|
Meteorologische encyclopedie - hoofdstuk H |
|
Haboeb: |
De Haboeb is een wind die het meest voorkomt
in het noordelijk en noordoostelijk deel van
Soedan.
Ze worden gekenmerkt door een
wervelende zandmassa, gepaard met een plotse
toename van de
windsnelheid en verandering
in windrichting, een scherpe daling in
temperatuur en een zeer slecht zicht. |
|
Ze hebben een duidelijke dagelijkse gang: ze
worden hoofdzakelijk in de loop van de
namiddag en avond waargenomen, eerder
uitzonderlijk tussen
4 en 14h. Het ontstaan
van de meeste van deze haboebs schijnt
te
wijten te zijn aan de ontmoeting van
betrekkelijk koude en warme lucht; soms kan
de aanwezigheid van
koude lucht veroorzaakt
worden door het voorbijtrekken van een diepe
depressie over het noordelijk
gedeelte van
Soedan. |
|
|
|
|
Schema Hadleycellen (Bron:
Weeronline) |
|
|
Hadley cel: |
Genoemd naar George Hadley, die de cellen voor het eerst beschreef is een atmosferische circulatiecel in de tropen, die vanaf de thermische evenaar tot 30 graden naar het noorden of
zuiden loopt. De windrichting aan het oppervlak (de passaat) is naar de evenaar toe gericht.
Aan de evenaar stijgt warme, natte lucht op tot de tropopauze waar het richting de polen
begint te stromen. |
|
Rond de 30e breedtegraad daalt de afgekoelde lucht weer, waardoor hier meestal een hogedrukgebied ligt. De lucht zal daarna weer in de vorm van een passaat naar de evenaar stromen, waarmee de cirkel compleet is. In schematische tekeningen zijn er twee Hadleycellen,
één vanaf de evenaar naar het noorden en één vanaf de evenaar naar het zuiden.De breedtegraad waar de Zon recht boven het aardoppervlak staat (de zogenaamde thermische evenaar)
verschuift met de seizoenen. |
|
Tijdens de zomerzonnewende staat de Zon boven de kreeftskeerkring, tijdens de winterzonnewende boven de steenbokskeerkring, en op andere momenten ergens ertussenin. Alleen tijdens de equinoxen (op of rond 20 maart en 23 september) staat de Zon precies boven
de evenaar. De Hadleycellen volgen de beweging van de Zon met een vertraging en verschuiven
dus jaarlijks mee met de beweging van de Zon. |
|
|
Hagel: |
Een neerslagvorm bestaande uit ijsdeeltjes met een diameter gaande van enkele millimeter (0,5 tot 5 mm) of tot
enkele centimeters (ijsbrokken
tot meer dan 10 cm grootte).De snelheid waarmee hagelstenen naar beneden komen
is in grote mate afhankelijk van hun grootte. Hagel ontstaat wanneer kleine ijs- en sneeuwkristallen terechtkomen in luchtlagen met grote onderkoelde waterdruppels. Het bovenste deel van een buienwolk, waar het meer dan 20 °C
vriest, bevat ijskristallen, terwijl het onderste deel, met temperaturen tussen -10 en -20 °C, onderkoelde druppels bevat. |
|
Grootte
|
Gewicht
|
Snelheid
|
2
cm |
4
gr |
60
km/uur |
4
cm |
30
gr |
100
km/uur |
6
cm |
100
gr |
120
km/uur |
8
cm |
250
gr |
140
km/uur |
10
cm |
450
gr |
160
km/uur |
12
cm |
800
gr |
170
km/uur |
14
cm |
1200
gr |
180
km/uur |
|
|
|
Hagelstenen (Bron: Kees Floor) |
|
|
|
Schade door hagelstenen (Bron:
Kees Floor) |
|
|
Dalende en stijgende luchtbewegingen in de wolk jagen ijsdeeltjes door niveaus met veel onderkoeld water. Zo komt ze in botsingen met andere onderkoelde druppels en ijs. De onderkoelde druppels zetten zich af op de ijskristallen, die groeien en ten slotte als hagel uit de wolk vallen. Hagelstenen bestaan vaak uit laagjes die afwisselend mat en helder zijn. In het matte deel zijn op grote, koude hoogten de botsende deeltjes of druppels onmiddellijk vastgevroren; in het heldere deel is vloeibaar water op lagere warmere hoogte ingevangen dat pas later op koudere hoogte bevroren is. |
|
Hagelbui: |
Bui waaruit, eventueel naast regen en/of
sneeuw, hagel valt. In de winter komen
lichte hagelbuien veel voor. In de zomer
valt hagel vaak uit min
of meer zware (onweers)
buien, waarin de convectie sterk genoeg is
om de ijsdeeltjes in de wolk langdurig vast
te houden, zodat ze uit kunnen groeien tot
grote hagelstenen, die eenmaal onderweg naar
het aardoppervlak, niet meer de gelegenheid
krijgen te smelten. Omdat de hagelstenen,
die soms wel een diameter van enkele
centimeters kunnen hebben, met veel geweld
naar beneden komen, kan vooral de agrarische
sector nogal
wat schade door hagel
ondervinden. |
|
Hageldag: |
Een hageldag is een dag waarop minstens één
hagelkorrel is waargenomen. |
|
Hagelschieten: |
Methode om zware neerslag van hagel te voorkomen, nogal eens toegepast in wijnstreken. Dreigende cumulonimbus-wolken worden met licht geschut of raketten onder vuur genomen. Men hoopt dat het groeiproces van de neerslagelementen zo vroegtijdig wordt afgebroken en de
neerslag veel minder hevig zal zijn. Over het effect van de methode lopen de meningen zeer uiteen. |
|
Half bewolkt: |
Term die kan voorkomen in een
weersverwachting. De hemel is dan voor
ongeveer de helft bedekt met bewolking van
willekeurige soorten.
De term wordt niet vaak gebruikt, omdat deze
een exactheid suggereert, die niet gegeven
kan worden. Zie ook bedekkingsgraad. |
|
Half-meridionale
circulatie: (half-zonale circulatie)
|
Eén van de drie hoofdcirculatietypen uit de
circulatieclassificatie. De gemiddelde
stroming loopt ongeveer diagonaal ten
opzichte van lengte- en breedtecirkels. Het
subtropisch maximum
is noord- of noordoostwaarts verschoven tot ongeveer 50°
noorderbreedte. Voorbeelden van
half-meridionale circulaties zijn de
zuidwestcirculatie, de noordwestcirculatie,
de hogedrukzone
Oceaan-Midden-Europa, de
hogedrukzone boven
Midden-Europa en de lage
druk boven Midden-Europa. |
|
Halfrond: (hemisfeer) |
Dit is een helft van het aardoppervlak, het
oppervlak van de planeet Aarde. Er zijn
verschillende manieren om de Aarde in
halfronden te verdelen. |
|
1: In een noordelijk en een zuidelijk
halfrond, gelegen ten noorden of ten zuiden
van de evenaar. Het noordelijke wordt noordelijk
halfrond
genoemd, het andere zuidelijk halfrond. |
2: op vergelijkbare wijze kan de Aarde,
gemeten naar de nul-meridiaan, verdeeld
worden in een Oostelijk halfrond en een
Westelijk halfrond. |
3: het halfrond waar zich het grootste
aandeel landoppervlak bevindt, wordt
landhalfrond genoemd; het halfrond met het
grootste aandeel
wateroppervlak
waterhalfrond. |
|
Half tot zwaar bewolkt: |
Term die in een weersverwachting kan
voorkomen. Bedoeld wordt een verwachte
bedekkingsgraad van de bewolking van vier
tot acht achtsten, overeenkomend met een
zonneschijnpercentage
van 10-40%. De term
wordt voor overdag en ’s nachts gebruikt.
Een overeenkomende zonneschijnterm is: af en
toe zon. |
|
Halne: |
Lokale wind in het Tatra-gebergte, op de
grens tussen Slowakije en Polen. De halne
waait overwegend uit zuid tot zuidwest.
Het
is een warme valwind met föhneigenschappen. |
|
Halo: |
Optisch verschijnselen ontstaan ten gevolge
van breking van zon- of maanlicht in
ijskristallen. Bijvoorbeeld gekleurde
kringen met de zon of de maan als
middelpunt. Kringen om de zon zijn echter
allerminst zeldzaam, gemiddeld iedere twee
of drie dagen is er ergens in ons land wel
zo'n kring te zien en elders in de wereld is
dat niet anders. |
|
Met de regenboog heeft het verschijnsel
niets te maken. Een regenboog ontstaat door
weerkaatsing van
zonlicht in regendruppels,
een halo door weerkaatsing in ijs. Naast de
kring kunnen allerlei vormen zichtbaar
zijn
zoals bogen in verschillende richtingen die
raken aan de kring, lichtzuilen boven de zon
en lichtvlekken aan weerszijden van de zon.
Deze meestal prachtig gekleurde vlekken zijn
geregeld te zien en worden bijzonnen
genoemd.
Halo's hebben een voorspellende betekenis:
een kring om zon of maan is vaak een
voorbode van
een weersverslechtering. |
|
|
|
Halo rond de zon |
|
|
Halo-verschijnselen |
Volledige of gedeeltelijke, gekleurde of
witte ringen om de zon of de maan. Ze zijn
zeer verschillend van uiterlijk en komen
meestal voor in wolken
in hogere luchtlagen, zoals cirrus en cirrostratus, of bij lichte ijsnevel. Deze
ijsnevel of hoge bewolking is soms zo ijl
dat hij niet te zien is. De halo is dan de enige aanwijzing van de aanwezigheid van deze bewolking of nevel. De halo wordt veroorzaakt door de breking en terugkaatsing van zon-
of maanlicht in en op
de
ijskristallen waaruit de genoemde bewolking bestaat.Van de vorm en de oriëntatie van de
kristallen zal afhangen in welke vorm de
halo zich vertoont. Soms zijn verschillende
vormen tegelijk aanwezig. De voornaamste
vormen zijn: de halo van 22° (kleine of
gewone kring), de halo van 46° (grote
kring), de parhelische ring, de raakboog, de
circumzenitale boog, de bijzon, de tegenzon
en de bijtegenzon, de onderzon en de
lichtzuil. Haloverschijnselen, die zich in
de buurt van de zon bevinden, zoals de
kleine kring en de bijzonnen, zijn het best
te observeren door een zonnebril. Bij de
maan zijn de halos met het blote oog goed
waar te nemen, zij het dat door de geringe
lichtsterkte de
kleuren niet te zien zijn. Lees meer over halo's |
|
Harde ruige rijp: (ruige vorst)
|
Korrelige en gewoonlijk witte ruige rijp,
bezet met kristallijne vertakkingen van
ijskorrels die min of meer gescheiden zijn
door ingesloten lucht. |
|
Harde wind: |
Een harde wind of windkracht 7 op de schaal
van Beaufort komt overeen met een 10 minuut
gemiddelde windsnelheid van 50 - 61 km/uur
(13,9-17,1 meter per seconde). In een harde
wind is het lastig om tegen de wind in te
lopen of fietsen. Hele bomen raken in
beweging.
Kleine vogels zoeken
een schuilplek en vlinders en horzels
vliegen niet meer. Een harde wind
veroorzaakt op het water hogere golven met
overal brekende koppen en schuimstrepen.
Windkracht 7 of meer wordt in De Bilt
jaarlijks gemiddeld slechts in 0,03% van het
totale aantal uren gemeten,
in De Kooy bij
Den Helder is dat 2,18%, in Vlissingen
3,48%. |
|
Harmattan: |
De harmattan is een warme en droge
noordoosten- tot oostenwind die over het
noordwesten van Afrika waait. Hij beïnvloedt
een gebied dat zich uitstrekt tot 5°
noorderbreedte in januari en tot
18°
noorderbreedte in juli. In de hogere
luchtlagen vindt men hem terug ten zuiden
van deze
limiet
waar hij boven de zuidwestmoesson stijgt. |
|
Hectopascal: |
De officiële eenheid voor de luchtdruk. 1
hPa = 100 Pascal (1 Pa = 1N/m²). Eén
hectopascal is hetzelfde als één millibar.
Eenheid van druk,
de kracht per oppervlak, volgens het
Internationale Systeem van Eenheden. De
Pascal is genoemd naar de Franse geleerde Blaise Pascal
(1632-1662), die vooral bekend
werd om zijn natuurkundige wetten voor
vloeistoffen en gassen.
De luchtdruk is
normaal op zeeniveau ruim 100.000 Pascal. Hecto betekent honderd, zodat 100.000 Pascal
gelijk is aan 1000 hectopascal (hPa). De
meeste barometers vermelden de luchtdruk
tegenwoordig in hPa. Vroeger werd de
millibar gebruikt, maar de millibar is exact
gelijk aan de Hectopascal.
Een andere maat
is de
millimeter kwik: 760 mm kwik = 1000
mbar = 1000 hPa. |
|
Heiigheid: |
Beperking van het zicht door uiterst kleine
droge deeltjes die in de lucht zweven maar
zelf niet of nauwelijks zichtbaar zijn.
Heiigheid legt door verstrooiing van licht
in de minuscule deeltjes een rood- of
blauwachtige sluier over het landschap. |
|
Heiligenschijn: |
Verschijnsel dat kan worden waargenomen een
in bedauwd weiland. Het is een heldere,
witte vlek rond de schaduw van het hoofd van
de
waarnemer zelf. Hoewel dit verschijnsel
ontstaat door reflecties in waterdruppels,
behoort het niet tot de
regenboogverschijnselen. |
|
Helder: |
Een wolkeloze hemel wordt in de meteorologie
als helder gecodeerd. In het weerbericht
wordt de term ook gebruikt voor een vrijwel
wolkeloze
lucht in de nacht. Helder kan op
betrekking hebben op het zicht; vooral in
polaire lucht uit noordelijke breedten is
het zicht meestal goed onder
meer doordat er
weinig verontreiniging in die lucht zit.
Echter, wanneer de sterren opvallend aan de
hemel staan te fonkelen kan dat een spoedig
einde betekenen van het mooie weer. Dat
wijst op aanvoer van koude, zeer droge lucht
in de hogere lagen van de atmosfeer. |
|
Heldere periode: |
Term die kan voorkomen in een
weersverwachting. De term is de nachtelijke
tegenhanger van perioden met zon, met als
toevoeging dat het
zicht goed moet zijn.
Wanneer dat niet het geval is wordt de term
opklaringen gebruikt. |
|
Heldere ruige rijp: |
Gladde, homogene en gewoonlijk doorzichtige
ruige rijp, tamelijk vormloos en met een
hobbelig oppervlak. Wat de vorm betreft,
lijkt de heldere
ruige rijp op ijzel. |
|
Helderheidsniveau: |
Gemiddelde helderheid (zichtbaarheid) van de
objecten en oppervlakken in de onmiddellijke
omgeving van een waarnemer die een
zichtafstand schat. |
|
Heliograaf: |
Toestel om de hoeveelheid zonneschijn te
registreren. Bestaat uit een massief glazen
bol met daarachter een diagram. Wanneer de
zon schijnt
brandt deze een spoor in het
diagram.
De lengte van het brandspoor is een
maat voor de totale zonneschijnduur. |
|
Hellingswind: |
Bij mooi weer overdag wordt een aan de zon
blootgestelde (berg)helling door de
zonnestraling verwarmd. De lucht die zich
dichtbij de helling
bevindt, wordt daardoor
meer verwarmd dan deze die zich op enige
afstand van de helling bevindt. Deze warmere
lucht is lichter en gaat stijgen (anabatische
wind) en wordt op zijn beurt vervangen door
lucht die zich aanvankelijk op enige afstand
van de helling bevond. Na enige tijd
ontstaat er een gesloten circulatie. Tijdens
de nacht krijgen we net de omgekeerde
situatie: door de nachtelijke uitstraling
koelt de berghelling
meer af en zo ook de
zich onmiddellijk daarboven bevindende
lucht. Wij krijgen een dalende hellingswind
(katabatische wind). |
|
Hellman pluviometer: |
Naar Gustav Hellmann, Duits meteoroloog,
1854 - 1939. Deze neerslagmeter bestaat uit
een cilindervormige opvangbuis (200 cm²) met
een trechter op de bodem. Deze trechter zelf
bevindt zich
op 1 m boven het aardoppervlak
en mondt uit in een fles.
Lees meer over regenmeters |
|
Hellman Koudegetal: |
Classificatie van de kou in het
winterperiode gebaseerd op het dagelijks
etmaalgemiddelde van de temperatuur.
Dat is
het gemiddelde over 24 uur,
dat bepaald wordt uit de 24 uurlijkse
temperatuurmetingen op een dag.
Alle etmaalgemiddelden beneden het vriespunt
over de periode 1 november tot
en met uiterlijk 31 maart worden opgeteld,
zodat uiteindelijk één (koude)getal wordt
verkregen. Daarvan wordt het minteken
weggelaten. |
|
De methode om winters te classificeren werd
geïntroduceerd door de Duitse meteoroloog
Gustav Hellmann (1854-1939). Voordeel is de
mogelijkheid van
een tussentijdse balans van de kou.
Bovendien telt ook vorst in het voor- en
naseizoen meetelt, dit in tegenstelling tot
meteorologische winter die alleen betrekking
heeft op de kalendermaanden december,
januari en februari. |
|
|
Koudegetal
Hellmann (H) |
Classificatie |
Frequentie |
>
300 |
Streng |
1x in de 50 jaar |
160 - 300 |
Zeer koud |
1x in de 10 jaar |
100 - 160 |
Koud |
1x in de 3 jaar |
40 - 100 |
Normaal |
- |
20 - 40 |
Zacht |
1x in de 3 jaar |
10 - 20 |
Zeer zacht |
1x in de 10 jaar |
0 - 10 |
Extreem zacht |
1x in de 50 jaar |
|
|
Helmholtz Hermann von: (1821 - 1894) |
Deze Duitse wetenschapper maakte reeds
studies over thermische cyclonen tijdens de
tweede helft (jaren zeventig)
van de 19de
eeuw.
Hij was de grondlegger van de theorie
over het "polaire front" (1888). |
|
Helmwind: |
Een sterke, koude, katabatische en buiige
NO'sten wind langs de westelijke hellingen
van de Cross Fell bergen in Cumbria, NW
Engeland.
Het fenomeen komt vooral gedurende de late
winter en de lente. De naam "helm" komt van
een typische wolkenbank die boven de
bergtoppen
blijft hangen, soms ook "cap cloud" genoemd. |
|
Hemisfeer: |
Halfrond, helft van hemel- of aardbol. |
|
Hemmer Jacob: (1733- 1790) |
Was hofkapelaan van de keurvorst Karl
Theodor von der Pfalz (1724- 1799),
organisator en wetenschappelijk leider van
de "Societas
Meteorologica Palatina", en de
grondleggers van de klimatologie in Europa (Mannheimer
Zeit). Hun netwerk omvatte 39 stations, 36
in Europa,
1 in Groenland en 2 in
Noord-Amerika. |
|
Hemoeremeisch: |
Een klimaatclassificatie onder betrachting
van de gemiddelde maandwaarden van
temperatuur en neerslag: 8 tot 11 droge
maanden,
geen vorstmaand |
|
Hemoeremeisch koud: |
Klimaatclassificatie onder betrachting van
de gemiddelde klimaatclassificatie
betrachting van de gemiddelde maandelijkse
waarden van
temperatuur en neerslag: 9 tot
10 droge maanden,
enkele vorstmaanden. |
|
Henry Joseph: (1797- 1878) |
Amerikaans wiskundige, een van de pioniers
die hielpen bij de opbouw van een
waarnemingsnet in de VS. In 1847 stelde hij
de uitbouw van een stationsnet voor "Solving
the problem of American Storms". Eén van
zijn voorstellen in het jaar 1849 was om de
weerstations op te richten in
de nabijheid
van telegrafie posten. Het netwerk groeide
van 100 stations in 1850 tot ongeveer 350 in
1869, de meesten ervan in het oosten
van de
VS. |
|
Herfst: |
Eén van de 4 seizoenen. De astronomische
herfst begint rond 23 september wanneer de
dag- en nachtperiode exact even lang zijn.
De weerkundige herfst start echter reeds op
1 september en omvat ook nog de maanden
oktober en november. In dit seizoen treden
de
eerste (najaars-)stormen op. |
|
Herfsteclips: |
Verschijnsel waardoor tijdens de herfst in
de nachtelijke uren geen beelden gemaakt
kunnen worden door de geostationaire
weersatellieten.
Het kenmerk van de geostationaire
weersatelliet is dat deze met dezelfde
snelheid rond de aarde draait, als de
omwentelingssnelheid van de
aarde en dus
boven de zelfde plaats op aarde blijft
hangen. De geostationaire weersatellieten
staan alle op ongeveer 36.000 km hoogte,
recht boven de evenaar. De energie wordt
geleverd door zonnecellen op de satelliet
zelf. Door de schuine stand van de aardas
ten opzichte
van de zon bevindt de satelliet
zich in de herfstnacht enkele uren in de
schaduw van de aarde, waardoor hij
onvoldoende energie ontvangt
om beelden te
kunnen maken. |
|
Hergesell Hugo: (1589 -
1938) |
Deze Duitse aëroloog ontwikkelde o.a. de
theorie van de pilot-ballon of de meting van
de hoogtewinden door middel van een ballon
met een nauwkeurig berekende stijgsnelheid,
een chronometer, een theodoliet, ... en de
rest is driehoeksmeetkunde. |
|
Herodotus van Halikarnassos: (484 - 425 v.C.) |
Grieks historicus, hij overleverde ons een
nauwkeurige beschrijving van het Egyptisch
klimaat in de buurt van Memphis o.a. met
vragen naar de oorzaak van het jaarlijks
wassen van de Nijl. |
|
Heon van Alexandrië:
(ongeveer 62 v.C.) |
Grieks mathematicus en beoefenaar van de
ingenieurskunst, die o.m. de
volumeverandering van lucht volgens
temperatuurschommelingen onderzocht. |
|
Herschel Sir John: (1792 -
1871) |
In zijn tijd bekend Engels astronoom en
beoefenaar van de (onuitroeibare)
astro-meteorologie, maakte weerprognoses
gebaseerd op de maanstanden. |
|
Hesodius: (700 v.C.) |
Grieks dichter, uitblinker in bloemrijke
beschrijvingen van weer en klimaat. Hij
beschreef echter ook, en wetenschappelijk
verantwoord,
de hydrologische kringloop. |
|
Heterosfeer: |
Uit het Grieks: heteros = anders geschapen.
Dit deel van de atmosfeer, ongeveer vanaf
een hoogte van 120 km, in dewelke de
samenstelling van
de atmosfeer verandert.
M.a.w. het moleculair gewicht van gassen
verandert ingevolge o.m. de ontbinding van
zuurstof (dissociatie) en diffusie. |
|
HIRLAM: |
High Resolution Limited Area Model. Het is
een rekenmethode welke bij het KNMI
gehanteerd word voor het maken van
weersverwachtingen.
Met deze methode berekend men acht maal per
dag een verwachting voor de komende 48 uur. E.e.a. gebeurd volgens de zgn finemesh-methode
wat inhoudt dat de roosterpunten voor
de
berekening 11 kilometer uit elkaar liggen. |
|
Hittedraadanemometer: |
Een anemometer, waarbij de warmte-overdracht
wordt gemeten van een elektrisch verwarmde
metaaldraad aan de omringende lucht.
Bij
grote windsnelheid wordt meer warmte aan de
langsstromende lucht afgestaan dan bij
kleinere windsnelheden. Het gemeten
warmteverlies
is hierbij een maat voor de
windsnelheid. |
|
Hittefilmanemometer: |
Een anemometer waarvan het principe
overeenkomt met dat van de
hittedraadanemometer. Bij de
hittefilmanemometer wordt echter gebruik
gemaakt van een metalen strip i.p.v. een
draad. |
|
Hittegolf: |
In Nederland is officieel sprake van een
hittegolf als de maximumtemperatuur in De
Bilt gedurende tenminste vijf dagen elke dag
25°C of hoger is (zomerse dagen) en in dat
tijdvak bovendien op zeker drie dagen
minstens 30°C is bereikt (tropische dagen).
Een hittegolf is dus een serie van minstens
vijf zomerse dagen, waarvan er zeker drie
tropisch zijn.
Een hittegolf komt
statistisch in ons land ongeveer eens in de
drie jaar voor,
maar soms zit er veel meer
of juist minder tijd tussen. Tussen 1951 en
1974 was er geen enkele hittegolf op, maar
alleen de zomer van 1947
telde er vier. |
|
Hitte-index: |
Warm en vochtig weer voelt drukkend aan en
langdurige hitte kan vooral
voor ouderen en zieken uitputtend zijn. Ook
voor mensen met een goede conditie is een
hittegolf vermoeiend omdat de combinatie van
hitte en vocht
hoge eisen stelt aan hart- en
bloedvaten. Naar aanleiding van ervaringen
met hete zomers, zoals die van 2003 en 2006,
die in Europa aan veel mensen het leven
kostte, zijn verschillende landen, waaronder
ook ons land,
begonnen met waarschuwingen en
gedragsadviezen wanneer sprake is van een
hittegolf. |
|
De Wereld Meteorologische Organisatie (WMO)
nam naar aanleiding van deze ervaringen
het
initiatief om de hitte index onder de
aandacht te
brengen. De index beschrijft de
warmteoverdracht tussen lichaam en omgeving.
Als de omgevingstemperatuur warmer
is dan de
lichaamstemperatuur kan dat gevaar opleveren
voor de gezondheid.
De hitte index, die geldt voor zonnig weer,
wordt bepaald uit een combinatie van
temperatuur en vochtigheid. |
|
De tabel vermeldt ook wat de gevolgen van de verschillende waarden voor de mens
kunnen zijn en wanneer de gezondheid bij grote lichamelijke inspanning gevaar loopt. |
|
|
Temp |
Relatieve
luchtvochtgheid (%) |
|
0 |
10 |
20 |
30 |
40 |
50 |
60 |
70 |
80 |
90 |
100 |
50°C |
44 |
49 |
56 |
51 |
|
|
|
|
|
|
|
45°C |
40 |
43 |
46 |
52 |
59 |
61 |
|
|
|
|
|
40°C |
36 |
38 |
40 |
43 |
46 |
51 |
56 |
|
|
|
|
35°C |
32 |
33 |
34 |
35 |
37 |
39 |
42 |
45 |
50 |
|
|
30°C |
27 |
28 |
28 |
29 |
30 |
31 |
31 |
32 |
34 |
36 |
38 |
25°C |
23 |
23 |
24 |
24 |
25 |
25 |
25 |
26 |
26 |
26 |
26 |
20°C |
18 |
18 |
18 |
19 |
19 |
19 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
Groot gevaar |
Gevaar |
Voorzichtigheid geboden |
Blijf alert |
Hitte-index volgens Steadman Bron: KNMI |
|
|
Deze absolutendex is ontwikkeld door de Amerikaan
Robert Steadman, die ook een windchill-index
voor de combinatie van vorst en wind
bedacht. Daarnaast wordt in verschillende
landen gewerkt aan de ontwikkeling van een
relatieve klimaatafhankelijke index,
waarin bijvoorbeeld ook de bijdrage van
minimum- en maximumtemperatuurordt
meegewogen. Hoe we warmte ervaren hangt niet
alleen af van zonnestraling, temperatuur en
vochtigheid, maar ook van onze inspanning,
gezondheid, kleding,voedingspatroon en zweet. Hitte leidt tot transpiratie en vochtverlies en daarom is het belangrijk om ter compensatie bij heet weer regelmatig te drinken. Door verdamping van transpiratievocht koelt de huid af, omdat verdamping energie kost. Bij tropische temperaturen van 30 graden en hoger komt warmte-afgifte vrijwel alleen tot stand door
verdamping.
In vochtige lucht is de
verdamping echter minder dan in droge lucht
en voelt het warmer aan (drukkend), vooral
als een verkoelende
wind ontbreekt. |
|
Hittestress: |
Verschijnsel tijdens een periode met
uitzonderlijk warm weer. Wanneer
vochtverlies van het menselijk lichaam, door
overmatig transpireren,
niet of weinig wordt aangevuld kunnen grote
problemen ontstaan. Het lichaam droogt uit
en zelfs een hartaanval of een beroerte kan
het gevolg
zijn. Vooral ouderen en zieke
mensen zijn gevoelig voor deze hittestress.
Vandaar dat er tijdens warm weer wordt
geadviseerd veel te drinken. |
|
Hodograaf: |
Grafiek waarmee de verandering van de
horizontale temperatuurverdeling rond een
bepaalde plaats op het aardoppervlak kan
worden bepaald
aan de hand van
windwaarnemingen op
diverse hoogten,
verkregen uit een oplating van een
radiosonde. |
|
Hoge wolken: |
Wolken op 6 tot 12 kilometer hoogte die
voornamelijk bestaan uit ijskristallen.
Bekend zijn de sluier- of cirruswolken
(cirrus, cirrocumulus en cirrostratus) en de
contrails, sporen in de
lucht die
vliegtuigen achterlaten. In cirruswolken is
vaak een gekleurde ring rond de zon te zien,
een zogenaamde halo, wat vaak wijst op een
weersverslechtering. |
|
Hogedrukgebied: |
Gebied met een hogere luchtdruk dan de
omgeving, ook wel hoog of anticycloon
genoemd. Een uitloper van het hogedrukgebied
wordt een rug
van hoge druk genoemd, een
snel
passerend hogedrukgebied een trekrug of
tussenhoog. Het bekendst is het Azorenhoog
bij de Azoren dat
ontstaat
door de uitwisseling van warmte tussen de
tropen en de poolgebieden.
De positie van
dat hogedrukgebied is een belangrijke
sturingsfactor van het weer in West-Europa.
Een hogedrukgebied biedt vaak mooi weer maar
door de rust in de atmosfeer kan het
ook
mistig of bewolkt zijn.
Ook bij hoge barometerstanden kan het soms
regenen. |
|
Hogedrukzone boven
Midden-Europa: |
Eén van de luchtcirculatietypen. Dit
circulatietype is een half-meridionale
circulatie. Er ligt in deze situatie een
krachtig hogedrukgebied boven het
noordwesten van Europa: van Frankrijk tot
Polen en van Zuid Scandinavië tot over de
Britse eilanden. De invloed van de
Iagedrukgebieden blijft
buiten dit gebied. |
|
Hogedrukzone
Oceaan-Midden-Europa: |
Eén van de luchtcirculatietypen. Dit is een
half-meridionale circulatie. Er ligt in deze
situatie een langgerekt hogedrukgebied van
Rusland, over onze omgeving tot over de
Atlantische Oceaan.
De lagedrukgebieden
volgen een zeer noordelijke of zuidelijke
koers. |
|
Holle wind: |
Benaming uit de zeilwereld van een koude
wind uit het noorden. Tegenover gestelde is
een bolle wind voor een warme wind uit het
zuiden.
Een holle wind wordt ook wel een
dichte wind genoemd. |
|
Homogeen: |
Betekend: overal gelijk. |
|
Hondsdagen: (periode van grote hitte) |
De tijd van de hondsdagen is een
zomerperiode waarin het weer vaak erg warm
en broeierig kan zijn. De combinatie van
hoge temperaturen en
een hoge
luchtvochtigheid maakt dat het geregeld
benauwd aanvoelt en onweersachtig is. Het
weerbeeld tijdens de Hondsdagen is trouwens
in enkele gevallen onstabiel. Vandaar ook de
weerspreuk behorend bij Sint Margriet
dat op
20 juli valt; “Regent het op Sint-Margriet,
dan zes weken regen dat het giet.” De
hondsdagen werden in de Romeinsetijd ook wel
beschouwd als de droogste tijd van het jaar.
Heel dikwijls wordt in deze
tijd
het topje
van de zomer bereikt. Maar als het weer in
de 'Grote Hond-periode' wisselvallig is dan
herstelt het zich vaak moeilijk. De benaming
'hondsdagen'
is ontleend aan de hondsster
Sirius.
De hondsster is in de
ochtendschemering zichtbaar op onze breedte
tussen 19 Juli en 18 Augustus. De naam
hondsdagen komt ook uit de tijd toen
er nog
geen koelkasten bestonden want het eten
bedierf sneller en het werd dan
vaak aan de
hond gevoerd. |
|
Hoofdregenboog: |
De meest opvallende regenboog. Deze ontstaat
als de invallende lichtstralen door de
regendruppel eerst bij het intreden worden
gebroken,
vervolgens in de druppel eenmaal worden
gereflecteerd en hierna bij het uittreden
nogmaals worden gebroken. De hoofd regenboog
kan men zien
als men met de rug naar de zon staat. Het
middelpunt van de boog is het tegenpunt van
de zon en ligt dus even ver beneden de
horizon als de zon
er boven staat. Het rood staat aan de
buitenkant van de boog. De straal van de
regenboog is 42°, waaruit volgt
dat hij
alleen te zien is als de zon lager staat dan
42° boven de horizon. |
|
Hoog: |
Hogedrukgebied. Daar is een luchtkolom
zwaarder dan in de omgeving. |
|
Hoogwater: |
Hoge stand van het water in de rivieren of
van de zee die kan leiden tot
overstromingen. De waterstanden worden
nauwlettend gevolgd door het Rijksinstituut
voor Integraal
Zoetwaterbeheer en
Afvalwaterbehandeling (RIZA) in Lelystad. Op
basis van meteorologische gegevens van het
KNMI zoals de verwachte hoeveelheid en
intensiteit van de neerslag in de strooomgebieden van de rivieren maakt het
RIZA bij (kritische)
hoogwatersituaties speciale
hoogwaterberichten. De verwachtingen, die
berekend worden door de computer, zijn
gebaseerd op uitkomsten van rekenmodellen.
Ook storm kan leiden tot hoge waterstanden,
maar dan langs de kust. Een stormvloed is
een sterke verhoging van de zeespiegel langs
de kust door de wind. Het KNMI maakt
verwachtingen van de waterstanden en
stormvloedwaarschuwingen op basis van het
astronomisch
getij en de verwachte golfhoogtes onder
invloed van de wind.
Het broeikaseffect
leidt on deze eeuw tot meer en zwaardere
neerslag en een zeespiegelstijging tussen 10
en 90 cm. Voor de waterhuishouding in ons
land heeft dat grote gevolgen. |
|
Hoogtefront: |
Front (of frontvlak) dat niet tot aan het
aardoppervlak doorloopt, maar alleen in de
bovenlucht te vinden is. Een hoogtefront kan
ontstaan doordat het frontvlak bij het
passeren van een bergrug aan de onderkant is
afgesneden of omdat het frontvlak in de
onderste delen van de atmosfeer is vervaagd.
Onderscheiden worden hoogtekoufronten en
hoogtewarmtefronten. |
|
Hoogtekaart: (absolute topografie,
hoogtestromingskaart) |
Aërologische kaart waarop een analyse of een
prognose is gemaakt van stromingspatr0nen en
een aantal meteorologische grootheden op een
bepaald drukvlak. Hoogtekaarten zijn nuttige
hulpmiddelen voor de meteoroloog bij het
analyseren van weersituaties. De diverse
stromingspatronen geven informatie over de
eigenschappen, zoals temperatuur en vocht,
van de aangevoerde lucht op de diverse
drukvlakken en de ontwikkeling van het
weersverloop. |
|
Hoogtekoufront: |
Hoogtefront waarachter zich, in de
bewegingsrichting gezien, koudere lucht
bevindt. |
|
Hoogtewarmtefront: |
Hoogtefront waarachter zich, in de
bewegingsrichting gezien, warmere lucht
bevindt. |
|
Hoogtemeter: |
Zie altimeter. |
|
Hoogtewind: (bovenwind, hoogtestroming)
|
Stromingen van de lucht op bepaalde hoogten.
Deze worden gemeten tijdens aërologische
waarnemingen. Door de gehele atmosfeer heen
kunnen richting en snelheid van de wind
sterk variëren. Ten behoeve van de
meteoroloog worden in het algemeen alleen de standaarddrukvlakken 850 hPa (ca. 1500 m),
700 hPa (ca. 3000 m), 500 hPa (ca. 5500 m)
en 300 hPa (ca. 10.000 m) op weerkaarten
gepresenteerd.
De hoogtewinden zijn voor de
weersverwachtingen van groot belang. Deze
winden bepalen immers waar op de diverse
hoogten de lucht vandaan komt. Wat is de
temperatuur van die lucht?, wat is de
vochtigheid? en wat is de kans op bewolking
op die bepaalde hoogte? zijn vragen waarmee
de meteoroloog zich doorlopend bezighoudt.
Bijvoorbeeld een situatie met een
noordenwind aan het aardoppervlak en op
enkele kilometers hoogte een zuidenwind: de
noordenwind
aan het aardoppervlak voert (in het
algemeen) koude lucht aan en de zuidelijke
bovenwind voert warmere lucht aan, met als
resultaat in dit geval een zeer stabiele
opbouw van
de atmosfeer. |
|
Hoos: |
Een dikwijls hevige wervelwind die
samenhangt met een wolk, in de vorm van een
zuil of een omgekeerde kegel (slurf of
trechter), die uit de basis
van een cumulonimbus komt.
Een dergelijke
windhoos neemt doorgaans grote hoeveelheden
waterdruppeltjes, stof, zand, papier e.d.,
die van
de
zee of de grond worden opgewaaid, met zich
mee. |
|
Horizon: (einder, gezichtseinder, kim) |
Maximale zichtafstand bij helder weer. Deze
wordt gemarkeerd door een doorlopende rechte
lijn rondom de waarnemer, waar het
aardoppervlak
lijkt samen te komen met de
lucht. |
|
Horizontaal zicht: |
Horizontale afstand waarop een voorwerp, van
bepaalde grootte, te zien en te herkennen
is. Het zicht wordt bepaald door
meteorologische omstandigheden, zoals
heiigheid, nevel,
mist en neerslag. In zware
regen kan het zicht teruglopen tot minder
dan 500 m, bij motregen,
afhankelijk van de intensiteit, tot waarden
van 500 m tot 3 km. De invloed van vallende
sneeuw op het zicht
is zeer groot. Matig
vallende sneeuw
doet het
zicht gewoonlijk teruglopen tot
omstreeks 1000 m. Bijzware sneeuw kunnen de
zichtwaarden zelfs variëren van 200 m tot
minder dan 50 m. |
|
Howling fifties: |
Een beukende lokale wind op de oceanen van
het zuidelijk halfrond. De naam stamt
waarschijnlijk van walvisvaarders en andere
zeelieden die in de 19de eeuw de oceanen
bevoeren.
De winden geselden de
handelsroutes naar het zuiden, tussen 40 en
50° ZB, ongehinderd door continenten en
bergketens. |
|
Humide klimaat: |
Klimaat waarin in elke maand van het jaar de
neerslag groter is dan de verdamping.
Wisselen natte en droge maanden elkaar min
of meer
regelmatig af, met andere woorden:
kan men van één of meer droge tijden en één
of meer natte tijden spreken, dan is er
sprake van een
semi-humide klimaat, zoals in
West-Europa. |
|
Humidex: |
Deze waarde wordt berekend door de
combinatie van de luchttemperatuur,
vochtigheid en waterdampdruk.
De
waterdampdruk E wordt berekend in hPa (mB)
en dit blijkt een hele nauwkeurige formule
te zijn voor temperaturen groter dan 0
°Celsius Echter, de humidex is pas zinvol
als zijn waarde groter is dan 30. Dit treedt
op bij luchttemperaturen boven de 23 °C en
een dauwpunt van 15 °C of hoger.
Ook wel de
behaaglijkheidwaarde genoemd. |
|
|
Humidex
(°C) |
Situatie |
20
- 29 |
Comfortabel |
30
- 39 |
Wisselende
mate van onbehagen |
40
- 45 |
Oncomfortabel |
>
46 |
Veel
soorten werk moeten worde beperkt |
|
|
Humulis: |
Nederig, laag, onaanzienlijk, klein. |
|
Hummock: |
In zee drijvende onregelmatig gevormde
ijshopen. Ze ontstaan door het herhaaldelijk
tegen elkaar stoten van dikke ijsschollen of
ijsvelden,
waarvan vervolgens brokken aan elkaar
vastvriezen. Hummocks kunnen soms wel tot 10
mtr boven het zeeniveau uitsteken. |
|
Hupe: |
Lokale wind op Tahiti. De hupe is een
typische landwind. |
|
Hurricane: |
Een hurricane is een tropische orkaan met
gemiddelde windsnelheden van meer dan 117
km/h in het gebied van de Atlantische
Oceaan.
Deze orkanen zorgen voor schade door wind,
zware regen en stormvloed in de Verenigde
Staten, met name de Amerikaanse oostkust,
Mexico, Midden-Amerika en het Caribisch
gebied met de Bovenwindse Eilanden.
Meteorologen kunnen de koers en ontwikkeling
van een hurricane aardig inschatten op basis
van computerberekeningen van de atmosfeer.
Actuele waarnemingen, ook vanuit vliegtuigen
spelen een belangrijke rol in de
voorspellingen. Onduidelijk is in hoeverre
klimaatveranderingen invloed op hurricanes;
de klimaatmodellen spreken elkaar tegen.
Lees meer over tropische stormen |
|
Hybride verduistering: |
Zonsverduistering die langs een deel van het
eclipspad ringvormig en langs een deel
totaal is. |
|
Hydrometeoren: |
Verzamelnaam voor alle soorten neerslag
zoals daar zijn: mist, nevel, regen,
motregen, ijzel, sneeuw, motsneeuw,
korrelsneeuw, ijsnaaldjes,
hagel en ijsregen.
Lees meer over hydrometeoren |
|
Hydrosfeer: |
Alle water op aarde, dus het geheel van
oceanen, zeeën, rivieren, ijs- en sneeuw en
ook het grondwater. |
|
Hygrograaf: |
Automatisch registrerende hygrometer. |
|
Hygroscopisch: |
Wateraantrekkend. |
|
Hygrometer: |
Toestel voor het meten van de relatieve
luchtvochtigheid. Werkt meestal op het
principe dat ontvet paardenhaar
langer wordt
bij stijgende luchtvochtigheid. Een
hygrometer geeft de verhouding tussen de
actuele hoeveelheid waterdamp en de maximale
hoeveelheid die de lucht kan bevatten,
gegeven de heersende temperatuur.
Het ijken
van een hygrometer gebeurd door
alle openingen af te dekken behalve één.
Door deze ene opening blaast men uitgeademde
lucht, deze is meestel verzadigd van vocht,
en de hygrometer moet dan 100% aanwijzen.
Buitenshuis kan de relatieve
vochtigheid enorm variëren, van minder dan
20% tot 100%, binnen ligt die meestal
tussen
60 tot 70%. De vochtigheidsmeter is ouder
dan
de thermometer: de eerste ideeën voor
het meten van de vochtigheid werden al in
1452 in Italië uitgewerkt. Het instrument
bestond toen uit een
spons die aan een
balans
was opgehangen. Vochtigheidsmeters
werden eind zeventiende eeuw populair, toen
in de vorm van een weerhuisje, waarin bij
(mooi=droog weer) een vrouwtje naar buiten
draaide en bij slecht (=vochtig weer) het
mannetje. De weerhuisjes, die waarschijnlijk
in Zwarte Woud hun oorsprong vonden, zijn
tegenwoordig een geliefd souvenir.
Lees meer over hygrometers |
|
|
|
Haar Hygrometer |
|
|
Hygroscopische deeltje: |
Deeltje dat vocht aan de lucht onttrekt.
Zo'n hygroscopisch deeltje werkt als een
condensatiekern en speelt op die manier een
belangrijke rol bij
de vorming van wolken en
neerslag. |
|
Hypsometer: (hoogtemeter)
|
Een barometer die bestaat uit een niet
afgesloten vat dat gevuld is met een
vloeistof die aan de kook gehouden wordt.
Bij dit instrument wordt
gebruik gemaakt van het gegeven dat het
kookpunt van een vloeistof afhangt van de
omringende luchtdruk. Zo is het kookpunt van
gedestilleerd
water gelijk aan 100°C bij een druk van 1
atmosfeer (= 1013,3 hPa). Als de luchtdruk
960 hPa is, kookt dit water al bij 98°C.
De
temperatuur van de kokende vloeistof is dus
een maat voor de heersende luchtdruk.
Lees meer over hypsometers |
|
|
|
|