk zodat hij lastiger is
te herkennen. In mist blijft de vorm van de
boog daarentegen meestal wel goed
herkenbaar. Een complete mistboog is zelden
te zien,
hoewel je hem door middel van een felle lamp
zichtbaar kunt maken in dichte mist |
|
|
|
Mistboog in Egypte, gefotografeerd
op 29 maart 2006(foto: Roy Keeris) |
|
|
Mistdag: |
Een mistdag is een dag waarop voorwerpen op 2 meter hoogte en 1 km afstand niet meer te herkennen zijn als gevolg van in de lucht zwevende waterdruppeltjes of ijskristallen |
|
Mistral: |
Is de naam van een koude noordelijke valwind
in de Rhone-vallei in Frankrijk. Hij strekt
zich verder uit over de Middellandse Zee,
ten zuiden van de Rhone-delta, tot aan
Corsica. De richting van de mistral is
steeds uit de noordelijke sector. De
gemiddelde snelheid ervan aan het
aardoppervlak gemeten bedraagt zo'n 50 km/h.
Naar de monding toe van de Rhone loopt die
snelheid op tot zelfs 80 á100 km/h, te
wijten aan de versmalling
van
de Rhone-vallei. Op lage hoogte is hij
heviger bij helder dan bij betrokken weer.
De mistral vertoont een uitgesproken
dagelijkse schommeling; het maximum komt
voor tussen 13 en 17 uur. De belangrijkste
eigenschappen van de mistral zijn: zijn
frequentie, zijn kracht en de koude droogte.
Zijn duur is variabel, maar meestal duurt
hij enkele dagen. |
|
Mistral Bru: |
Lokale wind in Frankrijk. Het is in
tegenstelling tot de echte mistral een
zeewind vanaf de Middellandse Zee. Deze
zeewind brengt nogal eens wat regen mee in
de buurt van Marseille. |
|
Mistral general: |
Lokale wind uit noord tot noordwest in het
Zuid-Franse Rhóne-dal. Deze mistral is
vooral in de zomer actief en ontstaat ten
gevolge van een isobarische situatie. Bij
voldoende gradiënt tussen een lagedrukgebied
boven de Golf van Genua en een uitloper van
het Azoren-hoog boven
Midden-Frankrijk komt deze koude valwind op
gang. |
|
Mistral locale: |
Koude valwind uit noord tot noordwest in het
Zuid-Franse Rhóne-dal. Deze mistral
manifesteert zich vooral in het
winter-halfjaar. Boven het dan
relatief warme water van de Middellandse Zee
ontstaat een lagedrukgebied en boven het
koude Centraal Massief een hogedrukgebied.
Er komt
een stroming op gang van het hoge-
naar het lagedrukgebied, vanaf Het Centraal
Massief naar de Middellandse Zee dus, door
het Rhóne-dal. |
|
Modderstromen: |
Modderstromen, ook wel bekend als flash
floods, ontstaan als de bodem verzadigd
raakt door bijvoorbeeld overvloedige regen
of smeltwater
en gaat vloeien. Een
modderstroom kan zich met snelheden van
tientallen kilometers per uur verplaatsen en
een ramp veroorzaken. |
|
Moesson: |
De benaming moesson werd oorspronkelijk
gebruikt om winden bij de Arabische Zee aan
te duiden die gedurende zes maanden waaien
uit noordoostelijke richting en uit
zuidwestelijke richting gedurende de overige
zes maanden. De voornaamste oorzaak van het
ontstaan van die
winden
is het seizoensgewijze verschil tussen de
temperatuur van de zee en het vasteland. In
beginsel komen deze winden overeen met land-
en zeebries, maar hun periode strekt zich
hier over een heel jaar uit in plaats van
een dag. Ook zijn hier uitgestrekte gebieden
bij betrokken in
plaats van een smalle
strook. De gebieden die voor
moessoncirculaties in aanmerking komen zijn
de gebieden aan de keerkringen. Tijdens het
zomerseizoen ontstaat boven Centraal-Azië
een uitgestrekt laag waarbij in zulke mate
lucht wordt aangezogen dat de invloed tot op
de westelijke Stille Oceaan
en over gans de Indische Oceaan waarneembaar
is. |
|
Dit is de zomermoesson of zuidwestmoesson die warme en vochtige lucht
over het zuidelijk gedeelte van het
vasteland aanvoert, wat op hoger gelegen
gebieden overvloedige neerslag met zich
meebrengt. Gedurende het winterseizoen
strekt zich boven Centraal-Azië een
uitgebreid en krachtige anticyloon uit
waarbij koude en droge luchtmassa's zich
naar de evenaar verplaatsen waar deze een
snelle transformatie ondergaan
en in de
passaatwinden van het noordelijk halfrond
overgaan. Dit is de winter- of noordoostmoesson. |
|
Moessonklimaat: |
Klimaat dat wordt bepaald door het
overheersen van maritieme luchtsoorten in de
zomer en continentale luchtsoorten in de
winter. Het is te
vinden in overwegend tropische gebieden die aan
grote wateroppervlakken grenzen. In de zomer
wordt het land sterk verhit; daar ontwikkelt
zich dan een thermisch lagedrukgebied. Boven
zee ontstaat daarentegen juist een thermisch
hogedrukgebied. In de vrij continue stroming
van
het hogedrukgebied naar het
lagedrukgebied, in dit geval dus van zee
naar land, wordt zeer vochtige lucht
aangevoerd. Dit seizoen kenmerkt
zich door
de zware regenval en wordt dan ook wel de
natte moesson genoemd. In de winter is de
situatie omgekeerd, dat is de droge moesson.
Lees meer over het moesonklimaat |
|
Molenwindschaal volgens
Noppen: |
De molenwindschaal is in de achttiende eeuw
ontworpen door. Noppen introduceerde een
17-delige windschaal, waarbij molenwind 13 -
14 overeenkomt met 8 op de Schaal van
Beaufort.
Noppen hield met zijn schaal
rekening met de zeilvoering op het gevlucht
(de wieken). Boven molenwind 14 was er geen
zeil en kon alleen nog verder gemalen worden
als het stormbord en eventueel ook nog de
windborden verwijderd
werden. Later kwamen
ook hiervan afgeleide schalen in gebruik en
gebruikte bijvoorbeeld waarnemer in 1809 een
gecombineerde 9-delige schaal
waarin het
effect van de wind op zeilschepen en op
molens was meegenomen
Lees meer over de molenwindschaal |
|
Montagnère: |
Een lokale wind in Frankrijk. Het is een
typische landwind aan de kusten van de
óte dAzur, in de Basse-Provence. Deze
wind is de tegenhanger
van de seguin. |
|
Mooi-weerdagen: |
Dit zijn dagen met een gemiddelde
temperatuur ruim boven normaal (het
decadegemiddelde), hooguit 0,2 mm
neerslag en een zonneschijnduur
van
minstens 50%.
Deze dagen worden
ook wel
ADS dagen genoemd. ADS is een afkoring
van: Above Normal, Dry en Sunny. |
|
Mooiweer wolk: |
Cumulus umilis, een wolkensoort die
meestal optreed bij standvastig, mooi
weer. |
|
Morgenrood: |
De fraaie kleuren bij zonsopkomst en
-ondergang hangen samen met de lange weg
die het stralen van de lage zon door de
atmosfeer aflegt.
Het zonlicht wordt tijdens deze lange
route
verstrooid en gebroken door
stofdeeltjes of waterdamp. Daardoor
wordt het van nature witte zonlicht
ontleed in verschillende kleuren. Het
rode licht wordt het minst verstrooid en
blijft vaak zichtbaar. 's Ochtends
zweeft er meestal nog niet zoveel
stof
in de lucht. Is de lucht dan rood dan
wijst dat in de regel op waterdamp en
een hoge luchtvochtigheid. Vandaar de
oude weerspreuk "Morgenrood, water in de
sloot". |
|
Morget: |
Een lokale wind in Zwitserland. Het is
een landwind aan de noordwestelijke
kusten van het Meer van Genève. Soms is
de wind zelfs tot aan de
kusten van de
Franse aute-Savoie aan de overkant van
het meer te voelen. |
|
Morning Glory: |
De Morning Glory (ochtendglorie) is het
best te vergelijken met de Nederlandse
rolwolk, maar dan wel ėėn zonder de
bijbehorende bui. Hij komt
vooral voor boven de Golf van
Carpentaria,
in het noorden van
Australië voor. De Golf bevindt zich
tussen het Kaap York Schiereiland en
Arnhemland, de landtong waarop de stad
Darwin ligt. De Morning Glory wordt
beschouwd als een
van de meest exotische
meteorologische fenomenen die er op
aarde zijn. De variant die vanuit het
noordoosten over de Golf van Carpentaria
richting de Australische kust komt
rollen,
maakt zijn spectaculaire
opwachting op het strand vaak rond
zonsopkomst en heeft daar zijn naam aan
te danken. |
|
|
Morning Glory of rolwolk |
|
|
|
Morning Glory of the Gulf of
Carpentaria |
|
|
|
Roll Cloud over Waikerie |
|
|
De Morning Glory’s komen vooral in het
Australische voorjaar voor, van september
tot halverwege november. Daarbij treedt er
gemiddeld
gesproken een per 2 dagen op. Er
zit dus een zekere regelmaat in. Ze hebben
meestal een breedte van 1 a 2 kilometer
(meer dan een rol waar je gemakkelijk
onderdoor kijkt is het dus niet), liggen met
hun basis tussen 100 en 300 meter hoogte
en
groeien over het algemeen niet verder uit
dan tot ongeveer
1 kilometer hoogte. Neerslag wordt er
vrijwel nooit onder waargenomen. En wat
verder opvalt, is de enorme lengte die de
wolk kan hebben, van soms wel rond 1000
kilometer. Het kan dan ook makkelijk
gebeuren dat de Glory, op het moment dat hij
op je af komt rollen,
zich langs de gehele
horizon uitstrekt. En dat maakt de passage
van de wolk aan de verder voor een groot
deel blauwe hemel ook zo spectaculair. |
|
Meestal verplaatsen de Morning Glory’s zich
met een snelheid van ongeveer 40 kilometer
per uur. Maar er zijn gevallen bekend van
wolken die
een snelheid van rond 60
kilometer per uur haalden. Aan de grond gaat
de passage van de wolk met een korte, felle
toename van de wind gepaard. Die windstoten bereiken meestal een snelheid van 55 tot 60 kilometer per
uur. Tegelijkertijd stijgt
de barometer
korte tijd met enkele hPa’s,
om vervolgens weer te dalen. |
|
Motregen: |
Heeft druppeltjes met een doorsnede van 0,1
tot 0,5 mm. Zie onder regen. |
|
Motsneeuw: |
Bestaat uit zeer kleine ijsdeeltjes, een
soort korreltjes met een doorsnede van 1
mm. |
|
|
|
|