|
De luchtdruk wordt gemeten met een barometer. De meeste moderne barometers bevatten een vrijwel luchtledig doosje dat afhankelijk van de druk meer
of minder ingedrukt wordt (doosje van Vidi). Het in meer of in mindere mate indrukken van het doosje heeft een verplaatsing van een daaraan bevestigde wijzer tot gevolg die overgebracht
wordt op een wijzerplaat, waarop de luchtdruk kan worden afgelezen. Veel barometers in huis maken van dit principe gebruik. Op veel van deze huisbarometers is nog een schaalverdeling in millimeters kwikdruk te vinden. |
|
Deze eenheid is eenvoudig om te rekenen in hectopascal door het getal in mm kwikdruk (Hg) met 1,333 te vermenigvuldigen. De gemiddelde atmosferische druk is 76 cm Hg (760 mm Hg) = 1013 hPa = 1,013 bar = 1 atmosfeer. Bij echte kwikbarometers moet in geval van een hoge vereiste nauwkeurigheid rekening worden
gehouden met de veranderende dichtheid van kwik, onder invloed van veranderende temperatuur. |
|
De hoogte waar op een luchtdrukmeter wordt opgehangen heeft invloed op de uitlezing. Als de luchtdruk op de grond 1000 hPa is dan zal deze op een hoogte van 10 mtr een luchtdruk van 998,82 hPa aan geven. Hoe hoger de luchtdrukmeter wordt op gehangen, hoe lager de luchtdruk zal worden. met
deze calculator kan de hoogte correctie worden berekend. |
|
De gebruikte formules voor deze calculator |
|
Bron: National Weather Service |
|